ECLI:NL:TNORDHA:2017:19 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-38

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2017:19
Datum uitspraak: 20-09-2017
Datum publicatie: 29-09-2017
Zaaknummer(s): 17-38
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met schorsing als notaris
Inhoudsindicatie:   De klacht bestaat uit de volgende onderdelen: 1. zonder toestemming van klager (executeur) heeft de notaris de verkoopopbrengst van de woning uitgekeerd aan de zoon van erflater, terwijl uit het e-mailbericht van klager blijkt dat klager slechts toestemming verleende voor een bedrag van € 25.000,- van de verkoopopbrengst; 2. de notaris heeft een bedrag van € 39.763,94 in depot. Dit bedrag zou de notaris overmaken naar de belastingdienst ter voldoening van erfbelasting, maar dat heeft hij niet gedaan ; 3. de notaris heeft allerlei toezeggingen gedaan om te komen tot een verdeling van de nalatenschap en de gedeeltelijke afwikkeling daarvan, maar is deze toezeggingen niet nagekomen.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 20 september 2017 inzake de klacht onder nummer 17-38 van:

[klager] ,

hierna ook te noemen: klager,

tegen

[notaris],

te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen per e-mail op 10 mei 2017 en per post op 11 mei 2017,

·         het antwoord van de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2017. Daarbij waren aanwezig klager en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Op 10 maart 2012 is de heer [M] (hierna te noemen: erflater) overleden. Erflater was gehuwd met mevrouw [O], maar woonde sinds eind van de jaren ’90 samen met de zuster van zijn echtgenote, mevrouw [X]. Mevrouw [X] is enig erfgenaam. Erflater en mevrouw [O] waren gezamenlijk eigenaar van een woning te [woonplaats]. Op grond van de algehele gemeenschap van goederen is mevrouw [O] gerechtigd tot de boedel. Klager is benoemd tot executeur. De notaris is betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap.

De klacht en het verweer van de notaris

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen:

1. zonder toestemming van klager (executeur) heeft de notaris de verkoopopbrengst van de woning te [woonplaats] uitgekeerd aan de heer [W] (zoon van erflater en mevrouw [O], hierna te noemen: de zoon), terwijl uit het e-mailbericht van klager van 17 juni 2013 blijkt dat klager slechts toestemming verleende voor een bedrag van € 25.000,- van de verkoopopbrengst. De notaris heeft de fout erkend. Klager heeft de notaris aansprakelijk gesteld en gemeld dat de notaris het voorval bij zijn aansprakelijkheidsverzekering moet melden;

2. de notaris heeft blijkens een bericht van 6 februari 2017 aan mevrouw [X] een bedrag van

€ 39.763,94 in depot. Dit bedrag zou de notaris overmaken naar de belastingdienst ter voldoening van erfbelasting, maar dat heeft hij niet gedaan. Bij e-mailbericht van 10 april 2017 heeft klager de notaris toestemming verleend dit bedrag over te maken. Uit een dwangbevel van 9 mei 2017 aan mevrouw [X] blijkt dat de notaris het depot niet heeft uitgekeerd aan de fiscus en dat de fiscus een bedrag van € 74.881,- erfbelasting vordert inclusief rente en kosten;

3. de notaris heeft allerlei toezeggingen gedaan om te komen tot een verdeling van de nalatenschap en de gedeeltelijke afwikkeling daarvan, maar is deze toezeggingen niet nagekomen.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. Wat betreft klachtonderdeel 1 erkent de notaris dat hij tekort is geschoten en dat spijt hem. De notaris had meer en intensiever aandacht aan dit dossier moeten besteden of naar een collega moeten verwijzen. De enige reden die de notaris kan noemen is de economische crisis. Eind 2013/begin 2014 heeft de notaris beide kandidaat-notarissen en een derde medewerker moeten ontslaan. Het kantoor bleek daarna uit het dal te klimmen, maar de werkdruk nam toe.

De notaris heeft inderdaad de verkoopopbrengst van de woning te [woonplaats] conform de instructies van de zoon, handelende als gemachtigde van zijn moeder, aan de zoon overgemaakt. Dat was in afwijking van het normale kantoorbeleid. Omdat er meerdere gerechtigden waren tot de boedel had de notaris een eensluidende opdracht van alle gerechtigden op de verkoopopbrengst nodig. Die eensluidende opdracht ontbrak echter. De zoon had zeer kort voor de eigendomsoverdracht van het pand de notaris instructies gegeven. De instemming van klager (executeur) was gevraagd en aan de zoon was gemeld dat het notariskantoor de toestemming van klager nodig had voor de door hem gewenste uitbetaling. Waarom er toch is uitbetaald in strijd met hetgeen gebruikelijk was kwam doordat het notariskantoor klager niet kon bereiken wegens vakantie en dat de notaris door de zoon mondeling verzekerd werd dat klager op de hoogte was en zonder meer met betaling in zou stemmen. Gelet op de eerdere ontmoeting met beide heren had de notaris geen reden tot twijfelen. Echter, de door de zoon gestelde toestemming bleef uit. Toen klager terugkwam van vakantie bleek dat hij akkoord ging met een uitbetaling van € 25.000,- en dat hij voor verdere uitboekingen eerst meer duidelijkheid wilde over de stand van de boedel. De notaris heeft klager toen op de hoogte gesteld van hetgeen was gebeurd. Uit de daarop volgende gesprekken bleek dat de verhoudingen binnen de kring van nabestaanden minder harmonieus waren dan eerst gedacht. De notaris had dit graag eerder geweten, zodat hij minder goedgelovig had kunnen en moeten zijn.

Overigens rechtvaardigen de in de boedel aanwezige middelen de aanspraak van mevrouw [O] op het overgeboekte bedrag in ruime mate.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt als volgt. Ter zitting heeft de Kamer aan klager gevraagd of de klacht samen te vatten is in het verwijt dat de notaris allerlei toezeggingen heeft gedaan, maar die niet nakomt. Klager heeft hierop bevestigend geantwoord.

Ter zitting heeft de notaris aangevoerd dat hij onlangs het depotbedrag van € 39.763,94 heeft uitgekeerd aan de belastingdienst. Klager heeft daarop verbaasd gereageerd, omdat hij op 25 juli 2017 een aanmaning heeft ontvangen van de belastingdienst, waaruit blijkt dat de vordering op mevrouw [X] nog steeds open staat. De notaris heeft klager tevens niet geïnformeerd over de uitbetaling. Niet is vast komen te staan dat de notaris het bedrag daadwerkelijk heeft overgemaakt naar de fiscus.  De notaris heeft verder ter zitting erkend dat het niet reageren een structureel probleem is. In onderhavige klacht heeft hij ook onvoldoende adequaat gereageerd. De klacht is derhalve gegrond.

Maatregel

Door het tuchtrechtelijk laakbaar nalaten van de notaris is het vertrouwen van klager in het notariaat ernstig geschonden en de notaris heeft door zijn nalaten de eer en het aanzien van het notariaat geschaad. De Kamer concludeert op basis van de eigen verklaring van de notaris ter zitting dat sprake is van een bijzonder verontrustende situatie met betrekking tot de continuïteit van het kantoor.

De notaris heeft erkend dat het nalaten een structureel probleem is in de bedrijfsvoering. De notaris is zich bewust van dit nalaten en probeert er alert op te zijn dit zo min mogelijk te laten voorkomen. Als oplossing voor dit structurele probleem in de bedrijfsvoering ziet de notaris een samenwerking met een ander kantoor. Hiermee is hij momenteel bezig. Nu ter zitting tevens is gebleken dat het de notaris onbekend is waar de depotgelden naartoe zijn uitgeboekt, acht de Kamer zijn handelwijze dusdanig laakbaar dat de Kamer de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken passend en geboden acht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris een schorsing op voor de duur van twee weken;

bepaalt dat de secretaris binnen een maand nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, aan de notaris bij aangetekende brief de datum zal meedelen waarop de opgelegde maatregel van kracht wordt.

Deze beslissing is gegeven door mrs. A.F.L. Geerdes, voorzitter, A.A. Muilwijk-Schaaij, G.A.M. van Lith, R.B. van der Horst en E.S. Voskamp en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2017.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.