ECLI:NL:TNORDHA:2017:17 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-18

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2017:17
Datum uitspraak: 12-07-2017
Datum publicatie: 01-08-2017
Zaaknummer(s): 17-18
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Verweerster negeert de rechten van klaagster. Zij en de partner zijn fiscale partners en dat valt onder het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. De bewindvoerder heeft geen rol bij het doen van aangifte inkomstenbelasting. Klaagster verwijt verweerster dat zij zich niet aan de geldende beroeps- en gedragsregels houdt. Naar derden presenteert verweerster zich als notaris, want zij gebruikt het briefpapier van het notariskantoor, waardoor de indruk wordt gewekt aan instanties dat er een overeenkomst bestaat tussen verweerster en de partner. Dat is misleiding. Verder heeft verweerster zonder toestemming van klaagster als gevolmachtigde van de partner een accountantskantoor een verdeling van inkomsten en aftrekposten laten berekenen voor de aangifte inkomstenbelasting 2016. Ook dwingt verweerster klaagster om samen een bezoek te brengen aan een notariskantoor voor advies. Verweerster geeft verder éénzijdig en onbevoegd instructies aan het accountantskantoor over de verdeling van de inkomsten en aftrekposten met betrekking tot de aangifte inkomstenbelasting 2016. Klaagster en de partner moeten hierdoor meer inkomstenbelasting betalen.  

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 12 juli 2017 inzake de klacht onder nummer 17-18 van:

[klaagster] ,

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: verweerster.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 28 februari 2017,

·         het antwoord van de notaris, met bijlagen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Daarbij waren aanwezig klaagster en de notaris. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door klaagster overgelegde pleitnotities gehecht.

De feiten

Op 17 oktober 1996 hebben klaagster en haar partner, [N] (hierna te noemen: partner) een samenlevingsovereenkomst gesloten, verleden voor mr. [M] te [vestigingsplaats].

Op 5 december 1997 heeft de partner een verkeersongeval gehad. De partner heeft daarbij zwaar hersenletsel opgelopen. Hij verblijft sinds februari 1998 in een verpleeghuis te [vestigingsplaats]. Ten tijde van het ongeval voerden klaagster en de partner een gemeenschappelijke huishouding in de woning aan de [adres] te [woonplaats], welke zij in gemeenschappelijk eigendom hebben.

In 2002 is een bewindvoerder benoemd over het vermogen van de partner.

Klaagster heeft op enig moment verzocht de toenmalige bewindvoerder te ontslaan en haar als zodanig te benoemen. Nadat de rechtbank Rotterdam dat verzoek afwees, is bij beschikking van het gerechtshof ’s-Gravenhage op 15 december 2010 een opvolgend beschermingsbewindvoerder benoemd.

Klaagster heeft op 13 augustus 2013 een verzoek ingediend tot ontslag van die opvolgend bewindvoerder. Het verzoek is afgewezen. Klaagster heeft hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 26 november 2014 heeft het gerechtshof Den Haag het volgende beslist:

“Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:

ontslaat (…);

benoemt met ingang van de datum van deze beschikking [notaris], (…), tot eerste bewindvoerder over het vermogen van [N], voornoemd, en bepaalt dat zij zelfstandig bevoegd is de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende te behartigen;

benoemt met ingang van de datum van deze beschikking [G] tot tweede bewindvoerder over [N], voornoemd, en bepaalt dat zij slechts tezamen met [notaris] bevoegd is de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende te behartigen;

(…)”.

De klacht en het verweer van de notaris

Klaagster stelt dat zij en de partner in de notariële samenlevingsovereenkomst over en weer elkaar volmacht hebben verleend voor het verrichten van zaken met betrekking tot de gewone gang van de huishouding. Klaagster is als gevolmachtigde tekeningsbevoegd en handelingsbevoegd. Verweerster negeert de rechten van klaagster. Zij en de partner zijn fiscale partners en dat valt onder het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. De bewindvoerder heeft geen rol bij het doen van aangifte inkomstenbelasting.

Klaagster verwijt verweerster dat zij zich niet aan de geldende beroeps- en gedragsregels houdt. Naar derden presenteert verweerster zich als notaris, want zij gebruikt het briefpapier van het notariskantoor, waardoor de indruk wordt gewekt aan instanties dat er een overeenkomst bestaat tussen verweerster en de partner. Dat is misleiding.

Verder heeft verweerster zonder toestemming van klaagster als gevolmachtigde van de partner aan [X] accountants & adviseurs (hierna: accountantskantoor) een verdeling van inkomsten en aftrekposten laten berekenen voor de aangifte inkomstenbelasting 2016. Hier kwam klaagster bij toeval achter toen zij een factuur ontving voor fiscale werkzaamheden in opdracht van de notaris. Verweerster heeft daarbij ter inzage bankafschriften van klaagster opgevraagd aan het accountantskantoor voor een pro forma fiscaal rapport Inkomstenbelasting 2015 op naam van de partner als alleenstaande. Verweerster schaadt klaagster en de partner daarmee vermogensrechtelijk. De factuur is vervolgens door verweerster onbevoegd betaald, aangezien verweerster dit van de bankrekening van de partner heeft betaald, terwijl de partner niet in staat is om een berekening als alleenstaande te verzoeken.

Ook dwingt verweerster klaagster om samen een bezoek te brengen aan [B] notarissen te [vestigingsplaats] voor advies.

Verweerster geeft verder éénzijdig en onbevoegd instructies aan het accountantskantoor over de verdeling van de inkomsten en aftrekposten met betrekking tot de aangifte inkomstenbelasting 2016. Klaagster en de partner moeten hierdoor meer inkomstenbelasting betalen.

Verweerster heeft het volgende aangevoerd. Als eerste bewindvoerder mag verweerster het accountantskantoor verzoeken om haar inlichtingen te verschaffen omtrent de totstandkoming van de ingediende aangifte inkomstenbelasting 2015. Ook mag verweerster vragen om een berekening waaruit blijkt wat de fiscale gevolgen voor rechthebbenden zouden zijn geweest indien de aftrekposten op een andere wijze waren verdeeld. Klaagster heeft daar niets over te zeggen.

Bij aanvang van de bewindvoering heeft verweerster van de vorige bewindvoerder een overzicht ontvangen met openstaande geschilpunten. Sindsdien is verweerster in gesprek met klaagster om tot een oplossing van de geschilpunten te komen. Klaagster blijft maar wijzen naar de samenlevingsovereenkomst en haar uitleg ervan die er toe zou leiden dat:

1. zij het door haar beheerde arbeidsongeschiktheidspensioen van haar partner niet hoeft terug te geven c.q. niet hoeft te verantwoorden hoe zij het aan het vermogen van haar partner onttrokken bedrag van € 18.000,- ten behoeve van hem heeft besteed;

2. de belastingaangifte op een dusdanige manier wordt ingericht dat de partner niet hoeft terug te betalen en klaagster belastinggeld terugkrijgt zonder dat vervolgens in onderling overleg een verrekening plaatsvindt;

3. de partner meebetaalt aan de vaste lasten met betrekking tot de woning, maar klaagster niet bijdraagt aan de huisvestingskosten van de partner.

Verweerster heeft getracht op allerlei manieren klaagster tegemoet te komen, maar klaagster gaat nergens op in.

Verder heeft verweerster aangevoerd dat zij notaris is. Eén van de werkzaamheden die zij als notaris verricht is het zijn van bewindvoerder en/of curator. Dat is geen andere praktijk. Als er brieven worden verstuurd, ondertekent verweerster in de hoedanigheid van notaris. De bevoegdheid om informatie op te vragen blijkt uit de beschikking van de rechtbank waarbij de notaris tot bewindvoerder is benoemd.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De Kamer overweegt het volgende. De notaris treedt in de kwesties met betrekking tot het vermogen van de partner op in een andere hoedanigheid dan die van notaris, namelijk die van (beschermings-)

bewindvoerder. Bij dit optreden blijft voor haar het notariële tuchtrecht gelden, met dien verstande dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten eerst kan worden gesproken indien zij zich bij het vervullen van de functie van beschermingsbewindvoerder zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in het notariaat wordt geschaad – daarmee zou zij handelen zoals een behoorlijk notaris niet betaamt. Het handelen van verweerster dient aan deze norm te worden getoetst.

Dat zij op briefpapier van haar kantoor (“mr. [notaris | notaris”) brieven stuurt, maakt dat niet anders. Verweerster is door het gerechtshof benoemd, met daarbij ook de vermelding ‘notaris’. Die term is wellicht gebruikt om kennis of attitude van de nieuwe bewindvoerder te benadrukken, maar het maakt geen andere tuchtnorm van toepassing.

De verwijten die klaagster verweerster maakt zien alle op hetgeen zij als beschermingsbewindvoerder doet. Het toezicht op beschermingsbewindvoerders is echter niet bij de Kamer voor het Notariaat belegd. Ook in dat toezicht is derhalve geen grond te vinden voor een andere toe te passen norm.

Hoe het handelen als bewindvoerder ook zou moeten worden beoordeeld, de verweten gedragingen kunnen geen van alle het oordeel dragen dat verweerster het vertrouwen in het notariaat heeft geschaad of anderszins heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk notaris niet betaamt. Zo is de omstandigheid dat zij het briefpapier van haar kantoor gebruikt daarvoor, ook gezien de tekst van het benoemingsarrest, niet voldoende. Dat zij als bewindvoerder – die in beginsel enkel de belangen van de onderbewindgestelde te dienen heeft, ook als die belangen botsen met de belangen van anderen, zoals klaagster – informatie heeft opgevraagd of beslissingen heeft genomen over de aangifte inkomstenbelasting van de partner is daarvoor ook geenszins voldoende.

De klacht is derhalve ongegrond.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.H.M. Smelt, voorzitter, A.A. Muilwijk-Schaaij, R.J. Groenhof, J.P. van Loon en R.B. van der Horst.

Deze beslissing is door mr. G.P. van Ham en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.