ECLI:NL:TNORARL:2017:29 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/316944 KL RK 17/26

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:29
Datum uitspraak: 24-07-2017
Datum publicatie: 07-08-2017
Zaaknummer(s): C/05/316944 KL RK 17/26
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Van de notaris mocht een goede en efficiënte afwikkeling worden verwacht. Dat had zwaarder moeten wegen dan de keuze of de argumenten die [ B ] als mede-executeur hanteerde. Dat bracht in dit geval met zich dat van de notaris mocht worden verwacht dat hij zou aansturen op het oplossen van de discussie. De notaris heeft verwijtbaar gehandeld door daar geen of onvoldoende regie in te voeren.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: C/05/316944 / KL RK 17/26

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…], wonende te […],

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klachtbrief, met bijlagen, van 6 maart 2017

-        het verweer, met bijlagen, van de notaris van 7 april 2017.

1.2   De klachtzaak is ter zitting van 30 juni 2017 behandeld. Klager is in persoon verschenen tezamen met zijn echtgenote. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 23 november 2014 is de vader van klager, de heer [ A ] (hierna ook: erflater), overleden.

2.2 Klager behoort samen met zijn broer [ B ] (hierna ook: [ B ]), zijn zuster [ C ]  (hierna ook: [ C ]) en de twee kinderen van een overleden broer tot de erfgenamen van erflater. 

2.3 In zijn testament heeft erflater [ B ] benoemd tot executeur in zijn nalatenschap. Bij akte van 27 augustus 2015 is de notaris toegevoegd als executeur in de nalatenschap van erflater. [ B ] en de notaris zijn ingaande 12 december 2016 ontslagen als executeurs.

2.4 [ B ] komt als executeur in het bezit van een brief van december 1996 waarin erflater aan klager vraagt om de nog openstaande lening van 9.000 gulden, indien dat mogelijk is, terug te betalen.

2.5 De brief van december 1996 geeft [ B ] aanleiding om van klager terugbetaling, met wettelijke rente, te vragen. Klager geeft aan dat de lening in januari 1997 is terugbetaald. In een e‑mail van 15 maart 2015 van klager aan [ B ], geeft klager aan dat vader dit in de boeken verwerkt zal hebben. Klager vraagt of de BDO/Pot overzichten van 1996/1997 naar hem en de overige erfgenamen kunnen worden gezonden.

2.6 Bij e-mail met brief van 7 februari 2016 vraagt klager aan de notaris hem voortaan apart te factureren voor door hem gestelde vragen. Klager vraagt een offerte voor verschillende werkzaamheden waaronder het opvragen van jaarverslagen bij BDO. Op 25 februari 2016,  6 maart 2016 en 9 mei 2016 stuurt klager een rappel naar de notaris. Op 31 mei 2016 deelt klager de notaris mee dat hij inmiddels een dagvaarding heeft ontvangen over een schuld uit 1996. Ook deelt klager de notaris onder meer mee dat hij niet begrijpt waarom de notaris wel achter deze schuld aangaat.

2.7 Op 11 juli 2016 vraagt klager onder meer aan de notaris wat zijn rol is inzake de schuld uit 1996 en waarom hij daarover als executeur niets geschreven heeft. Ook vraagt klager waarom de notaris geen volmacht afgeeft voor het opvragen van stukken bij BDO.

2.8 Op 27 december 2016 stuurt klager de notaris het BDO verslag uit 1997 toe. Klager wijst er op dat daaruit blijkt dat de lening is afgelost. Klager deelt de notaris onder meer mee dat hij geen medewerking heeft willen verlenen aan het opvragen van de stukken en dat er thans onnodig meer dan € 10.000 aan kosten voor een advocaat is uitgegeven.

2.9 In de van BDO accountants ontvangen aangifte inkomstenbelasting 1997 (met bijlagen)  van vader is opgenomen dat klager de lening in 1997 heeft afgelost.

2.10 Op 11 januari 2017 deelt de notaris onder meer aan klager mee dat inderdaad sprake is van een schuld die klager had aan zijn ouders. De notaris licht verder toe dat het tot de verplichting van de klager hoorde om te bewijzen dat hij geen schuld meer had. Een executeur hoeft niet te voldoen aan het verzoek om bewijzen aan te leveren die klager zelf diende aan te leveren.

3. De klacht en het verweer

3.1 Klager verwijt de notaris dat hij in zijn hoedanigheid van executeur geen stukken heeft willen opvragen bij BDO accountants, dan wel geen medewerking heeft willen verlenen aan het opvragen van bedoelde stukken. Klager geeft aan dat hij het rapport nodig had om te bewijzen dat een lening uit 1990 in 1997 was afgelost. Klager licht in dit verband toe dat hijzelf de stukken niet kon opvragen omdat BDO deze informatie alleen maar wilde verstrekken aan de executeurs. Daarbij merkt klager op dat [ B ] dit weigerde en dat hij zich om die reden heeft gewend tot de andere executeur, de notaris.

3.2 In zijn klachtbrief licht klager toe dat het is begonnen met een oude brief van vader van december 1996 (zie 2.4). Klager geeft vervolgens het verloop van de correspondentie over genoemde schuld weer en de vragen die hij aan de notaris heeft gesteld. Klager geeft aan dat het verwijt aan de notaris dat hij weigerde om de stukken op te vragen kan worden weergegeven in de hierna volgende negen klachten; 1. De notaris heeft onvoldoende regie gevoerd in deze zaak. 2. De notaris heeft niet ingegrepen toen de mede executeur een procedure startte. 3. De notaris had [ B ] er op moeten wijzen dat hij als executeur deze procedure niet mocht voeren. 4. De notaris maakt een vreemd onderscheid tussen erfgenaam en schuldenaar. Hij vergeet dat de erfgenaam recht heeft op inzage in de stukken en dus ook in de BDO stukken. 5. De notaris heeft een door klager gevraagde verklaring van erfrecht in de nalatenschap van moeder niet afgegeven. 6. De notaris heeft zijn informatieplicht als executeur verwaarloosd. 7 De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de lening. 8. De notaris had [ B ] moeten wijzen op de juiste termijnen en vereiste handelingen voor het berekenen van wettelijke rente. 9. De notaris antwoordt niet op de op verschillende momenten aan hem gestelde vragen.

3.3 Klager concludeert dat de notaris niet zorgvuldig heeft gehandeld. Klager vraagt de kamer de notaris te veroordelen in de door de notaris aangerichte schade en noemt een aantal kosten.

3.4 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Het verzoek van klager om tot een kostenveroordeling over te gaan zal door de kamer buiten beschouwing worden gelaten. Het is niet aan de kamer om daarover te oordelen.

4.3 Met betrekking tot de geformuleerde klacht is van belang dat klager ter zitting heeft toegelicht dat de negen geformuleerde klachten bedoeld zijn als samenvatting en basis voor de klacht dat de notaris niet juist heeft gehandeld ter zake van het opvragen van informatie bij BDO accountants. De kamer zal zich daarom beperken tot deze kern van de klacht.

4.4 Met betrekking tot het opvragen van stukken bij de accountant hebben partijen een aantal zaken genoemd dat op zichzelf juist kan zijn. Zo is de notaris als mede-executeur een executeur met een volledige eigen verantwoordelijk. Daarnaast is het wel begrijpelijk dat de executeurs zijn gekomen tot een taakverdeling en niet opnieuw treden in zaken die door de ander zijn afgedaan. Ook is het juist dat een schuldenaar in voorkomende gevallen zelf moet aantonen dat een schuld is voldaan. Het voorgaande neemt echter niet weg dat de notaris in zijn hoedanigheid van executeur geconfronteerd werd met enerzijds een mede-executeur, die op basis van een oude brief zondermeer aannam dat de schuld niet was afgelost, althans dat klager zelf het bewijs moest leveren, en anderzijds een erfgenaam (klager) die duidelijk aangaf dat hij in 1997 had afgelost en dat dit zeker uit de financiële stukken van vader zou blijken, over welke stukken BDO accountants beschikte.

4.5 In een situatie zoals die hiervoor is geschetst is minder van belang dat [ B ] al een beslissing had genomen en dat een schuldenaar zelf moet aantonen dat hij heeft afgelost. Van belang is dat klager bij herhaling aan de notaris heeft gevraagd om mee te werken aan het opvragen van stukken bij de accountant. Daarbij heeft klager toegelicht dat in die financiële stukken de aflossing in 1997 zal zijn verwerkt. De notaris heeft niet gereageerd op de vragen van klager, zelfs niet op het moment waarop klager aangaf dat hij inmiddels een dagvaarding had ontvangen. Van de notaris mocht echter een goede en efficiënte afwikkeling worden verwacht. Dat had zwaarder moeten wegen dan de keuze of de argumenten die [ B ] als mede-executeur hanteerde en dat bracht in dit geval met zich dat van de notaris mocht worden verwacht dat hij zou aansturen op het oplossen van de discussie over de aflossing. Dat laatste was mogelijk geweest door in een vroeg stadium over te gaan tot meewerken aan het opvragen van stukken bij de accountant. Dit klemt temeer nu de notaris op eenvoudige wijze al in de tot zijn beschikking staande laatste aangifte inkomstenbelasting van vader had kunnen zien of vader uitging van een nog bestaande schuld. Gelet op het voorgaande is de kamer van oordeel dat de notaris verwijtbaar heeft gehandeld door geen of onvoldoende regie te voeren in de discussie over de aflossing van de schuld door klager en in dat verband te weigeren informatie op te vragen bij BDO accountants. De kamer zal de klacht dan ook gegrond verklaren.

4.6 Op de gegrondverklaring van een klacht, past in beginsel een tuchtrechtelijke reactie. De kamer ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de notaris de maatregel van waarschuwing op te leggen.

4.7 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de notaris de maatregel van waarschuwing op.

Deze beslissing is gegeven door mr. O. Nijhuis, voorzitter, mrs. A.M.S. Kuipers, L.P. Oostveen-ter Braak, H.J. Hettema en H. Quispel, leden, en in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2017.

de secretaris                                                            de voorzitter