ECLI:NL:TGZRZWO:2017:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 049/2016
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2017:8 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-01-2017 |
Datum publicatie: | 13-01-2017 |
Zaaknummer(s): | 049/2016 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen bedrijfsarts. Klager is niet verschenen op het spreekuur. Verweerder heeft hierover een bericht mogen doen uitgaan naar de werkgever. Gelet op de gegeven samenwerking tussen werkgever en arbodienst ging de verantwoordelijkheid van verweerder niet zover dat hij klager zelf had moeten berichten dan wel opnieuw had moeten oproepen. Kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 13 januari 2017 naar aanleiding van de op 8 maart 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , bedrijfsarts, werkzaam te B,
bijgestaan door mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek met de bijlagen;
- de dupliek;
-
het proces-verbaal van het op 3 oktober 2016 gehouden mondeling vooronderzoek met
bijlagen.
2. FEITEN
Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager heeft zich per 4 juni 2015 ziek gemeld bij zijn werkgever. Verweerder is werkzaam als bedrijfsarts bij de organisatie die werd ingeschakeld om de werkgever te adviseren in het kader van een goede besluitvorming ten aanzien van de re-integratie van klager. Ook werd verzocht om een advies uit te brengen in het kader van een deskundigenoordeel van het UWV. Klager werd verwacht voor het spreekuur van verweerder op 23 oktober 2015.
Klager is op deze afspraak niet verschenen. Verweerder heeft in zijn rapportage het volgende vermeld:
Stand van zaken: Betrokkene is heden niet verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts op het afgesproken tijdstip. Wij hebben hierover geen bericht van verhindering van werkgever of werknemer ontvangen.
Advies: Wij adviseren werkgever en werknemer om de zaken samen te bespreken.
Afspraken: Indien wenselijk kan een nieuwe afspraak gepland worden, hiertoe ontvangen wij graag een bericht van de werkgever.
Klager heeft een klachtbrief gestuurd en vervolgens heeft er een e-mailwisseling tussen klager en verweerder plaatsgehad.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende.
Ondanks dat verweerder op de hoogte was van het UWV-deskundigenoordeel van
18 september 2015 en dat mede de reden was voor de afspraak, heeft hij geen kwalitatieve zorg of preventieve zorg willen verlenen. Hij heeft niet zelf een onderzoek ingesteld en de LESA richtlijn niet toegepast. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld wegens nalatigheid en het ontbreken van een preventieve opstelling in de gezondheidsproblemen van een (kwetsbare) werknemer in relatie met diens werkgever.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert -zakelijk weergegeven- het volgende aan. Daar waar verweerder geen enkele bemoeienis met klager heeft gehad is hij van mening dat klager in zijn klacht niet ontvankelijk is. Teneinde een zorgvuldige diagnose te stellen dient een bedrijfsarts een gedegen persoonlijk onderzoek te doen, welk onderzoek op 23 oktober 2015 niet heeft kunnen plaatsvinden. Klager heeft verweerder dan ook niet in de gelegenheid gesteld welke diagnose dan ook te stellen. De betrokkenheid van verweerder is beperkt gebleven tot een afspraak in de agenda waar klager niet is verschenen. Naar aanleiding van het feit dat klager niet verschenen is, is een standaard bericht gezonden naar de werkgever. Verweerder heeft hiermee niet onzorgvuldig gehandeld. Verweerder geeft aan dat hij in de e-mailcorrespondentie met klager op punten iets te stellig is geweest en betreurt dit.
DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Klager kan in zijn klacht worden ontvangen nu hij klaagt over de rapportage van verweerder van 23 oktober 2015 die verweerder naar de werkgever heeft gezonden. Met verweerder is het college evenwel van oordeel dat verweerder hiermee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Nu klager niet is verschenen op de geplande afspraak heeft verweerder, ongeacht wiens schuld dit is geweest, een bericht hierover kunnen doen uitgaan naar de werkgever. Verweerder beschrijft hierin slechts de feitelijke gang van zaken en adviseert partijen in gesprek te gaan. Tevens geeft hij aan dat, indien gewenst, een nieuwe afspraak kan worden gemaakt. Nu de eerste afspraak ook gemaakt was op verzoek van de werkgever heeft verweerder het initiatief daartoe bij de werkgever mogen laten.
Anders dan klager veronderstelt, gaat de verantwoordelijkheid van verweerder niet zover dat hij klager zelf had moeten berichten dan wel opnieuw had moeten oproepen. In de gegeven samenwerking tussen werkgever en arbodienst was de spreekuurplanning bij de werkgever neergelegd.
5.3
Het is het college wel opgevallen dat verweerder in e-mails klager heeft aangegeven dat klager moet ophouden met deze “flauwekul” en dat hij klager niet kent en ervan uitgaat dat hij hem ook niet zal leren kennen. Klager heeft dit wel benoemd, maar er geen klacht over ingediend. Daarom volstaat het college met de overweging dat dergelijke bewoordingen minder professioneel zijn en beter achterwege kunnen blijven, zoals verweerder ook heeft erkend.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, en dr. A.N.H. Weel en C.W.A.M. Hertog, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.