ECLI:NL:TNORARL:2017:26 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/304910 / KL RK 16/67 en C/05/304911 / KL RK 16/68

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:26
Datum uitspraak: 25-07-2017
Datum publicatie: 28-07-2017
Zaaknummer(s): C/05/304910 / KL RK 16/67 en C/05/304911 / KL RK 16/68
Onderwerp: Ondernemingsrecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De notaris en de kandidaat-notaris zijn betrokken geweest bij de fusie van twee onderlinge waarborgmaatschappijen. Klager is lid van een van de onderlinge waarborgmaatschappijen. Hij verwijt de notaris en de kandidaat-notaris bij de fusie onjuist te hebben gehandeld en geadviseerd en te hebben geweigerd aan hem (en zijn zonen) gevraagde informatie te verstrekken. De kamer is van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris en de kandidaat-notaris onzorgvuldig zijn opgetreden of dat zij verplicht waren de verzochte inlichtingen te verschaffen. De klacht wordt ongegrond verklaard.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/304910 / KL RK 16/67 en C/05/304911 / KL RK 16/68

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

mr. (…) ,

wonende te (…),

klager,

tegen

mr. (…) ,

notaris te (…),

en

mr. (…) ,

kandidaat-notaris te (…).

Partijen worden hierna respectievelijk klager, de notaris en de kandidaat-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      een brief van 4 juli 2016, met bijlagen, van klager

-      een brief van 15 september 2016, van de notaris en de kandidaat-notaris

-      de beslissing van de voorzitter van de kamer van 15 november 2016

-      het verzetschrift van klager van 22 november 2016

-      de beslissing van de kamer van 29 maart 2017.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de kamer van 14 juni 2017. Ter zitting zijn verschenen klager, de notaris en de kandidaat-notaris. Allen hebben het woord gevoerd. Ter zitting was verder aanwezig (…), de zoon van klager.

2. De feiten

Klager is lid van de onderlinge waarborgmaatschappij (A) U.A. (verder te noemen: A). A is gefuseerd met de onderlinge waarborgmaatschappij (B) U.A. (verder te noemen: (B). De notaris en de kandidaat-notaris zijn in 2016 betrokken geweest bij het opstellen van het voorstel tot fusie van A en B.

3. De klacht

Klager maakt de notaris en de kandidaat-notaris de volgende verwijten.

a. De notaris en de kandidaat-notaris hebben de bestuursleden van (B) er niet op gewezen dat, in geval van fusie een tweede vergadering, waarbij geen quorum wat betreft het aantal aanwezige leden vereist is, gelet op artikel 2:317 BW niet mogelijk is. Ook hebben de notaris en de kandidaat-notaris de bestuursleden van (B) niet geadviseerd eerst de statuten aan te passen, in die zin dat voor de statutenwijziging en dus voor de fusie geen quorum meer vereist was.

b. De notaris en de kandidaat-notaris hebben het bestuur van (A) onvoldoende voorbereid op de gang van zaken wat betreft een fusie en een statutenwijziging.

c. De notaris en de kandidaat-notaris hebben bij het Handelsregister een ontwerp statutenwijziging gedeponeerd waarin het bepaalde in artikel 12 lid 2 van het ontwerp in strijd is met het bepaalde in artikel 11 lid 2, wat tot verwarring kan leiden, en waarin in artikel 3 niets is vermeld over ereleden, terwijl deze in artikel 14 lid 2 wel worden opgevoerd, wat eveneens tot verwarring kan leiden.

d. De kandidaat-notaris heeft op 16 juni 2016 zonder opgave van redenen aan een zoon van klager geweigerd inzage te verlenen in de gespreksnotities over de voorgenomen fusie.

e. De notaris heeft op 17 juni 2016 zonder opgave van redenen aan klager en een andere zoon van klager geweigerd inzage te verlenen in de gespreknotities over de voorgenomen fusie en inzage geweigerd in de advertentie, geplaatst in het dagblad De Telegraaf, over de voorgenomen fusie. Deze gegevens zijn nodig, omdat door de leden anders niet is na te gaan of de notaris en de kandidaat-notaris de besturen in voldoende mate hebben geïnformeerd.

f. De notaris en de kandidaat-notaris hebben bij het bestuur van (A) er niet op aangedrongen dat zij bij de desbetreffende ledenvergaderingen aanwezig mochten zijn om eventuele vragen van de leden dadelijk te kunnen beantwoorden.

g. De notaris en de kandidaat-notaris hebben geen bemoeienis gehad met het opstellen van de agenda voor de ledenvergadering van 8 juni 2016 van (A), terwijl uit hoofde van hun ervaringen in dezen daarvoor aanleiding aanwezig was, omdat leken geen verstand hebben van een agenda voor vergaderingen waarin een statutenwijziging wordt besproken, laat staan een fusie en een statutenwijziging.     

4. Het verweer

De notaris en de kandidaat-notaris voeren het volgende aan.

ad a. De stelling van klager over het fusiebesluit is onjuist. De wet bepaalt dat een besluit tot fusie wordt genomen op gelijke wijze als geldt voor een besluit tot statutenwijziging, tenzij de statuten een specifieke regeling kennen wat betreft fusiebesluiten. Dat laatste is hier niet het geval.

De statuten bepalen over het besluit tot wijziging van de statuten dat in de eerste vergadering een quorumvereiste geldt. Indien het quorum niet wordt gehaald, kan er een tweede vergadering worden gehouden waarin het quorumvereiste niet geldt en er ongeacht het aantal aanwezige leden kan worden besloten tot statutenwijziging met een meerderheid van twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen, en derhalve ook, zoals in dit geval, tot fusie. Het besluit tot fusie is dus genomen conform de daarvoor geldende bepalingen in de statuten.

ad b. Het door klager gestelde is onjuist en speculatief. De kandidaat-notaris heeft de gang van zaken en de procedure met het bestuur en de heer (C), namens de fusiecommissie, besproken. In dit gesprek is aan de orde gekomen het feit dat na deponering van de stukken een wijziging in de ontwerpakte niet meer mogelijk is, althans niet zonder dat dit tot een nieuwe deponering leidt met de daarbij behorende vertraging in tijd. Het bestuur heeft daarop aangegeven toch deze volgorde te willen aanhouden. Het is niet aan de notaris en de kandidaat-notaris te wijten dat de genoemde volgorde is aangehouden.

ad c. Het is aan de notaris en de kandidaat-notaris onduidelijk welke de tegenstrijdigheid is in de genoemde artikelleden. Dat wat door klager wordt gemeld over ereleden is juist. In de definitie van leden in artikel 3 van de statuten worden ereleden niet genoemd. Dit is geconstateerd en met het bestuur besproken. Uit praktische overwegingen is in overleg met het bestuur besloten dit bij een latere statutenwijziging te corrigeren.

ad d. en e. Gespreksnotities worden niet ter inzage gegeven, tenzij de notaris en de kandidaat-notaris daartoe worden verplicht. Afgezien daarvan betrof het in dit geval notities van een of meer gesprekken die de kandidaat-notaris voerde met het bestuur van (A) en/of de voorzitter van de fusiecommissie. Het betrof dus geen notities van gesprekken waarbij klager aanwezig is geweest. Dit is een reden temeer om de notities niet ter inzage te geven.

De zoon van klager heeft op intimiderende wijze bij medewerksters van de receptie van het notariskantoor een gesprek afgedwongen met de kandidaat-notaris, ondanks het verzoek om voor het gesprek een afspraak te maken. De zoon heeft zich tijdens het gesprek onheus geuit jegens de kandidaat-notaris.

De advertentie is geplaatst in een landelijk dagblad en in twee regionale streekbladen. Het behoort niet tot de taak van de notaris om deze advertentie aan een ieder die daarom vraagt af te geven of ter inzage te geven.

ad f. De opmerking over de wijze van praktijkuitoefening wordt als een advies gekwalificeerd.

ad g. De agenda voor de vergadering is door het notariskantoor opgesteld. De agenda gaf een juiste volgorde van de te behandelen onderwerpen. Dat men is afgeweken van de opgestelde agenda was overbodig en (deels) onjuist.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient daarom te onderzoeken of de handelwijze van de notaris en de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De kamer stelt vast dat de notaris en de kandidaat-notaris tegen de verschillende klachtonderdelen (uitgebreid) gemotiveerd verweer hebben gevoerd.

Wat betreft het onder 3.a. weergegeven klachtonderdeel overweegt de kamer, onder verwijzing naar hetgeen de notaris en de kandidaat-notaris hebben gesteld, dat in voldoende mate is gebleken dat zij  het bepaalde in artikel 2:317 BW en het bepaalde in de statuten van (A) in acht hebben genomen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Het onder 3.b. genoemde klachtonderdeel treft eveneens geen doel. De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat hij het bestuur en de vertegenwoordiger van de fusiecommissie heeft voorgelicht over de gang van zaken en de procedure bij de fusie en de statutenwijziging. Dat de kandidaat-notaris daarin tekort zou zijn geschoten is niet komen vast te staan.

Voor zover moet worden geoordeeld dat het bepaalde in artikel 11 lid 2 van de conceptstatuten gedeeltelijk ook is terug te vinden in artikel 12 lid 2 van de conceptstatuten, betekent dat nog niet dat hier sprake is van een tegenstrijdigheid die verwarring kan doen ontstaan. Dit wordt door klager ook niet aannemelijk gemaakt. De notaris en kandidaat-notaris hebben verder een verklaring gegeven waarom in artikel 3 van de conceptstatuten geen melding wordt gemaakt van ereleden. De kamer acht deze verklaring afdoende en de opstelling van de notaris en de kandidaat-notaris niet klachtwaardig. Ook klachtonderdeel 3.c. is ongegrond.

Anders dan klager betoogt, kunnen hij en zijn zonen geen aanspraak maken op inzage in de gespreksnotities die de notaris en de kandidaat-notaris hebben opgesteld van de fusiebesprekingen die zij hebben gevoerd met het bestuur van (A) en de voorzitter van de fusiecommissie. Klager en zijn zonen waren niet aanwezig bij die besprekingen en waren ook niet gerechtigd daaraan deel te nemen. Niet gebleken is van enige (rechts)titel op grond waarvan klager inzage kon vorderen. De kamer kan die bevoegdheid ook niet afleiden uit het arrest van de Hoge Raad van 3 april 2015, zaaksnummer 14/00380 (door klager waarschijnlijk per abuis aangeduid als 14/99380), waarnaar klager ter onderbouwing van zijn eis verwijst. Verder valt niet in te zien waarom de notaris inzage diende te verlenen aan klager in de advertentie in het dagblad De Telegraaf, waarin de voorgenomen fusie werd gepubliceerd. Overigens had klager zelf de advertentie in het dagblad kunnen raadplegen. De klachtonderdelen 3.d. en e. kunnen niet slagen.

Klachtonderdeel 3.f. is eveneens ongegrond. De omstandigheid (voor zover al juist) dat de notaris niet bij het bestuur van (A) erop heeft aangedrongen bij de desbetreffende ledenvergaderingen aanwezig te mogen zijn om eventuele vragen van leden te beantwoorden, levert naar het oordeel van de kamer geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging op.      

De notaris en de kandidaat-notaris hebben betoogd dat de agenda van de ledenvergadering van 8 juni 2016 van (A) door hun kantoor is opgemaakt. Dat deze stelling onjuist is, is niet gebleken. Daarmee is voldoende weerlegd het verwijt van klager dat de notaris en de kandidaat-notaris geen bemoeienis hebben gehad met het opstellen van de agenda, nog daargelaten de vraag of het ontbreken van zo'n bemoeienis de notaris of kandidaat-notaris tuchtrechtelijk zou kunnen worden aangerekend. Ook klachtonderdeel 3.g. treft geen doel.

5.3 Het voorgaande brengt mee dat de klacht tegen de notaris en de kandidaat-notaris ongegrond moet worden verklaard.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat

verklaart de klacht tegen de notaris en de kandidaat-notaris ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. W.J. Hordijk, A. Roesink-Kragt, mr. E.R. Koers en mr. I.C.J.I.M. van Dorp, leden, en in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2017.

de secretaris                                                de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.