ECLI:NL:TNORARL:2017:50 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/321411 KL RK 17-66

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:50
Datum uitspraak: 01-11-2017
Datum publicatie: 01-12-2017
Zaaknummer(s): C/05/321411 KL RK 17-66
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klagers verwijten de notaris dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking van 2011 van het huis van moeder, terwijl de notaris dit wel had toegezegd. Nu de notaris dit heeft nagelaten, hebben klagers over een te hoge waarde van de woning successierechten betaald. Tijdens de procedure is vast komen te staan dat klagers in ieder geval in 2013 bekend waren met het feit dat de notaris geen bezwaar had ingediend tegen de WOZ-beschikking 2011. Nu klagers hierover pas in 2017 hebben geklaagd, is de termijn van drie jaar genoemd in artikel 99 lid 15 Wna verstreken. De kamer verklaart klagers op dit klachtonderdeel niet ontvankelijk. Daarnaast stellen klagers dat door nalatigheid van de notaris, zij niet de gewenste informatie van ING hebben gekregen. Klagers hebben hier eerder over geklaagd bij de kamer. Deze klacht is behandeld door de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam en heeft ertoe geleid dat tussen de notaris en klagers is afgesproken dat de notaris aan klagers een machtiging zou verstrekken om informatie op te vragen bij ING. Klagers zouden hun klacht intrekken, nadat de notaris de gevraagde machtiging zou hebben verstrekt. De gevraagde machtiging is door de notaris opgesteld en aan klagers toegezonden. Gelet op het voorgaande constateert de kamer dat al eerder is geoordeeld over dit klachtonderdeel. Derhalve verklaart de kamer klagers op grond van het ne-bis-in-idem- beginsel niet ontvankelijk met betrekking tot dit klachtonderdeel. Voorts verzoeken klagers de kamer om een overgelegde specificatie van de declaratie van de notaris te bekijken. Klagers wijzen op het feit dat er meerdere handschriften op de specificatie staan, er veranderingen zijn aangebracht en er stukken zijn gewist. Daarnaast wijzen zij op het honorarium van een gedefungeerd notaris. Met betrekking tot de door klagers gedane constateringen dat er meerdere handschriften op de specificatie staan, er veranderingen zijn aangebracht en er stukken zijn gewist, is naar het oordeel van de kamer niet gebleken dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld, omdat met de genoemde constateringen door de notaris geen afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 55, lid 1 Wna opgenomen verplichting. De klacht wordt op dit punt ongegrond verklaard. Ingevolgde artikel 55, lid 2 Wna is de geschillencommissie Notariaat ingesteld. Deze commissie behandelt klachten over de hoogte van een rekening van een notaris. Voor zover de klacht ziet op het honorarium van een gedefungeerd notaris, verklaart de kamer klagers derhalve niet-ontvankelijk in hun klacht. Tot slot vragen klagers zich af waarom de notaris lange tijd nodig heeft om te antwoorden op vragen van klagers. Met betrekking tot de uitbetaling van het saldo bij ING heeft de notaris naar het oordeel van de kamer voldoende voortvarend en daarom niet klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard. Daarnaast merkt de kamer op dat uit de stukken niet is gebleken dat de notaris met betrekking tot andere kwesties niet of te traag met klagers heeft gecommuniceerd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN


Kenmerk: C/05/321411 / KL RK 17-66

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[…] en […]

wonende te […] respectievelijk […],

hierna zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk te noemen: klagers

tegen

[…],

notaris te […],

hierna te noemen: de notaris.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

- de klacht, met bijlagen, van 22 mei 2017, ingekomen door tussenkomst van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam;

- het verweer van de notaris van 28 juni 2017.

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 27 september 2017 behandeld, waarbij zijn verschenen klagers enerzijds en de notaris anderzijds.

2. De feiten

2.1 Op 25 mei 2011 is mevrouw [ A ] (hierna: moeder) overleden. Moeder liet als haar erfgenamen achter haar vier zoons, onder wie klagers. Tot haar nalatenschap behoorden onder meer het woonhuis aan de [ adres ] hierna: de woning) en een aantal spaar- en betaalrekeningen, welke rekeningen werden aangehouden bij ING Bank N.V. (hierna: ING).

2.2 De notaris is benoemd tot executeur van de nalatenschap van moeder. Sedert medio december 2011 is de heer [ D ] (hierna: D), medewerker van het kantoor van de notaris, belast met de afwikkeling van de nalatenschap van moeder.

2.3 Voor de aangifte erfbelasting is de woning in aanmerking genomen voor de

WOZ-waarde belastingjaar 2011 met als peildatum 1 januari 2010 ten bedrage van

€ 559.000,00.

2.3.1 Bij brief van 4 mei 2012 heeft [ D ] aan klagers aangegeven dat hij bezwaar zal aantekenen bij de gemeente Arnhem tegen de WOZ-aanslag 2011.

2.3.2 Op 14 juni 2012 heeft [ D ] de bij de verkoop van de woning betrokken makelaar verzocht om gegevens aan te dragen van vergelijkbare verkochte objecten, waaruit blijkt dat de WOZ-waarde 2011 met als peildatum 1 januari 2010 te hoog is, onder de mededeling dat hij voornemens is alsnog bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag WOZ 2011. Op 3 augustus 2012 heeft deze makelaar een overzicht van de in de periode tussen

1 oktober 2009 en 1 oktober 2010 verkochte panden in de omgeving van de woning aan [ D ] verstrekt.

2.3.3 In de brief van 30 oktober 2012 van [ D ] aan klagers staat vermeld dat [ D ] in juli van dat jaar overleg heeft gepleegd met de betrokken makelaar om alsnog bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag onroerende zaakbelasting 2011. In de brief wordt aangegeven dat er geen vergelijkbare verkoopgegevens bleken te zijn op basis waarvan met een redelijke kans op succes bezwaar kon worden aangetekend.

2.3.4 In de brief van 29 mei 2013 van [ D ] aan klagers staat vermeld dat [ D ] tot de conclusie is gekomen dat het geen zin had om bezwaar aan te tekenen tegen de aanslag WOZ 2011, omdat aan de hand van de vergelijkbare gegevens niet aangetoond zou kunnen worden dat de aanslag te hoog was.

2.4 In 2015 hebben klagers een klacht ingediend bij de kamer voor het notariaat over het handelen van de (medewerker van de) notaris met betrekking tot het opvragen van door klagers gewenste informatie bij ING. Die klacht is behandeld door de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam.

2.5 Op 26 april 2016 heeft [ D ] op hun verzoek aan klagers een urenverantwoording verzonden inzake de afwikkeling van de nalatenschap over de periode van 13 mei 2011 tot en met november 2013.

2.6 Begin april 2017 is tussen de erfgenamen overeenstemming bereikt over de uitbetaling van de resterende saldi op de bij ING aangehouden spaar- en betaalrekeningen. Op 11 april 2017 heeft de notaris klagers hierover geïnformeerd. In haar brief geeft de notaris aan dat zij ING heeft verzocht om de betaalrekening en de profijtrekening op te heffen en de saldi naar de derdengeldenrekening over te maken. Zodra de bedragen binnen zouden zijn, zou de notaris aan ieder van de erfgenamen een/vierde gedeelte overmaken.

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

i) Klagers stellen dat het kantoor van de notaris bezwaar zou maken tegen de WOZ-beschikking van 2011 betreffende het huis van moeder. Nu het kantoor van de notaris dit heeft nagelaten, hebben klagers over een te hoge waarde van de woning successierechten betaald.

ii) Klagers stellen dat door nalatigheid van het kantoor van de notaris, zij niet verder zijn gekomen bij ING. Daarom hebben zij in 2015 een klacht ingediend tegen de (medewerker van de) notaris. Naar aanleiding van die klacht hebben klagers van de notaris een machtiging gekregen om de door hen gewenste informatie bij ING op te vragen. ING heeft niet aan het verzoek van klagers voldaan, omdat de termijn verstreken was. Klagers verwijten de notaris dat door inadequaat handelen van het kantoor van de notaris, zij nul op rekest hebben gekregen bij ING.

iii) Klagers verzoeken de kamer om de overgelegde specificatie van de declaratie van de notaris te bekijken. Dit klachtonderdeel valt uiteen in de volgende subonderdelen:

a) Klagers wijzen op het feit dat er meerdere handschriften op de specificatie staan, er veranderingen zijn aangebracht en er stukken zijn gewist.

b) Daarnaast wijzen zij op het honorarium van een gedefungeerd notaris.

iv) Klagers vragen zich af waarom het kantoor van de notaris weken c.q. maanden nodig heeft om te antwoorden op vragen van klagers. Hierbij verwijzen klagers tevens naar klachtonderdeel ii. Als voorbeeld halen klagers de kwestie aan waarbij de notaris vier weken nodig had om het in depot gehouden geld, na goedkeuring van alle erven, over te maken.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ter zitting hebben klagers de vraag gesteld waarom de klacht door de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden wordt behandeld, terwijl een eerdere klacht van klagers tegen de notaris is behandeld door de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam.

4.2.1 Op grond van artikel 94 lid 4 Wna bestaat elke kamer voor het notariaat uit een voorzitter en vier leden. Lid 7 van artikel 94 Wna bepaalt dat twee leden notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn en dat twee of meer plaatsvervangers worden aangewezen. Deze leden en plaatsvervangers worden voor de tijd van vier jaren benoemd.

4.2.2 Toen klagers in 2015 een klacht indienden tegen de (medewerker van de) notaris, was de notaris plaatsvervangend lid van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Artikel 99, lid 2 Wna bepaalt dat indien een klacht is ingediend met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamer voor het notariaat die notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn, de voorzitter van de kamer de president van het gerechtshof Amsterdam verzoekt om een andere kamer aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. Ten tijde van de klacht uit 2015 is om die reden de kamer voor het notariaat in Amsterdam belast met de behandeling van die klacht.

4.2.3 Thans is de notaris niet langer plaatsvervangend lid van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, omdat de termijn genoemd in artikel 94, lid 7 Wna is verstreken. Daarom kan op grond van artikel 99, lid 1 Wna de klacht worden behandeld door de kamer voor het notariaat waaronder de notaris ressorteert, in het onderhavige geval de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

Klachtonderdeel i

4.3 Klagers stellen dat het kantoor van de notaris bezwaar zou maken tegen de WOZ-beschikking van 2011 betreffende het huis van moeder. Nu het kantoor van de notaris dit heeft nagelaten, hebben klagers over een te hoge waarde van de woning successierechten betaald.

4.3.1 De notaris voert het volgende verweer. Met medeweten van klagers is de gemeente Arnhem verzocht om een nieuwe waardebeschikking 2011 met bijbehorend taxatieverslag af te geven. Vervolgens is de betrokken makelaar verzocht om gegevens aan te dragen van vergelijkbare verkochte objecten, waaruit blijkt dat de WOZ-waarde 2011 met als peildatum 1 januari 2010 te hoog is. De makelaar heeft hierop gereageerd door aan te geven dat er in de periode 1 oktober 2009 tot 1 oktober 2010 in de directe omgeving van de woning van moeder geen vergelijkbare objecten zijn verkocht. Bij brieven van 30 oktober 2012 en

29 mei 2013 zijn klagers geïnformeerd dat er geen vergelijkbare verkoopgegevens beschikbaar waren op basis waarvan met een redelijke kans op succes bezwaar kon worden aangetekend.

4.3.2 Ter zitting heeft de notaris verklaard dat de brief van 29 mei 2013 impliceert dat er geen bezwaar is ingediend tegen de WOZ-waarde van 2011 van het huis van moeder. De notaris heeft verklaard dat hierover is gecommuniceerd met klagers. Klagers hebben ter zitting verklaard dat pas na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken bij hen bekend is geworden dat de notaris geen bezwaar heeft aangetekend. Zij hebben verder ter zitting verklaard dat in ieder geval in 2013 bij hen bekend was dat de notaris geen bezwaar had aangetekend tegen de WOZ-beschikking van 2011.

4.3.3 De kamer overweegt als volgt. Op grond van artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Vast staat dat klagers in ieder geval in 2013 bekend waren met het feit dat de notaris geen bezwaar had ingediend tegen de WOZ-beschikking 2011. Nu klagers hierover pas in 2017 hebben geklaagd, is de termijn van drie jaar genoemd in artikel 99 lid 15 Wna verstreken. De kamer zal klagers derhalve op dit klachtonderdeel niet ontvankelijk verklaren.

Klachtonderdeel ii

4.4 Klagers stellen dat door nalatigheid van het kantoor van de notaris, zij niet verder zijn gekomen bij de ING. Daarom hebben zij in 2015 een klacht ingediend tegen de (medewerker van de) notaris. Naar aanleiding van die klacht hebben klagers van de notaris een machtiging gekregen om de gewenste informatie bij ING op te vragen. ING heeft niet aan het verzoek van klagers voldaan, omdat de termijn verstreken was. Klagers verwijten de notaris dat door inadequaat handelen van het kantoor van de notaris, zij nul op rekest hebben gekregen bij ING.

4.4.1 De notaris stelt in haar verweer dat zij na het verstrekken van de gevraagde machtiging, niets meer van klagers heeft vernomen over deze kwestie.

4.4.2 Ter zitting is gebleken dat tijdens de zitting van de kamer voor het notariaat in Amsterdam tussen klagers en de notaris is afgesproken dat na het verstrekken van de volmacht door de notaris aan klagers, de klacht door klagers zou worden ingetrokken.

4.4.3 De kamer overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak geldt in het notarieel tuchtrecht het ne-bis-in-idem-beginsel (vgl. gerechtshof Amsterdam 26 januari 2016; ECLI:NL:GHAMS:2016:247). Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door een tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet opnieuw kan worden beoordeeld.

4.4.4 Klagers hebben eerder geklaagd over het handelen van de notaris, waartegen deze klacht zich richt. Deze klacht is behandeld door de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam en heeft ertoe geleid dat tussen de notaris en klagers is afgesproken dat de notaris aan klagers een machtiging zou verstrekken om informatie op te vragen bij ING. Klagers zouden hun klacht intrekken, nadat de notaris de gevraagde machtiging zou hebben verstrekt. De gevraagde machtiging is op 27 november 2015 door de notaris opgesteld en op 30 november 2015 aan klagers toegezonden.

4.4.5 Gelet op het voorgaande constateert de kamer dat al eerder is geoordeeld over dit klachtonderdeel. Derhalve zal de kamer klagers op grond van genoemd ne-bis-in-idem- beginsel niet ontvankelijk verklaren met betrekking tot dit klachtonderdeel.

Klachtonderdeel iii

4.5 Klagers verzoeken de kamer om de overgelegde specificatie van de declaratie van de notaris te bekijken. Dit klachtonderdeel valt uiteen in de volgende subonderdelen:

a) Klagers wijzen op het feit dat er meerdere handschriften op de specificatie staan, er veranderingen zijn aangebracht en er stukken zijn gewist.

b) Daarnaast wijzen zij op het honorarium van een gedefungeerd notaris.

4.5.1 De notaris stelt in haar verweer dat het de urenverantwoording betreft van twee personen die aan het dossier hebben gewerkt. Daarnaast heeft de notaris aangegeven dat enkele aantekeningen, die voor de urenverantwoording niet van belang waren, zijn geschrapt.

4.5.2 De kamer overweegt als volgt. Op grond van artikel 55, lid 1 Wna is een notaris verplicht om op verzoek van zijn cliënt een rekening van zijn honorarium voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte bedrag is berekend. In het onderhavige geval heeft de notaris, door het overleggen van de gevraagde specificatie, aan deze verplichting voldaan.

4.5.3 Met betrekking tot de in klachtonderdeel iii.a genoemde constateringen, is naar het oordeel van de kamer niet gebleken dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld, omdat met de genoemde constateringen door de notaris geen afbreuk wordt gedaan aan de in artikel 55, lid 1 Wna opgenomen verplichting. De klacht zal derhalve op dit punt ongegrond worden verklaard.

4.5.4 Ingevolgde artikel 55, lid 2 Wna is de geschillencommissie Notariaat ingesteld. Deze behandelt klachten over de hoogte van een rekening van een notaris. Voor zover de klacht ziet op het honorarium van een gedefungeerd notaris (klachtonderdeel iii.b), zal de kamer klagers derhalve niet-ontvankelijk verklaren in hun klacht.

Klachtonderdeel iv

4.6 Klagers vragen zich af waarom het kantoor van de notaris weken c.q. maanden nodig heeft om te antwoorden op vragen van klagers. Hierbij verwijzen klagers tevens naar klachtonderdeel ii. Als voorbeeld halen klagers de kwestie aan waarbij de notaris vier weken nodig had om het in depot gehouden geld, na goedkeuring van alle erven, over te maken.

4.6.1 De notaris heeft het volgende verweer gevoerd. Op 3 april 2017 zijn de erfgenamen akkoord gegaan met de verdeling van de resterende saldi op de bij ING aangehouden spaar- en betaalrekeningen. Op 11 april 2017 heeft de notaris ING verzocht om de daar aangehouden Profijtrekening op te heffen en het saldo over te boeken naar de betaalrekening bij ING, om vervolgens ook deze betaalrekening op te heffen en het saldo over te maken naar de derdengeldenrekening van de notaris. Op 26 april 2017 is het voornoemde saldo bijgeschreven op de derdengeldenrekening van de notaris. Op 5 mei 2017 is het aan de klagers toekomende bedrag afgeschreven van de derdengeldenrekening. De notaris heeft klagers vooraf, bij brief van 11 april 2017, over de te volgen procedure geïnformeerd.

4.6.2 Ter zitting hebben klagers enkele andere kwesties genoemd waarbij naar hun mening niet of traag door de notaris is gecommuniceerd. De notaris heeft hierop gereageerd door te verklaren dat zij altijd heeft gepoogd op een juiste wijze te communiceren met klagers. Wanneer zij informatie had, heeft zij deze informatie met klagers gedeeld.

4.6.3 De kamer overweegt als volgt. Voor zover de klacht zich richt op hetgeen klagers naar voren brengen onder klachtonderdeel ii, verwijst de kamer naar hetgeen is overwogen bij klachtonderdeel ii.

4.6.4 Met betrekking tot de uitbetaling van het saldo bij ING oordeelt de kamer als volgt. Op 26 april 2017 zijn de saldi van de bij ING aangehouden betaal- en spaarrekeningen bijgeschreven op de derdengeldenrekening van de notaris. Het aan hen toekomende bedrag is op 5 mei 2017 overgemaakt naar klagers. Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris aldus voldoende voortvarend en daarom niet klachtwaardig gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard. Daarnaast merkt de kamer op dat uit de stukken niet is gebleken dat de notaris met betrekking tot andere kwesties niet of te traag met klagers heeft gecommuniceerd.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart klagers met betrekking tot klachtonderdeel i, ii en iii.b niet ontvankelijk in hun klacht;

- verklaart de klachtonderdelen iii.a en iv ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mr. D.E.M.J. Eggels,

mr. E.J. Oostrik, mr. F. Drost en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op

1 november 2017

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.