ECLI:NL:TGZRZWO:2017:212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 051/2017 en 057/2017
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2017:212 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-12-2017 |
Datum publicatie: | 22-12-2017 |
Zaaknummer(s): | 051/2017 en 057/2017 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een vader en diens achterneef tegen een huisarts. Dossiernotitie in een echtscheidingssituatie over vermoeden kindermishandeling en over achterneef die pornoverleden zou hebben. Klacht deels gegrond. Waarschuwing. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 22 december 2017 naar aanleiding van de op 7 maart 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
1. A , wonende te B,
2. C , wonende te D,
k l a g e r s
-tegen-
E , huisarts,
werkzaam te F,
bijgestaan door mr. F. van Woerden- Poppe,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit blijkt uit het volgende:
Inzake 051/2017 (klager 1)
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift;
- de brief van verweerder van 21 juli 2017;
- het proces-verbaal van het op 31 juli 2017 gehouden mondeling vooronderzoek met als bijlagen een brief van 10 augustus 2017 van klager 1 aan verweerder, een brief van 21 augustus 2017 van klager 1 aan het college, een e-mailwisseling tussen klager 1 en verweerder en een kopie uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming;
- een brief van verweerder van 2 november 2017 met bijlage.
Inzake 057/2017 (klager 2)
- het klaagschrift met de bijlage;
- het verweerschrift;
- de brief van verweerder van 21 juli 2017;
- het proces-verbaal van het op 31 juli 2017 gehouden mondeling vooronderzoek;
- de brief van klager 2 van 12 augustus 2017;
- een e-mail van klager 2 van 23 augustus 2017;
- een brief van de gemachtigde van verweerder van 6 oktober 2017.
De zaak is behandeld ter openbare zitting van 1 december 2017, alwaar zijn verschenen klager 1 en verweerder, bijgestaan door mr. Van Woerden voornoemd. Klager 2 heeft laten weten niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn en heeft klager 1 gemachtigd namens hem het woord te voeren.
Aangezien door beide klagers in feite over de aantekeningen van een en hetzelfde consult wordt geklaagd, wordt ter voorkoming van een dubbele berechting inzake twee elkaar deels overlappende klachten in één beslissing uitspraak gedaan.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager 1 is getrouwd geweest en heeft met zijn (ex-)echtgenote (hierna: de moeder) vier kinderen. Verweerder is in de loop van 2016 de huisarts van moeder en de kinderen geworden. Verweerder is tevens de (over)buurman van de moeder en de kinderen en ouderling-kerkrentmeester van de kerk waarvan de moeder de kosterswoning huurt. Moeder en kinderen zijn lid van deze kerk.
In de kerstvakantie van 2016 waren de kinderen bij klager 1. De moeder van klager 1 hield ingevolge een door de rechtbank vastgestelde zorgregeling bij het avondeten en het naar bed brengen van de beide jongste kinderen toezicht. Omdat zij op 3 januari 2017 was verhinderd kwam klager 2 toezicht houden. Hij is een achterneef van klager 1.
Die avond hebben klager 1 en zijn toen 11-jarige dochter G onenigheid gekregen over haar mobiele telefoon. Hierop heeft G haar moeder gebeld, die vervolgens met klager 1 heeft gebeld. Vervolgens heeft de moeder de politie gebeld.
Die avond rond 22.00 uur kwamen twee politieagenten bij klager 1 aan de deur. Een agent is met klager 1 naar boven gelopen en heeft gezien dat G en de overige kinderen rustig sliepen.
Op 4 januari 2017 heeft verweerder in het dossier van G genoteerd:
“S G bij haar vader, geslagen, met hoofd op rand van bed. Kan evt morgen haar met de politie ophalen.
P Morgen langskomen voor vastleggen letsel.”
En op 5 januari 2017 noteerde verweerder:
“S Eer gisteren ruzie met vader over mobiel. Ging naar boven. door vader hard bij pols gepkat en later tegen bed gevallen, waarbij achter hoofd bezeerd. Toen stiekem huilen moeder gebeld
O 2 hematomen op onderarm waar vingers geknepen hebben, pijnlijke plek behaarde achterhoofd, geen wond.
P Cave: oon neef met pornoverlden past op. Deze gluurde nar haar en haar zus.”
Verweerder heeft aanstonds een uitdraai van deze aantekeningen aan moeder gegeven.
De moeder heeft de uitdraai van het patiëntenjournaal ingediend bij de rechtbank ten behoeve van een zitting van vrijdag 10 maart 2017.
In een conceptrapport van de Raad voor de Kinderbescherming staat:
“Bron: telefonisch contact met E, huisarts op 18 juli 2017.
Dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden met toestemming van de moeder van G.
E geeft aan dat de kinderen sinds zij in F wonen bij zijn huisartsenpraktijk ingeschreven staan. Door de vorige huisarts in B zijn er geen signalen van huiselijk geweld aan E overgedragen. Wel is er gemeld dat er bij G periodes zijn van cyclisch braken met hoofdpijn, waar ze ook even voor opgenomen was bij een kinderarts, maar waar de oorzaak nooit van gevonden is. Ze was toen een verlegen meisje met verergering van haar klachten bij stress. Een relatie met de gezinssituatie is toen niet gelegd.
Moeder en G hebben E een blauwe plek op de onderarm van G getoond. Dit betrof een vingerafdruk. G heeft E verteld dat dit kwam doordat vader haar hardhandig had vastgepakt, wat E als kindermishandeling in het journaal heeft vermeld. Ook hebben moeder en G zorgen gemeld over de aanwezigheid van C bij vader, aangezien deze man volgens hen verdacht wordt van seksueel grensoverschrijdend gedrag. G heeft E verteld dat zij zich door hem begluurd voelt. E heeft deze zorgen niet gemeld bij H, aangezien het gezin hier al bekend was. Moeder heeft de informatie van E meegenomen om bij H te tonen. Vader en C hebben als gevolg hiervan een klacht ingediend bij de tuchtraad. Ook heeft E van familie van moeder begrepen dat vader onlangs foto’s heeft gemaakt van zijn woning. Bovenstaande creëert een gevoel van onveiligheid. E is van mening dat vader hiermee ook een onveilige situatie creëert voor G, aangezien G hiermee de boodschap krijgt dat zij geen informatie in vertrouwen kan vertellen aan haar huisarts. Er zijn geen andere concrete signalen van huiselijk geweld binnen het gezin bekend bij E.”
Verweerder heeft naar aanleiding van het mondeling vooronderzoek de journaalregels aangepast. Bij 5 januari 2017 staat nu:
“S Eergisteren ruzie met vader over mobiel. Ging naar boven. Door vader hard bij pols gepakt en later tegen bed gevallen waarbij achterhoofd bezeerd. Toen stiekem moeder gebeld
Moeder vertelt dat neef met pornoverleden af en toe toezicht houdt. G verteld dat zij en haar zus zich door hem begluurd voelen.
O 2 hematomen op onderarm waar vingers geknepen hebben, pijnlijke plek behaarde achterhoofd, geen wond.
E kindermishandeling”.
3. HET STANDPUNT VAN KLAGERS EN DE KLACHT
Klager 1 verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:
1. dat hij onwaarheden in het huisartsenjournaal heeft vermeld op verzoek van zijn ex-echtgenote. Zij wil bewijs om de scheiding die zij wil aan familie en vrienden te kunnen verklaren vanuit haar christelijke geloofsovertuiging;
2. dat er geen sprake is van een normale dokter-patiëntrelatie en dat hij klakkeloos de beschuldigingen van moeder opschrijft waarvan hij wist of kon weten dat moeder deze zou gebruiken in een procedure tegen klager;
3. dat hij na de klacht bij het college is doorgegaan met het zonder toestemming van klager 1 verstrekken van informatie door uitgebreid verslag te doen aan de Raad voor de Kinderbescherming.
Klager 2 verwijt verweerder, zakelijk weergegeven:
1. dat hij onwaarheden in het huisartsenjournaal heeft vermeld;
2. dat er geen sprake is van een normale dokter-patiëntrelatie en dat hij klakkeloos de beschuldigingen van moeder opschrijft waarvan hij wist of kon weten dat moeder deze zou gebruiken in een procedure tegen klager.
3. dat hij schrijft dat klager 2 een pornoverleden heeft zonder hem te kennen, en deze beschuldiging naar de advocaat van klager 1 en moeder heeft gestuurd.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert - zakelijk weergegeven - aan dat hij in het dossier van G werkaantekeningen heeft gemaakt die alleen voor hemzelf zijn bedoeld.
Verder wijst verweerder erop dat er sprake is van een normale arts-patiëntrelatie met de ex-echtgenote van klager en haar kinderen. Hij ziet haar alleen in zijn hoedanigheid als huisarts.
Verweerder heeft moeder leren kennen tijdens het ziek- en sterfbed van haar moeder. Moeder had geen veilig thuis meer en was naar haar moeder gevlucht omdat zijzelf en haar kinderen gevaar liepen. Verweerder kon wat voor haar betekenen door woonruimte voor haar te zoeken zodat haar moeder kon sterven met het idee dat haar dochter en haar kleinkinderen veilig waren en dat er voor hen werd gezorgd. Soms gaat een taak van een huisarts verder dan pillen voorschrijven. Verweerder zal zich in ieder geval blijven inzetten voor de veiligheid van moeder en de kinderen van klager 1.
Verweerder kon afgifte van de journaalregels aan moeder enkel weigeren indien dit noodzakelijk zou zijn in het belang van de persoonlijke levenssfeer van een ander. Verweerder meent dat van schending van de persoonlijke levenssfeer van klager(s) geen sprake was.
Ten aanzien van klager 2 is verweerder van mening dat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 65 eerste lid van de Wet BIG en daarom niet in zijn klacht kan worden ontvangen.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college acht klager 2 ontvankelijk in zijn klacht, nu verweerder een (negatieve) kwalificatie over hem in het dossier van G heeft geschreven, dit via de moeder in de openbaarheid is gebracht en niet onaannemelijk is dat klager 2 hierdoor in zijn belangen is geschaad.
5.2
Het college wijst er bij de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Ten aanzien van klager 1
Er is hier, anders dan verweerder (aanvankelijk) heeft gesteld, geen sprake van werkaantekeningen maar van gewone aantekeningen in het medisch dossier van een patiënt. Het is, zoals onder meer vermeld in artikel 3 van de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld 2012, van belang dat een arts (aanwijzingen voor) kindermishandeling onderzoekt en feitelijk vastlegt in het dossier. Verweerder heeft dat gedaan door het verhaal van G te noteren bij de S van subjectief en zijn bevindingen met betrekking tot blauwe plekken ten gevolge van knijpen met vingers bij de O van objectief. Gelet op beide bevindingen mocht hij in redelijkheid kindermishandeling als conclusie noteren bij de E van Evaluatie, waarbij hij zich niet heeft uitgelaten over de vraag wie zich hieraan schuldig zou hebben gemaakt. Gelet op het feit dat de moeder hem had gezegd dat de kinderen bekend waren bij H, behoefde hij geen verder onderzoek te verrichten en evenmin zelf een melding te doen. Voorts was verweerder gehouden een afschrift van het dossier te verstrekken aan de moeder als met gezag beklede ouder, waarbij hij er bij de formulering van zijn bevindingen wel rekening mee moest houden dat de moeder deze aantekeningen ten eigen voordele zou aanwenden, maar waarbij dit hem er niet van hoefde te weerhouden de dossiernotities te maken en deze af te geven. Tot zover heeft het college geen aanmerkingen. Dat er geen sprake is van een normale arts-patiëntrelatie is verder niet gebleken.
Wel stuit het op bezwaren dat verweerder zonder klager 1 hierin te kennen informatie over diens dochter G heeft verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming. Weliswaar was verweerder op basis van artikel 1:240 van het Burgerlijk Wetboek gerechtigd zonder toestemming van één of beide met gezag beklede ouders die informatie te delen met de Raad, maar dat ontsloeg hem - nu omstandigheden om dat achterwege te laten niet zijn gesteld of gebleken - niet van de verplichting om dit tevoren met klager 1 te bespreken teneinde zo mogelijk zijn toestemming te verkrijgen. Het college kan zich voorstelen dat klager 1 verbolgen is dat verweerder twee weken voor het mondeling vooronderzoek had gesproken met de Raad zonder daar ook maar iets over te zeggen. Het college begrijpt dat verweerder dat inmiddels ook wel inziet. In voornoemde zin is de klacht van klager 1 gegrond.
Ten aanzien van klager 2
Het was te kort door de bocht om zonder nadere informatiebron en min of meer als objectief feit te vermelden dat klager 2 een pornoverleden had en naar G en haar zus gluurde. Verweerder heeft er door zijn aanpassing van het dossier blijk van gegeven dit te begrijpen. Dat neemt niet weg dat het kwaad al was geschied en in die zin is de klacht gegrond. Voor het overige is deze op basis van hetgeen hierboven is overwogen ongegrond.
5.3
Verweerder heeft op beide voornoemde punten ingezien dat zijn handelwijze niet juist was. Mede om die reden volstaat de maatregel van waarschuwing.
6. DE BESLISSING
Het college waarschuwt verweerder.
Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, en J.M. Komen en dr. G.J.M. Akkersdijk, leden-arts, in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 22 december 2017 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.