ECLI:NL:TNORDHA:2017:10 Kamer voor het notariaat Den Haag 16-54
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2017:10 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-06-2017 |
Datum publicatie: | 26-06-2017 |
Zaaknummer(s): | 16-54 |
Onderwerp: | Registergoed |
Beslissingen: | Klacht niet-ontvankelijk |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij opzettelijk, herhaald onzorgvuldig gedrag heeft getoond, hetwelk overbodige kosten en vermogenschade heeft veroorzaakt. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan publieke misleiding. Door voor één en dezelfde transactie zonder transparantie een dubbel honorarium te declareren en de opdrachtgever met voorkennis heeft bevoordeeld, heeft de kandidaat-notaris ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen van klager in het ambt van notaris. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 14 juni 2017 inzake de klacht onder nummer 16-54 van:
[klager] ,
hierna ook te noemen: klager,
tegen
[kandidaat-notaris],
kandidaat-notaris te [vestigingsplaats],
hierna ook te noemen: de kandidaat-notaris,
advocaat: mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.
De procedure
De Kamer heeft kennisgenomen van:
· de klacht, met bijlage, ingekomen op 27 mei 2016 bij de Kamer voor het notariaat te Amsterdam ,
· fax klager van 13 juli 2016,
· het antwoord van de notaris, met bijlagen,
· e-mailberichten van klager van 10 november 2016, 23 november 2016, 13 december 2016, 23 april 2017, 25 april 2017, 26 april 2017,
· aanvullende productie van de kandidaat-notaris, ingekomen op 8 mei 2017.
Het procesverloop
De voorzitter van de Kamer voor het notariaat te Amsterdam heeft op 6 juni 2016 de president van het Gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu onderhavige klacht betrekking heeft op hetzelfde veilingdossier als de klacht van klager tegen notaris mr. [T]. De klacht betreft een veilingdossier dat onder de verantwoordelijkheid valt van mr. [T]. Aangezien de klachten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en mr. [T] lid is van de Kamer te Amsterdam heeft de president van het Gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 2 Wet op het notarisambt (hierna te noemen: Wna) bij beslissing van 23 juni 2016 de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klacht te belasten.
De Kamer heeft de klacht tegen mr. [T] bij beslissing van 16 december 2015 ongegrond verklaard en het Hof heeft bij beslissing van 26 juli 2016 de beslissing van de Kamer bevestigd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 mei 2017. Daarbij waren aanwezig de kandidaat-notaris bijgestaan door mr. T.J.P. Jager en kantoorgenoot van de kandidaat-notaris mr. [T]. Klager had eerder al aangegeven niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn in verband met verblijf in het buitenland. Van het verhandelde is procesverbaal opgemaakt met daaraan de door de kandidaat-notaris overgelegde pleitnotities gehecht.
De feiten
Klager heeft in 2007 een hypotheek verstrekt aan de ING Bank N.V. (hierna: ING) op onder meer het pand [A] (verder: het pand) tot zekerheid voor de terugbetaling van verplichtingen die klager jegens de ING had of zou krijgen.
Sinds 1983 woont klager in de USA.
In 2013 is een geschil ontstaan tussen klager en de ING over tussentijdse opzegging door ING van een hypothecair consumentenkrediet van ongeveer € 300.000,-, waarbij ING gehele aflossing verzoekt. Aangezien klager ouder is dan 60 jaar, niet ingezetene is en geen box 1 vermogen heeft, is elders herfinancieren niet mogelijk.
In 2013 is de lening van klager in beheer gekomen bij de afdeling Bijzonder Beheer van de ING, aangezien klager zijn verplichtingen uit de leningsovereenkomst niet meer volledig na kwam. Ruim 1,5 jaar heeft de ING getracht met klager tot een oplossing te komen.
In augustus 2014 besluit klager, met instemming van de ING, het verhuurde pand te verkopen.
Op 27 november 2014 heeft klager een koopovereenkomst gesloten met [P], ten aanzien van het pand. Deze koopovereenkomst was opgesteld door [kantoornaam en vestigingsplaats].
Begin december 2014 stuurt klager de ondertekende koopovereenkomst met [P], naar de ING.
Bij brief van 4 december 2014 bericht ING klager dat zij een veilingprocedure gaat starten.
Daarna sluit klager een koopovereenkomst met de heer [U] (verder [U]) inzake het pand. Op 12 december 2014 heeft klager per e-mail aan ING bericht dat op die datum een tweede koopovereenkomst is getekend met [U].
Op 19 december 2014 heeft de ING de notaris de opdracht tot veiling verstrekt.
Op 7 januari 2015 heeft de notaris klager bericht dat hij de opdracht tot het starten van een veilingprocedure heeft ontvangen en dat de veilingdatum is vastgesteld op 19 maart 2015.
Bij e-mailbericht van 21 januari 2015 bericht [naam medewerker] van [kantoornaam] aan de notaris dat zij de eigendomsoverdracht van het pand aan het [A] in behandeling heeft, dat de koper de op 12 december 2014 getekende koopovereenkomst op 20 januari 2015 aan hem heeft gemaild, dat de koopovereenkomst definitief is, de termijn voor het inroepen van de ontbindende voorwaarde voor de financiering is verstreken, dat de verkoopopbrengst – zoals de heer [klager] aangeeft - € 350.000, - zal bedragen en als datum juridische levering is overeengekomen 28 februari 2015.
De notaris heeft [kantoornaam]op 21 januari 2015 bij e-mail verzocht een kopie van de koopovereenkomst aan ING te sturen.
Klager stuurt daarna de volgende e-mail aan de notaris:
“(…)
er gaat geen copy koopovereenkomst naar ing niet naar [kantoornaam] en niemand anders
(…)”.
Op 23 januari 2015 heeft de notaris van klager de koopovereenkomst met [P] ontvangen.
Bij brief van 26 februari 2015 heeft de advocaat van de ING klager laten weten dat de ING de veiling voortzet.
Op 4 maart 2015 heeft mr. [Y], notaris bij [kantoornaam en vestigingsplaats] een akte van levering gepasseerd, waarbij klager het pand aan [U] in eigendom heeft overgedragen.
Uit de verkoopopbrengst is de vordering van de ING, waarin begrepen alle veilingkosten, voldaan waarna de veilingprocedure is stopgezet.
De klacht en het verweer van de kandidaat-notaris
Klager verwijt de kandidaat-notaris dat zij opzettelijk, herhaald onzorgvuldig gedrag heeft getoond, hetwelk overbodige kosten en vermogenschade heeft veroorzaakt. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan publieke misleiding. Door voor één en dezelfde transactie zonder transparantie een dubbel honorarium te declareren en de opdrachtgever met voorkennis heeft bevoordeeld, heeft de kandidaat-notaris ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen van klager in het ambt van notaris.
De kandidaat-notaris had middels de recherche bij het Kadaster bekend moeten zijn met de voorlopige koopcontracten van begin december 2014. Op 21 januari 2015 werd de mededeling van [kantoornnaam] en dat de koop definitief was genegeerd, en werden de voorbereidingen op de veiling onverwijld voortgezet. De kandidaat-notaris had de werkzaamheden voor de veiling tijdelijk moeten staken, totdat de termijn van 28 februari 2015 (transportdatum) was verstreken.
Verder brengt de kandidaat-notaris een dubbel honorarium in rekening zonder enige transparantie naar klager.
Op 15 maart 2015, nadat de vordering aan ING is voldaan, stuurt de kandidaat-notaris de volgende e-mail aan diverse ING medewerkers en haar kantoorgenoten “het is [naam klager] gelukt de veiling te frustreren”.
De kandidaat-notaris heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft eerder een klacht ingediend over dezelfde feiten tegen mr. [T]. De Kamer heeft de klacht bij beslissing van 16 december 2015 ongegrond verklaard en het Hof heeft bij beslissing van 26 juli 2016 de beslissing van de Kamer bevestigd. De kandidaat-notaris is van mening dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Er kan niet met succes herhaaldelijk over dezelfde gedragingen van een notaris en zijn medewerkers in dezelfde zaak worden geklaagd.
De kandidaat-notaris heeft inhoudelijk gereageerd op de klacht in haar verweerschrift. Voor zover van belang zal dat hierna besproken worden.
De beoordeling van de klacht
Ter beoordeling van de Kamer staat of de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een kandidaat-notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als kandidaat-notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk kandidaat-notaris niet betaamt.
De Kamer oordeelt dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Volgens vaste rechtspraak van het Hof geldt in het notariële tuchtrecht het ne-bis-in-idem-beginsel. Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet opnieuw kan worden beoordeeld. Er kan dus niet met succes herhaaldelijk over éénzelfde gedraging worden geklaagd. De onderhavige klacht hangt zozeer samen met de klacht die deze Kamer (en het Hof) in een eerder stadium heeft behandeld, zodat er geen sprake kan zijn van een nieuwe klacht, maar van een herhaalde klacht en klager niet ontvankelijk is (Hofbeslissing ECLI:NL:GHAMS:2016:247).
De beslissing
De Kamer voornoemd:
verklaart klager niet ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, A.A. Muilwijk-Schaaij, R.J. Groenhof, J.P. van Loon en H.M. Kolster.
Deze beslissing is uitgesproken door mr. G.P. van Ham en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2017.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.