ECLI:NL:TNORDHA:2017:13 Kamer voor het notariaat Den Haag 17-05

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2017:13
Datum uitspraak: 14-06-2017
Datum publicatie: 26-06-2017
Zaaknummer(s): 17-05
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris grove nalatigheid bij het opstellen van het testament van oma in 2008. De notaris had oma er op moeten wijzen dat door het verstrijken van jaren waarin de erfenis van erflater niet verdeeld zou zijn, de erfdelen van de kleinkinderen door het rentepercentage steeds kleiner zouden worden en de erfdelen van [T] en [V] steeds groter.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 14 juni 2017 inzake de klacht onder nummer 17-05 van:

[klagers],

hierna ook te noemen: klagers,

gemachtigde [V] sr.,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

Het procesverloop

De Kamer heeft kennisgenomen van:

-de klacht, met bijlagen, ingekomen op 12 januari 2017,

-volmacht van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige klagers [A] [B] [C] en [D], ingekomen op 2 februari 2017,

-het antwoord van de notaris, met bijlagen.

Op 14 oktober 2015 heeft de Kamer uitspraak gedaan in een klacht van de vader van klagers, de heer [V] (hierna: [V]), tegen de notaris. Het verwijt aan de notaris was toen dat de notaris geen akte van verdeling opstelt. De Kamer heeft deze klacht ongegrond verklaard. Klager is hiertegen in hoger beroep gegaan. Bij tussenbeslissing van 15 maart 2016 heeft het Hof bepaald dat er een nieuwe mondelinge behandeling zou worden gehouden op een nader te bepalen datum. Bij eindbeslissing van 23 augustus 2016 heeft het Hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de notaris te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding en heeft de bestreden beslissing bevestigd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Daarbij waren aanwezig klager de heer [V] jr. bijgestaan door zijn moeder, en de notaris bijgestaan door kantoorgenoot [P]. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt met daaraan de door beide partijen overgelegde pleitnotities gehecht.

De feiten

Op 21 februari 2001 is de opa van klagers, de heer [erflater] (hierna te noemen: erflater), overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden in gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw [F] (hierna te noemen: oma). Samen hadden zij twee kinderen, te weten mevrouw [T] (hierna: [T]) en de vader van klagers ([V]). Op 5 november 1991 heeft erflater een testament gemaakt voor [L], notaris te [vestigingsplaats]. In het testament is bepaald dat indien oma zou overlijden of de vrije beschikking zou verliezen over haar vermogen de aan de erfgenamen ([T] en [V]) schuldig erkende bedragen (erfdelen) opeisbaar zouden worden. Over het schuldig erkende bedrag is een rente verschuldigd van 6%.

Op 3 juli 2008 heeft de notaris een testament opgesteld en gepasseerd voor oma. In het testament heeft oma [V] en [T] onterfd tot hun legitieme portie van 25%. Voor de resterende 50% heeft oma klagers (kleinkinderen) benoemd tot erfgenamen ieder voor een gelijk deel van 12,50%.

Oma is inmiddels ook overleden. Zowel de nalatenschap van erflater als van haar zijn tot op heden niet verdeeld.

De klacht en het verweer van de notaris

Klagers verwijten de notaris grove nalatigheid bij het opstellen van het testament van oma in 2008. De notaris had oma er op moeten wijzen dat door het verstrijken van jaren waarin de erfenis van erflater niet verdeeld zou zijn, de erfdelen van de kleinkinderen door het rentepercentage steeds kleiner zouden worden en de erfdelen van [T] en [V] steeds groter. Het was de bedoeling van oma om, zo heeft zij hen herhaaldelijk verklaard, een bijdrage te leveren aan de eerste moeilijke jaren van financiële onafhankelijkheid en studiekosten van de kleinkinderen. Als de notaris oma hierop had gewezen, was oma zeker snel overgegaan tot verdeling van de nalatenschap van erflater.

Klagers verzoeken om veroordeling van de schade in verband met de misgelopen erfenis.

De notaris heeft het volgende aangevoerd. De notaris vreest dat onderhavige klacht de zoveelste poging van [V] is om zijn gelijk te halen, maar nu over de rug van zijn (minderjarige) kinderen. [V] geeft als vader, uitoefenende het gezag over zijn twee minderjarige kinderen, een volmacht aan zijn twee meerderjarige kinderen om de minderjarige kinderen te vertegenwoordigen in de klacht, terwijl de meerderjarige kinderen zich in onderhavige klacht laten bijstaan door hun vader als “pro deo raadsman” en waarbij alle correspondentie aan het adres van [V] moet worden gericht. De klacht gaat eigenlijk over hetzelfde als waarover [V] eerder heeft geklaagd en welke klacht daarna door het Hof ongegrond is verklaard.

Klagers weten al jaren dat er een testament is van oma. De vervaltermijn is van toepassing. Klagers dienen derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard.

Het is onjuist dat de notaris oma niet heeft gewezen op de onverdeelde nalatenschap van erflater. Zowel in de brief van 4 september 2001 als van 28 mei 2008 heeft de notaris oma gewezen op het feit dat er nog een verdeling diende plaats te vinden in de nalatenschap van erflater. Dat die verdeling er (16 jaar na het overlijden van erflater) nog niet is gekomen, hebben klagers met name te danken aan hun vader die met iedereen ruzie maakt en tegen iedereen klachten indient.

Volgens de notaris traineert [V] de verdeling, omdat op die manier zijn erfdeel groter wordt. Met behulp van de notaris zijn de vaderlijke erfdelen uitgerekend en hebben [V] en [T] overeenstemming bereikt. Als zelfstandig bevoegd executeur had [V] in de nalatenschap van oma de schulden van haar nalatenschap kunnen voldoen en had hij zijn vordering met rente kunnen innen, zodat de rente-aangroei er niet meer zou zijn en klagers niet verder zouden worden benadeeld.

Klagers gaan verder voorbij aan het feit dat het testament van erflater voorzag in de bescherming van oma in die zin dat zij in principe zo lang zij leefde het vaderlijk erfdeel niet hoefde uit te keren aan de kinderen. De bedoeling van erflater was dat oma een schuld zou houden aan haar kinderen ter grootte van hun erfdeel, over welke schuld vervolgens een rente zou lopen.

Ten tijde van het maken van haar testament deed oma aan vermogensoverheveling door middel van schenkingen.

Klagers mogen dankbaar zijn dat oma hen in haar testament heeft opgenomen. Het testament wijkt af van de wet en is gunstig voor klagers. De intentie van het testament van oma was niet het bevoordelen van haar kleinkinderen. De echte intentie kan de notaris echter niet melden vanwege zijn geheimhoudingsplicht.

De notaris treft geen blaam, zodat een veroordeling tot schadevergoeding helemaal niet aan de orde is.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt.

Klagers hebben verzocht om toekenning van schadevergoeding. Klagers zullen in dit verzoek niet ontvankelijk worden verklaard, omdat in een tuchtprocedure geen grondslag bestaat om een schadevergoeding toe te kennen.

Vast is komen te staan dat de eerder door [V] ingediende klacht door het Hof ongegrond is verklaard. [V] verweet in die klacht dat de notaris geen akte van verdeling opstelde. In de onderhavige klacht staat [V] klagers bij als hun pro deo raadsman (zie klaagschrift). Verder blijkt uit de pleitnotitie die ter zitting door klagers is overgelegd, dat de pleitnotitie onder [V]s naam is ingediend (“Uit naam van mijn vader, mijn moeder en mijn 4 kinderen, [V] sr.”). Uit het testament van oma blijkt tevens dat hetgeen klagers is nagelaten onder bewind is komen te staan tot hun 23e jaar. [V] is benoemd tot bewindvoerder.

Naar vaste jurisprudentie van het hof geldt in het tuchtrecht de regel dat na behandeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet nog eens kan worden behandeld. Dit ne-bis-in-idem-beginsel leidt ertoe, dat als kan worden gesproken van “hetzelfde feit”, de beoordeling van de eerdere klacht aan een nieuwe tuchtrechtelijke beoordeling van hetzelfde handelen van de notaris in de weg staat. Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet opnieuw kan worden beoordeeld. Er kan dus niet met succes herhaaldelijk over éénzelfde gedraging worden geklaagd. De notaris mocht er na de behandeling van de zaak die heeft geleid tot de beslissing van het hof van 23 augustus 2016 van uitgaan dat de zaak tuchtrechtelijk was afgedaan. De onderhavige klacht hangt zozeer samen met de klacht die deze Kamer (en het Hof) in een eerder stadium heeft behandeld, zodat er geen sprake kan zijn van een nieuwe klacht, maar van een herhaalde klacht en klagers niet ontvankelijk zijn (Hofbeslissing ECLI:NL:GHAMS:2016:247).

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart klagers niet ontvankelijk in hun verzoek om de notaris te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding;

verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, A.A. Muilwijk-Schaaij, R.J. Groenhof, J.P. van Loon en H.M. Kolster.

Deze beslissing is uitgesproken door mr. G.P. van Ham en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2017.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.