ECLI:NL:TNORARL:2017:19 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/313314/KL RK 16-150 en C/05/313316/KL RK 16-151

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2017:19
Datum uitspraak: 09-06-2017
Datum publicatie: 20-06-2017
Zaaknummer(s): C/05/313314/KL RK 16-150 en C/05/313316/KL RK 16-151
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de kandidaat-notaris het Stappenplan van de KNB niet te hebben gevolgd bij het opstellen van het (gewijzigde) testament van erflater en onvoldoende met erflater te hebben gekeken naar de gevolgen van het testament. Na het overlijden van erflater heeft de kandidaat-notaris volgens klaagster haar niet geïnformeerd dat zij eerder een onjuiste uitleg heeft gegeven van het testament. De kamer overweegt dat het Stappenplan is ontwikkeld als toetsingskader voor notarissen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt. Het is naar het oordeel van de kamer in eerste instantie aan de notaris om vast te stellen of een partij voldoende bekwaam is. Slechts als daarover bij de notaris gerede twijfel bestaat, zal hij verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging moeten nemen. Van die twijfel was bij de kandidaat-notaris blijkbaar geen sprake. De kamer stelt wel vast dat de kandidaat-notaris de erflater onvoldoende heeft voorgelicht over de financiële consequenties van het (gewijzigde) testament. Ook oordeelt de kamer dat de kandidaat-notaris klaagster niet onverwijld heeft ingelicht over het feit dat zij aanvankelijk een onjuiste uitleg heeft gegeven van het testament van erflater. Aan de kandidaat-notaris wordt een waarschuwing opgelegd.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk: C/05/313314/KL RK 16-150 en C/05/313316/KL RK 16-151

Beslissing van de kamer voor het notariaat op de klacht van

(…) ,

wonende te (…),

klaagster ,

gemachtigde: mr. W.L.J. Fernhout, advocaat te Zwolle,

tegen

1. mr. (…),

notaris te (…),

en

2. mr. (…),

kandidaat-notaris thans te (…).

Partijen worden hierna klaagster, de notaris en de kandidaat-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- een brief van 15 december 2016, met bijlagen, van de gemachtigde van klaagster

- een brief van 30 januari 2017, met bijlage, van de notaris en de kandidaat-notaris.

1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de kamer van 10 mei 2017. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, de notaris en de kandidaat-notaris zijn ter zitting verschenen. Allen hebben het woord gevoerd. Klaagster heeft, op verzoek van de kamer, ter zitting nog producties overgelegd. De notaris en de kandidaat-notaris hebben daartegen geen bezwaar gemaakt. Ter zitting is verder verschenen (…), de broer van klaagster.

2. De feiten

2.1 Klaagster en haar broer (verder te noemen: de broer) zijn de kinderen uit het eerste huwelijk van (A) (verder te noemen: erflater). De eerste echtgenote van erflater is op 14 februari 2012 overleden. Op 18 mei 2012 is de tweede echtgenote van erflater overleden. Ook zij had kinderen uit een eerder huwelijk.

2.2 Erflater heeft op 7 juni 2012 en 4 juli 2012 besprekingen gehad met de kandidaat-notaris in verband met het opstellen van een nieuw testament. Op 19 juli 2012 heeft de waarnemer van de notaris het testament van erflater gepasseerd. Het testament is door de kandidaat-notaris geredigeerd.

2.3 De inhoud van het testament luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

2. Legatering I

Ik legateer, niet vrij van rechten en kosten, aan mijn kleinkinderen en aan de kleinkinderen van mijn overleden echtgenote, mevrouw (B), ieder een bedrag in contanten groot tien duizend euro (€ 10.000,00).

3. Legatering II

Ik legateer aan mijn kinderen en aan de kinderen van mijn overleden echtgenote, mevrouw (B), gezamenlijk en voor gelijke delen:

1. de ten tijde van mijn overlijden bij mij in eigendom zijnde woning en de daarop eventueel rustende hypothecaire geldlening;

2. de bij mij in bezit zijnde auto;

3. mijn inboedel;

4. mijn privé bank en giro tegoeden.

(…)

4. Erfstelling

Onder de verplichting de in artikel 2 en 3 gemelde legaten uit te keren benoem ik tot erfgenamen van mijn gehele nalatenschap, gezamenlijk en voor gelijke delen, mijn kinderen.

(…)

2.4 Erflater is op 17 december 2014 op 86-jarige leeftijd overleden.

2.5 Op 7 januari 2015 hebben klaagster en haar broer een gesprek gehad met de kandidaat-notaris. Bij die gelegenheid heeft de kandidaat-notaris een toelichting verstrekt op het testament van erflater. Daarbij heeft de kandidaat-notaris aangegeven dat de legaten aan de genoemde kleinkinderen ten laste van de privé bank- en girotegoeden van erflater dienden te komen.

2.6 Klaagster heeft nadien van de kinderen van de overleden echtgenote van erflater vernomen dat de verstrekte uitleg van de kandidaat-notaris onjuist is en dat de legaten van artikel 2. niet uit de privé bank- en girosaldi van erflater, maar uit de nalatenschap moeten worden betaald nadat daaruit de legaten van artikel 3. zijn voldaan.

2.7 Op verzoek van klaagster heeft hierop op 27 januari 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, haar broer en de kandidaat-notaris. Bij dit gesprek heeft zich later de notaris gevoegd. De kandidaat-notaris heeft vervolgens jegens klaagster en haar broer erkend dat de door haar op 7 januari 2015 gegeven informatie onjuist was.

2.8 De notaris heeft bij brief van 28 januari 2015 aan klaagster en haar broer onder meer bevestigd dat de kandidaat-notaris aanvankelijk een verkeerde lezing heeft gegeven (over de uitvoering) van het testament van erflater en heeft mede namens de kandidaat-notaris daarvoor en voor de daarop volgende trage reactie zijn excuses aangeboden. In de brief heeft de notaris verder meegedeeld dat uit het dossier, behorend bij het testament, niet blijkt van een andere wens van erflater dan zoals verwoord is in het testament.

2.9 Op 29 januari 2015 heeft een nader gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, haar broer en de notaris, waarbij de notaris wederom heeft aangegeven dat de kandidaat-notaris een verkeerde uitleg heeft gegeven aan het testament. Daarnaast heeft de notaris opnieuw verklaard dat het testament de bedoeling van de erflater weergeeft. Aan het verzoek van klaagster inzage te verkrijgen in het dossier is de notaris niet tegemoetgekomen, naar zijn zeggen omdat zijn geheimhoudingsverplichting dit verbiedt.

2.10 Bij brief van 3 februari 2015 heeft de notaris aan de kinderen van de overleden echtgenote van erflater bericht dat de kandidaat-notaris in het eerste gesprek met klaagster en haar broer een onzorgvuldige lezing heeft gegeven van het testament door te stellen dat de legaten aan de kleinkinderen ten laste komen van de privé bank- en girotegoeden van erflater en meegedeeld dat deze legaten ten laste komen van de erfgenamen. In zijn brief heeft de notaris, mede namens de kandidaat-notaris, zijn excuses aangeboden voor het geval door de informatie van de kandidaat-notaris een misverstand is ontstaan tussen de kinderen van de overleden echtgenote van erflater en de erfgenamen.

2.11 Op 27 februari 2015 hebben klaagster, haar broer en de notaris nogmaals met elkaar gesproken. Bij die gelegenheid heeft de notaris andermaal geweigerd klaagster inzage te verlenen in het testamentdossier.

3. De klacht

Klaagster verwijt de notaris en de kandidaat-notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld. Haar klacht omvat een vijftal onderdelen.

i) De notaris en de kandidaat-notaris zijn ten onrechte tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding bestond het Stappenplan van de KNB te volgen (door de kandidaat-notaris en de waarnemer van de notaris). Erflater was ten tijde van het opmaken en passeren van het testament zeer emotioneel, omdat op 14 februari 2012 zijn eerste echtgenote was overleden en op 18 mei 2012 zijn tweede echtgenote. Het was erflater lange tijd onmogelijk om zonder te huilen te spreken over dat wat hem was overkomen. Erflater was destijds 83 jaar oud, had twee tia’s gehad, was slechthorend en aan één oog slechtziend.

ii) De notaris dan wel de kandidaat-notaris heeft onvoldoende met erflater gekeken naar de gevolgen van het (gewijzigde) testament: er is niet gesproken over de fiscale claims; er is geen navraag gedaan naar de omvang van het vermogen van erflater; er is geen actie ondernomen om de hypotheek, die nog in het register stond ingeschreven, maar al was afgelost, door te halen.

Tijdens het gesprek op 27 januari 2015 heeft de kandidaat-notaris meegedeeld niet zeker te weten of de echte wil van erflater wel in het testament is verwoord. Hieruit volgt dat er geen juiste uitleg aan erflater is gegeven over de gevolgen van het (gewijzigde) testament.

iii) De kandidaat-notaris heeft klaagster niet geïnformeerd dat zij klaagster eerder een onjuiste uitleg had gegeven van het testament, terwijl de kandidaat-notaris van die onjuiste uitleg op de hoogte was door verkregen informatie van de kinderen van de overleden echtgenote van erflater.

iv) De kandidaat-notaris heeft klaagster tijdens het gesprek op 27 januari 2015 onheus bejegend door in eerste instantie te doen alsof zij niet begreep dat klaagster over de onjuiste uitleg wilde spreken en door uiterst terughoudend te reageren naar klaagster.

v) De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld jegens klaagster door haar inzage te weigeren in het testamentdossier. Daarmee heeft de notaris de twijfel, die bij klaagster bestaat over de juistheid van het dossier en de deugdelijkheid van het testament, versterkt.

4. Het verweer

De notaris en de kandidaat-notaris voeren het volgende aan.

Erflater heeft twee gesprekken met de kandidaat-notaris gehad voorafgaande aan het passeren van het testament. In beide gesprekken heeft hij zijn wensen duidelijk kenbaar gemaakt. Erflater woonde nog op zichzelf. Dat hij twee tia’s had gehad was niet bekend en daarvan is tijdens de gesprekken ook niet gebleken. Er was voor de kandidaat-notaris geen aanleiding het Stappenplan te volgen. Ook de waarnemer van de notaris heeft bij het passeren van het testament geen aanleiding gezien de ondertekening uit te stellen en nader met erflater te spreken.

Uit het dossier dat bij het opmaken van het testament is aangelegd blijkt dat de weergave in het testament overeenstemt met de bedoeling van erflater.

Tijdens de bespreking met erflater zijn belastingclaims, waaronder een claim vanwege de fiscale (IB)afrekening van het pand dat tot het zakelijk vermogen van erflater behoorde, niet aan de orde gekomen. Die claims waren de kandidaat-notaris onbekend en hoefde haar ook niet bekend te zijn.

Voor het opmaken van het testament is en was niet relevant dat er op het woonhuis nog een hypothecaire inschrijving rustte die kon worden doorgehaald.

Het is juist dat de kandidaat-notaris tijdens het gesprek op 7 januari 2015 een verkeerde uitleg heeft gegeven (aan de uitvoering) van het testament. Daarvoor zijn later ook excuses aangeboden.

In het latere gesprek heeft de kandidaat-notaris aan klaagster en haar broer aangegeven dat zij het gesprek met erflater niet zo goed voor de geest kon halen. Op een vraag van de broer van klaagster of een testament aangetast kan worden als aantoonbaar is dat iemand vanwege zijn geestelijke gesteldheid iets niet meer begrijpt, heeft de kandidaat-notaris geantwoord dat dit zo is en dat, als zo’n situatie zich voordoet, zij dat ook begrijpt. De kandidaat-notaris heeft vervolgens meegedeeld dat zich die situatie bij erflater niet heeft voorgedaan.

De legatarissen hebben contact opgenomen met de kandidaat-notaris nadat zij van een andere notaris een toelichting op het testament hadden vernomen. Uit het dossier blijkt niet wanneer dit contact heeft plaatsgehad. In ieder geval heeft het contact niet geleid tot een gesprek met klaagster en haar broer voordat zij een gesprek met de legatarissen hebben gehad.

De aantekeningen over het testamentgesprek behoren tot het dossier. Ter waarborging van de geheimhouding van de beweegredenen van erflater hoeft een notaris die niet af te geven aan de erfgenamen. Dit is aan klaagster meegedeeld.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient daarom te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De kamer stelt het volgende voorop. In het eerste en tweede klachtonderdeel maakt klaagster (mede) de notaris het verwijt dat hij – kort gezegd – onzorgvuldig heeft gehandeld in verband met het opmaken van het testament van erflater. Nu evenwel niet is gebleken dat de notaris op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het opstellen of passeren van het testament van erflater, kan hem reeds om die reden op dit punt geen verwijt worden gemaakt en treffen de klachtonderdelen jegens hem geen doel.

5.3 Het Stappenplan is door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie ontwikkeld als toetsingskader voor notarissen bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt. Het is in eerste instantie aan een notaris om vast te stellen of een partij voldoende bekwaam is de inhoud van een akte te begrijpen. Slechts als daarover bij hem gerede twijfel bestaat, zal een notaris de verdere stappen, zoals genoemd in het Stappenplan, in overweging moeten nemen.

Van die twijfel was bij de kandidaat-notaris in dit geval blijkbaar geen sprake. Zij geeft aan tweemaal met erflater te hebben gesproken. In het eerste gesprek was erflater duidelijk in zijn wensen. Deze heeft hij in het tweede gesprek herhaald en aangevuld, aldus de kandidaat-notaris.

Zij wijst er verder op dat erflater nog zelfstandig woonde en dat de gesprekken op zijn initiatief tot stand zijn gekomen. De kandidaat-notaris zegt niet te hebben geweten dat erflater twee tia's

heeft gehad en dat dit ook niet tijdens de gesprekken naar voren is gekomen. De kamer is van oordeel dat niet is gebleken dat er voor de kandidaat-notaris aanleiding bestond te betwijfelen of erflater zijn wil voldoende kon bepalen. Er was voor haar dus geen reden het Stappenplan toe te passen. Het verwijt aan de kandidaat-notaris genoemd in het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 De kamer overweegt over het tweede klachtonderdeel tegen de kandidaat-notaris het volgende. De kandidaat-notaris heeft ter zitting verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren of zij met erflater heeft gesproken over de financiële gevolgen van het wijzigen van het testament. Ook uit haar aantekeningen kan de kandidaat-notaris, naar haar zeggen, daarover niets afleiden. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid aan te geven wat bij haar de gebruikelijke gang van zaken is bij het opstellen of wijzigen van een testament als dat van erflater. Een en ander doet de kamer veronderstellen dat de kandidaat-notaris niet méér heeft gedaan dan, aan de hand van het oude testament van erflater, het nieuwe redigeren en wel in die zin dat zij het legaat dat eerder werd toegekend aan de (overleden) echtgenote van erflater thans heeft laten toevallen aan zijn (stief)kinderen, en dat zij er niet over heeft nagedacht de financiële consequenties van het (gewijzigde) testament aan erflater duidelijk te maken. De kamer vraagt zich verder af of de kandidaat-notaris zich wel bewust is geweest van die financiële gevolgen en of zij in verband daarmee de wil van erflater correct heeft weergegeven in het testament, dit gelet op het feit dat de kandidaat-notaris in eerste instantie aan klaagster een onjuiste uitleg heeft gegeven van het testament. De kamer is van oordeel dat in ieder geval is komen vast te staan dat de kandidaat-notaris erflater niet dan wel onvoldoende heeft voorgelicht over de (financiële) consequenties van zijn gewijzigd testament. De kandidaat-notaris had die informatie dienen te verstrekken, mede in aanmerking genomen dat het in dit geval ging om een 83-jarige erflater met een aanzienlijk privé- en zakelijk vermogen en met een complexe familiesamenstelling met kinderen, stiefkinderen, kleinkinderen en stiefkleinkinderen. Door met die informatie in gebreke te blijven heeft de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het tweede klachtonderdeel tegen haar is gegrond.

5.5 De kandidaat-notaris heeft op 7 januari 2015 aan klaagster een verkeerde uitleg gegeven van het testament van erflater. Circa een week nadien hebben de kinderen van de overleden echtgenote de kandidaat-notaris van die fout op de hoogte gebracht. De kandidaat-notaris heeft vervolgens niet onverwijld klaagster geïnformeerd over de verstrekte onjuiste uitleg. Daarmee heeft de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klaagster. Hieraan kan niet afdoen dat nadien (door de notaris, mede namens de kandidaat-notaris) excuses zijn aangeboden voor de handelwijze van de kandidaat-notaris. Ook het derde klachtonderdeel treft doel.

5.6 In haar vierde klachtonderdeel verwijt klaagster de kandidaat-notaris dat zij zich tijdens het gesprek op 27 januari 2015 in het begin onwelwillend en zeer gereserveerd heeft opgesteld. De kamer overweegt dat vooralsnog onvoldoende is gebleken dat deze houding, voor zover al juist, van dien aard is geweest dat zij als tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden aangemerkt. Het vierde klachtonderdeel kan daarom niet slagen.

5.7 De notaris heeft naar het oordeel van de kamer zich terecht op het standpunt gesteld dat zijn geheimhoudingsplicht verhindert dat aan klaagster inzage wordt verstrekt in het dossier dat betrekking heeft op het testament van erflater. Het vijfde klachtonderdeel is ongegrond.

5.8 Zoals hiervoor is overwogen is de klacht tegen de notaris ongegrond en tegen de kandidaat-notaris gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond. De kamer is van oordeel dat de handelwijze van de kandidaat-notaris, waarop de gegrond verklaarde klachtonderdelen zien, zo ernstig is dat haar daarvoor een maatregel dient te worden opgelegd. De kamer acht een waarschuwing passend en geboden. Daarom wordt als volgt beslist.

6. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

verklaart de klacht tegen de notaris ongegrond;

verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris gegrond, zoals hiervoor onder 5.4 en 5.5 is overwogen, en legt haar hiervoor de maatregel van waarschuwing op;

verklaart de klacht tegen de kandidaat-notaris voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L.J.C. van Emden-Geenen, voorzitter, W.J. Hordijk, E.R. Koers, F. Drost en I.F. Clement, leden, en door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. Oor, secretaris, uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2017.

de secretaris de voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van het afschrift van de beslissing schriftelijk hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. Postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.