ECLI:NL:TNORDHA:2017:9 Kamer voor het notariaat Den Haag 16-69
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2017:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-04-2017 |
Datum publicatie: | 20-04-2017 |
Zaaknummer(s): | 16-69 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | De klacht bestaat – samengevat – uit de volgende onderdelen: 1. de notaris is niet onafhankelijk geweest in haar taak als notaris; 2. de notaris is niet correct en volledig geweest in haar informatieverstrekking aan klagers als erfgenamen; 3. de notaris is niet bereid geweest om in te gaan op de voor klagers zo belangrijke vraag omtrent haar (vermoedelijke) betrokkenheid bij het onderzoek met betrekking tot het al dan niet wilsbekwaam verklaren van erflaatster ten gunste van de volmacht van haar cliënt [C]; 4. de notaris heeft geen antwoord willen geven op de vraag of er sprake was van een (vriendschappelijke) relatie met haar cliënte [B]; 5. de notaris heeft zich in de procedure ten onrechte voorgedaan als een functionaris die uiterste termijnen bepaalt, selectief omgaat omtrent de rechten en plichten en ook doet voorkomen alsof de wet bepaald heeft dat een verklaring van erfrecht voor een ieder verplicht is; 6. de notaris heeft geweigerd een standpunt in te nemen over, dan wel haar conclusies te trekken waar het de waarschuwingen betreft over haar cliënten [B] en [C]; 7. de notaris heeft klagers op het verkeerde been gezet waar het concreet gaat om het wel of niet tot stand komen van de verklaring van erfrecht. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.
Beslissing d.d. 19 april 2017 inzake de klacht onder nummer 16-69 van:
[klagers],
hierna ook te noemen: klagers,
tegen
[notaris] ,
notaris te [vestigingsplaats],
hierna ook te noemen: de notaris,
advocaat mr. M. Boender-Radder te Den Haag.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht, met bijlagen, ingekomen op 27 oktober 2016,
· volmacht klagers, ingekomen op 7 november 2016,
· het antwoord van de notaris.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2017. Daarbij waren aanwezig klagers en de notaris bijgestaan door haar advocaat mr. M. Boender-Radder. Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.
De feiten
De moeder van klagers, mevrouw [A] (hierna te noemen: erflaatster), is op 27 oktober 2015 overleden. Erflaatster heeft vijf in leven zijnde kinderen achtergelaten, te weten klagers, mevrouw [B] (hierna te noemen: [B]) en de heer [C] (hierna te noemen: [C]).
Op 22 maart 2016 zijn [B] en [C] bij de notaris op kantoor geweest voor een bespreking over het opstellen van een verklaring van erfrecht.
Op 18 april 2016 heeft de notaris aan alle erfgenamen een informatiebrief gestuurd met daarbij een verklaring tot aanvaarding dan wel verwerping.
Opdrachtgevers [B] en [C] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Klagers hebben geen keuze uitgebracht. Op 26 mei 2016 heeft de notaris klagers een herinneringsbrief gezonden.
Op 17 juni 2016 heeft [D] ([D]), mede namens de andere twee klagers, de notaris telefonisch bericht dat klagers voorlopig geen keuze zullen uitbrengen.
Op 28 juni 2016 heeft de notaris nogmaals een brief gestuurd aan klagers met het verzoek hun keuze kenbaar te maken.
Op 11 juli 2016 heeft de notaris een e-mail ontvangen van [D].
Op 19 juli 2016 heeft de notaris op de e-mail van klager gereageerd.
Op 18 augustus 2016 heeft de notaris de verklaring van erfrecht afgegeven. Klagers zijn hier dezelfde dag door de notaris over geïnformeerd.
De klacht en het verweer van de notaris
De klacht bestaat – samengevat – uit de volgende onderdelen:
1. de notaris is niet onafhankelijk geweest in haar taak als notaris;
2. de notaris is niet correct en volledig geweest in haar informatieverstrekking aan klagers als erfgenamen;
3. de notaris is niet bereid geweest om in te gaan op de voor klagers zo belangrijke vraag omtrent haar (vermoedelijke) betrokkenheid bij het onderzoek met betrekking tot het al dan niet wilsbekwaam verklaren van erflaatster ten gunste van de volmacht van haar cliënt [C];
4. de notaris heeft geen antwoord willen geven op de vraag of er sprake was van een (vriendschappelijke) relatie met haar cliënte [B];
5. de notaris heeft zich in de procedure ten onrechte voorgedaan als een functionaris die uiterste termijnen bepaalt, selectief omgaat omtrent de rechten en plichten en ook doet voorkomen alsof de wet bepaald heeft dat een verklaring van erfrecht voor een ieder verplicht is;
6. de notaris heeft geweigerd een standpunt in te nemen over, dan wel haar conclusies te trekken waar het de waarschuwingen betreft over haar cliënten [B] en [C];
7. de notaris heeft klagers op het verkeerde been gezet waar het concreet gaat om het wel of niet tot stand komen van de verklaring van erfrecht. In een eerdere verklaring schrijft de notaris “dat ik geen verklaring van erfrecht kan afgeven, omdat ik geen reactie van drie erfgenamen heb ontvangen”. In een andere brief schrijft de notaris “een verklaring van erfrecht te hebben afgegeven”. Een grotere tegenstelling kunnen klagers zich niet bedenken.
De notaris heeft het volgende aangevoerd. [B] en [C] waren de opdrachtgevers voor het opstellen van de verklaring van erfrecht. [B] en [C] hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Klagers brachten geen keuze uit. Omdat [B] en [C] al beneficiair hadden aanvaard bestond de mogelijkheid om op grond van artikel 4:192 lid 2 (bedoeld zal zijn: lid 4) van het Burgerlijk Wetboek (BW) te constateren dat de nalatenschap beneficiair diende te worden afgewikkeld en zou de verklaring van erfrecht afgegeven kunnen worden. Daar is door de notaris en opdrachtgevers echter niet voor gekozen, omdat bij gebreke aan een boedelvolmacht alle erfgenamen tezamen de nalatenschap dienden af te wikkelen.
In de berichten aan klagers van 28 juni 2016, 19 juli 2016 en 18 augustus 2016 heeft de notaris klagers gewezen op de procedure van artikel 4:192 lid 2 (bedoeld zal zijn: lid 4) BW en gemeld dat gedurende drie maanden zij alsnog de mogelijkheid hebben een keuze uit te brengen en de nalatenschap zuiver te aanvaarden of te verwerpen indien beneficiair aanvaarden niet wenselijk was. De termijn van drie maanden was aangevangen op 28 juni 2016. Er is ook nog gewezen op de gevolgen van verwerping.
De notaris heeft per klachtonderdeel het volgende aangevoerd:
1. de notaris heeft klagers erover geïnformeerd dat de omvang van de nalatenschap niet van belang is voor het opstellen van de verklaring van erfrecht. Het enkele feit dat de notaris de opdracht heeft gekregen voor het opstellen van de verklaring van erfrecht van twee erfgenamen is voldoende. Er is door de notaris nooit beweerd dat een verklaring van erfrecht volgens de wet nodig is. Of de notaris één van cliënten kent is niet relevant. De notaris kende de beide opdrachtgevers in ieder geval niet. Er is niet meer informatie aan de opdrachtgevers verstrekt dan aan klagers. Er is alleen op een aantal momenten overleg geweest met de opdrachtgevers, omdat klagers niet reageerden. Dit is geen schending van de geheimhoudingsplicht en daarbij is ook geen sprake van partijdigheid;
2. er is in onderhavige situatie geen executeur en er zijn geen legitimarissen, want de kinderen zijn niet onterfd. Klager [D] is vertrokken naar Spanje en derhalve is zijn registratie bij de gemeente niet meer bijgehouden. Uit de registratie bleek nog van een huwelijk. Deze gegevens zijn overgenomen in de verklaring van erfrecht. Nadat de notaris was gewezen op de onjuistheid zijn deze gegevens aangepast.
Klagers zijn door de notaris diverse malen geïnformeerd over de gevolgen van het uitblijven van een reactie, zowel voor henzelf als hun kinderen. In aanvulling hierop hebben klagers nog gesteld dat de notaris niet aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan door onjuiste informatie in de verklaring van erfrecht op te nemen;
3. het is de notaris niet duidelijk wat klagers hiermee bedoelen. Voor het opstellen van de verklaring van erfrecht waren overschrijvingen van de bankrekening van erflaatster niet van belang;
4. zie punt 1.;
5. de notaris heeft klagers meerdere malen de mogelijkheid geboden om een keuze te maken. Op grond van artikel 4:192 lid 2 (bedoeld zal zijn: lid 4) BW had de notaris direct een verklaring van erfrecht kunnen afgeven, ware het niet dat dit ook niet de voorkeur van de opdrachtgevers had. De termijnen die zijn gesteld waren in het voordeel van klagers. Zij zijn, mede door de informatie die steeds verstrekt is, juist in de gelegenheid gesteld een, voor hen, juiste afweging te maken en alsnog hun keuze kenbaar te maken. De verklaring van erfrecht is verstrekt aan de opdrachtgevers. Indien klagers de notaris zouden hebben verzocht om een afschrift zou zij deze uiteraard hebben verstrekt.
De notaris is van mening dat zij voldoende informatie heeft verstrekt en dat van partijdigheid geen sprake is.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.
De Kamer overweegt het volgende. Ter zitting is gebleken dat samengevat de klacht betrekking heeft op het niet weigeren van ministerie door de notaris op grond van artikel 21 lid 2 Wna. Klagers hebben gesteld dat zij de notaris hebben gewaarschuwd voor de malversaties gepleegd door [B] en [C] (toe-eigenen goederen en onttrekken gelden van de bankrekening van erflaatster). Door deze handelingen hadden [B] en [C] zuiver aanvaard en konden zij nimmer meer beneficiair aanvaard hebben zoals door de notaris vermeld in de verklaring van erfrecht.
De Kamer is van oordeel dat de klacht ongegrond is. Niet is vast komen te staan dat klagers de notaris uitdrukkelijk hebben gewezen op de door hen gestelde malversaties. De notaris had de opdracht gekregen van [B] en [C] voor het opstellen van een verklaring van erfrecht. Nu niet is komen vast te staan dat de notaris op de hoogte was van de malversaties gepleegd door [B] en [C], wordt aannemelijk geacht dat de notaris, na daartoe onderzoek te hebben gedaan in de Gemeentelijke Basisadministratie en het Centraal Testamentenregister, voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het opstellen van de verklaring van erfrecht. De notaris kan in onderhavige situatie niet verweten worden dat zij geen dienst heeft geweigerd.
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, R.R. Roukema, R.J. Groenhof, H.M. Kolster en R.B. van der Horst.
Deze beslissing is uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.