ECLI:NL:TNORARL:2017:28 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/316494 KL RK 17/23

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:28
Datum uitspraak: 21-06-2017
Datum publicatie: 07-08-2017
Zaaknummer(s): C/05/316494 KL RK 17/23
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Met betrekking tot het depot bij de notaris door de vereffenaar van de opgestelde rekening en verantwoording is de kamer met de notaris van oordeel dat niet kan worden ingezien dat de notaris daar niet aan had mogen meewerken.   Klager verwijt de notaris dat hij in een eerdere klachtprocedure een brief van de vereffenaar heeft ingebracht waarin de vereffenaar zich uitlaat over de psychische gesteldheid van klager. Klager is van mening dat de notaris daarmee heeft meegewerkt aan het verspreiden van zeer kwalijke laster. Naar het oordeel van de kamer is daar geen sprake van.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN                              

Kenmerk: C/05/316494 / KL RK 17/23

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

[…], wonende te […],

tegen

[…],

notaris te […].

Partijen worden hierna klager en notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1   Het verloop van de procedure blijkt uit

-        de klachtbrief van 27 februari 2017

-        het verweer, met bijlagen, van de notaris van 20 maart 2017.

1.2   De klachtzaak is ter zitting van 2 juni 2017. Klager is in persoon verschenen. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

2. De feiten

2.1 Op 19 juli 1964 is mevrouw [ A ] (hierna: erflaatster), geboren op 17 juli 1876, overleden. In haar testament heeft erflaatster [ B ] benoemd tot enig erfgenaam bij wege van fideï-commis.

2.2 Na het overlijden van [ B ] op 27 maart 2014 behoort de echtgenote van klager, mevrouw [ C ], tot de erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster. Klager en zijn echtgenote zijn in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

2.3 De rechtbank Gelderland heeft bij beschikking van 31 december 2015

[ D ] (hierna ook: de vereffenaar) benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster [ A ].

2.4 Op 28 januari 2016 is in de Staatscourant bekendgemaakt dat [ D ] tot vereffenaar van de nalatenschap [ A ] is benoemd en dat schuldeisers hun vordering kunnen indienen bij de vereffenaar, per adres de notaris.

2.5 In een brief van 8 februari 2016 heeft klager de notaris gevraagd hem een bevestiging te sturen van zijn aantreden als boedelnotaris. Ook vraagt klager of de notaris zich in het boedelregister heeft ingeschreven.

2.6 De notaris is op 11 februari 2016 in het boedelregister te Den Haag ingeschreven als betrokken notaris.

2.7 Bij brief van 7 april 2016 deelt de notaris klager onder meer mee: “[…] Op grond van de uitspraak van de rechtbank dat u geen belanghebbende in deze nalatenschap bent, mag ik, als notaris betrokken bij de afwikkeling, u geen verdere inlichtingen verstrekken”.

2.8 Bij brief van 9 juni 2016 heeft klager een klacht tegen de notaris bij de kamer ingediend. Bij beslissing van de kamer van 23 februari 2017 (kenmerk C/05/303607 KL RK 16-54) is geoordeeld over die klacht.

3. De klacht en het verweer

3.1 De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen.

1. Klager is van mening dat de vereffenaar hem heeft misleid door aan te geven dat de notaris boedelnotaris is in de nalatenschap [ A ]. Klager wijst op zijn brief aan de notaris van 8 februari 2016. Klager verwijt de notaris dat hij maandenlang heeft nagelaten klager te informeren over het feit dat hij geen boedelnotaris is. Klager is daarbij van mening dat de brief van de notaris van 7 april 2016 wat dat betreft niet afdoende was.

2. De door de vereffenaar opgestelde rekening en verantwoording is door de vereffenaar in december 2016 voor openbare kennisneming bij de notaris gedeponeerd. De notaris heeft dit depot op 5 december 2016 bekend gemaakt in de Staatscourant. Volgens klager is dat in strijd met de wet geweest omdat de vereffenaar in dit geval, waarin geen sprake is van een boedelnotaris, de rekening en verantwoording ter griffie van de rechtbank had moeten deponeren. Aldus, zo stelt klager, had de notaris zijn medewerking aan het depot moeten weigeren.

3. Volgens klager is de vereffenaar in juli 2016 in een te vroeg stadium begonnen met het uitbetalen van voorschotten op de erfdelen aan degenen die volgens hem erfgenaam zijn. Deze uitbetaling heeft plaatsgevonden via de derdengeldenrekening van de notaris. Klager verwijt de notaris dat hij daar zijn medewerking aan heeft verleend. Klager geeft in dit verband aan dat de vaststelling van de erfgenamen nog niet door een onafhankelijke en deskundige notaris is geverifieerd en bekrachtigd. Daarnaast, zo geeft klager aan, is tot een gedeeltelijke verdeling overgegaan terwijl de vereffening nog niet voltooid is.

4. Klager wijst op het verweer van de notaris in de eerder ingediende klacht. Dat verweer is mede gebaseerd op een nota van de vereffenaar van 1 juli 2016 waarin deze zich volgens klager schuldig maakt aan het verspreiden van beledigende en lasterlijke psychiatrische lekenpraatjes over hem. Klager verwijt de notaris dat hij heeft meegewerkt aan het verspreiden van deze laster, die er volgens klager op is gericht om hem psychisch te beschadigen en zijn geloofwaardigheid buiten zijn argumentatie om te ondermijnen.

3.2 Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van de klacht, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1

4.2 Voor klager is vanaf enig moment duidelijk geworden dat de notaris in de nalatenschap van erflaatster geen boedelnotaris is. In algemene zin kan daarover worden opgemerkt dat, nog daargelaten of de notaris de erfgenamen daarover diende te informeren, er voor de notaris geen aanleiding of verplichting bestond om klager, die geen erfgenaam is, daarover te informeren. Het voorgaande neemt echter niet weg dat het wel aan de notaris was om te reageren op de brief van klager van 8 februari 2016. Voor zover klager stelt dat daar niet tijdig op is geantwoord volgt de kamer klager niet. De notaris heeft met de brief van 7 april 2017 gereageerd op de brief van klager van 8 februari 2017. Hoewel het antwoorden wellicht sneller had gekund, is de kamer van oordeel dat geen sprake is van een zodanig lange termijn dat gesproken moet worden van klachtwaardig handelen. Het door klager gestelde dat hij het antwoord met de brief van 7 april 2016 niet afdoende acht, brengt geen wijziging in het voorgaande. Bovendien gaf de notaris in zijn brief aan wat zijn positie was. De klacht zal dan ook voor zover het onderdeel 1 betreft ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2

4.3 Met betrekking tot het depot bij de notaris door de vereffenaar van de opgestelde rekening en verantwoording is de kamer met de notaris van oordeel dat niet kan worden ingezien dat de notaris daar niet aan had mogen meewerken. Nog daargelaten dat de vereffenaar deze stukken ook al bij de griffie van de rechtbank had gedeponeerd en los van de vraag of klager in dit verband als belanghebbende in de zin van de Wna kan worden aangemerkt, kan met betrekking tot dit handelen niet worden gezegd dat sprake was van “strijd met de wet” en van “illegale neerlegging”. Klager heeft die stellingen niet afdoende onderbouwd terwijl de juistheid van het gestelde ook niet op andere wijze is komen vast te staan. De klacht zal derhalve ook voor wat betreft onderdeel 2 ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 3

4.4 De vereffenaar heeft de betaling van voorschotten op de erfenis via de derdengeldenrekening van de notaris laten verlopen. Volgens klager had de notaris daar geen medewerking aan mogen verlenen. Voor zover klager in dit verband aanvoert dat eerst verifiëring en bekrachtiging door een andere notaris vereist was volgt de kamer deze zienswijze van klager niet. De notaris heeft wat dit betreft geen eigen verantwoordelijkheid. De keuze van de vereffenaar mocht voor hem, als bij de afwikkeling betrokken notaris, leidend zijn. Bovendien was sprake van het uitbetalen van voorschotten en niet, zoals klager stelt, van verdeling. Ook dit onderdeel van de klacht zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4

4.5 Klager verwijt de notaris dat hij in de eerdere klachtprocedure een brief van de vereffenaar van 1 juli 2016 heeft ingebracht waarin de vereffenaar zich uitlaat over de psychische gesteldheid van klager. Klager is van mening dat de notaris daarmee heeft meegewerkt aan het verspreiden van zeer kwalijke laster. Naar het oordeel van de kamer is daar geen sprake van. Het stond de notaris vrij om in het kader van het verweer in die klachtzaak een brief van de vereffenaar over te leggen waarin onder meer de door klager gewraakte zinsnede voorkomt. Daarmee is het niet het standpunt van de notaris geworden en is ook geen sprake van het meewerken aan het verspreiden van kwalijke laster over klager. Het gaat om een ingebracht gedingstuk dat onder de aandacht van de leden van de kamer is gekomen. Dat brengt niet met zich dat, zoals klager het ter zitting heeft genoemd, deze zinsnede door toedoen van de notaris in de openbaarheid is gekomen. De kamer zal daarom dit onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

4.6 Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-        verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, voorzitter, mrs. D.T. Boks, A.W. Drijver, E.J. Oostrik en H. Quispel, leden, en door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman, secretaris, in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2017.

de secretaris                                                            de voorzitter