ECLI:NL:TGZRSGR:2017:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-169

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:65
Datum uitspraak: 18-04-2017
Datum publicatie: 18-04-2017
Zaaknummer(s): 2016-169
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Deels gegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster ontvankelijk. Optreden van verweerster als systeemtherapeut kan niet los worden gezien van de hoedanigheid van gz-psycholoog te meer nu zij in het BIG-register ook is geregistreerd met de specialistische aantekening van klinisch psycholoog. Klaagster is belanghebbende in de zin van de wet BIG nu zij stelt dat zij van het handelen van gz-psycholoog  nadeel heeft ondervonden en dus een eigen belang heeft. Niet aannemelijk geworden dat door klaagster gestelde afspraken zijn gemaakt en geschonden en dat klaagster onder druk is gezet om mee te werken aan de systeemtherapie. De door gz-psycholoog jegens alle betrokkenen in de therapie in acht te nemen vertrouwelijkheid brengt mee dat zij zonder toestemming van klaagster geen informatie aan patiënte mocht onthullen die door klaagster aan haar was toevertrouwd. Waarschuwing.  

Datum uitspraak: 18 april 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing genomen inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, GZ-psycholoog,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. drs. F.C. Boel, werkzaam te Laren.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 13 juni 2016

- het verweerschrift

- de brief d.d. 15 juli 2016 van verweerster

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 25 augustus 2016

-de brief d.d. 26 september 2016 van klaagster

- het aanvullend verweerschrift met bijlage

-de brief d.d. 9 november 2016 met bijlage van verweerster

-de brief d.d. 13 februari 2017 met bijlagen van verweerster

-de brief d.d. 15 februari 2017 van klaagster

-het e-mailbericht d.d. 16 februari 2017 van verweersters gemachtigde.

1.2     De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 21 februari 2017. Verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, is daar verschenen en heeft haar standpunt mondeling toegelicht.  Mr. Boel heeft pleitnotities overgelegd. Klaagster is, met bericht, niet verschenen.

2.           De feiten

2.1              Klaagster is de moeder van de meerderjarige E (hierna: patiënte). Patiënte is in behandeling of in behandeling geweest bij F, een instelling die hulp biedt bij eetstoornissen. Patiënte heeft met haar individuele therapeut de wenselijkheid van zogenaamde systeemgesprekken besproken. Verweerster is bij F werkzaam als systeemtherapeut en zij is in die hoedanigheid betrokken geraakt bij de behandeling van patiënte.

2.2              Patiënte heeft klaagster gevraagd of zij bereid was tot een systeemgesprek met patiënte. Klaagster heeft vervolgens per e-mail contact gezocht met verweerster. Daarbij heeft zij te kennen gegeven dat zij een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft. Verweerster heeft hierna telefonisch aan klaagster voorgesteld een gesprek  met haar te hebben. Dat gesprek heeft op 18 augustus 2015 plaatsgevonden. Daarin zijn emotionele kwetsbaarheden van klaagster ter sprake gekomen.

2.3              Op 27 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij, behalve klaagster en verweerster, patiënte en haar vriend aanwezig waren (hierna: het systeemgesprek). Tijdens dit gesprek heeft verweerster van de gewezen echtgenoot van klaagster afkomstige informatie ter sprake gebracht. Verweerster had voorafgaand aan het systeemgesprek ook een gesprek met hem en patiënte gevoerd.

2.4              Op 1 november 2015 heeft klaagster verweerster een e-mailbericht gestuurd met de volgende inhoud:

“Ik overweeg om een klacht in te dienen tegen jou wegens schending van het beroepsgeheim (een boekje open doen over G) en chantage middels wat je aangaf dat m.b.t. mijn evt. besluit om geen vervolggesprek meer aan te gaan de consequentie zou zijn dat mijn contact met E dan alleen nog functioneel van aard zou zijn.”

Later diezelfde dag heeft patiënte aan klaagster een e-mailbericht met de volgende inhoud gezonden:

“Ik weet niet waar jij mee bezig bent, maar waag het niet een klacht in te dienen tegen C [……]

3.           De klacht

3.1               De klacht luidt – zakelijk weergegeven - als volgt.

-          Verweerster heeft haar beroepsgeheim geschonden, doordat zij vertrouwelijke informatie, afkomstig van klaagsters gewezen echtgenoot tijdens het systeemgesprek kenbaar heeft gemaakt aan klaagster, patiënte en haar vriend en doordat zij zonder toestemming van klaagster, vertrouwelijke informatie van klaagster per e-mail aan patiënte kenbaar heeft gemaakt;

-          Verweerster heeft zich niet gehouden aan de afspraken en, in strijd met door haar met klaagster gemaakte afspraken, bijgedragen aan het afbreken van de relatie tussen klaagster en patiënte.

3.2     Klaagster heeft haar klacht aldus toegelicht, dat verweerster tijdens het systeemgesprek uitgebreid heeft verteld wat in een daaraan voorafgaand gesprek van verweerster met patiënte en klaagsters gewezen echtgenoot was besproken en daarbij zeer persoonlijke, gedetailleerde informatie over haar gewezen echtgenoot heeft betrokken. Klaagster heeft dat als heel pijnlijk en beschamend ervaren en is als gevolg daarvan tijdens het systeemgesprek de kluts kwijtgeraakt. Verweerster had  met klaagster afgesproken dat het een cognitief gesprek zou worden. Het gesprek heeft echter een erg emotionele wending gekregen.

Verweerster heeft klaagster emotioneel onder druk gezet om vervolggesprekken te voeren, doordat zij in bijzijn van patiënte tegen klaagster heeft gezegd dat patiënte het contact met haar zou verbreken, indien zij niet bereid was tot zodanige gesprekken.

Verweerster onderhield onder meer per e-mail privé contact met patiënte en heeft haar geïnformeerd over het voornemen van klaagster om een klacht tegen verweerster in te dienen. Als gevolg daarvan heeft patiënte het contact met klaagster verbroken. Klaagster wil niet dat patiënte ermee bekend wordt dat zij de onderhavige klacht tegen verweerster heeft ingediend.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig, wordt op de verweren hieronder nader ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Verweerster betoogt primair dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, nu zij de werkzaamheden, waarop de klacht betrekking heeft, heeft verricht als systeemtherapeut en de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet Big) niet op deze activiteit van toepassing is. Dit betoog faalt. Verweerster heeft de hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog en is als zodanig geregistreerd in het desbetreffende Big-register. Daarmee is haar handelen of nalaten in die hoedanigheid onderworpen aan de in de Wet Big geregelde tuchtrechtspraak. Verweersters optreden als systeemtherapeut kan niet los worden gezien van de hoedanigheid van GZ-psycholoog te meer nu zij in het Big-register ook is geregistreerd met de specialistische aantekening van klinisch psycholoog. H et voeren van systeemgesprekken behoort tot de reguliere werkzaamheden van een gezondheidszorgpsycholoog.

Dat het beroep van systeemtherapeut niet apart is vermeld in het register in de zin van art. 3 van de Wet Big doet daaraan niet af.

5.2       Verweerster heeft voorts betoogd dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat zij geen belanghebbende in de zin van de Wet Big is. Ook dat betoog faalt.

Om een klacht te kunnen indienen, dient de indiener van de klacht een belang te hebben dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg.

Klaagster klaagt niet namens patiënte, maar dient zelf een klacht in over haar eigen behandeling door verweerster. Voor zover zij zich er daarbij over beklaagt (i) dat verweerster haar beroepsgeheim jegens haar gewezen echtgenoot heeft geschonden, is zij niet-ontvankelijk in haar klacht, nu daarin niet gesteld of gebleken is dat zij door haar gewezen echtgenoot gemachtigd is om namens hem een klacht in te dienen. Klaagster stelt dat zij van het handelen van verweerster waarover zij klaagt nadeel heeft ondervonden, (ii) omdat verweerster zich niet aan de met klaagster gemaakte afspraken heeft gehouden en klaagster bovendien onder druk heeft gezet, en (iii) omdat zij vertrouwelijke informatie van klaagster zonder haar toestemming heeft doorgegeven aan patiënte die als gevolg daarvan het contact met haar heeft verbroken.  

Aldus heeft klaagster een eigen belang gesteld dat niet op voorhand onaannemelijk is en daarmee is zij ontvankelijk in haar klacht op de voet van artikel 47, lid 1 a van de Wet Big.

5.3       Verweerster heeft verder betoogd dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen, omdat deze onduidelijk en onsamenhangend is. Ook dat betoog faalt. De klacht is voldoende helder en samenhangend en er is geen aanleiding om aan te nemen dat verweerster niet heeft begrepen wat deze behelst.

5.4       Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 tot en met 5.3 is overwogen, kan klaagster worden ontvangen in haar klacht, behoudens voor zover die stoelt op de stelling dat verweerster haar beroepsgeheim jegens klaagsters voormalige echtgenoot heeft geschonden.

5.5       Omtrent de inhoud van de klacht overweegt het College als volgt.

Verweerster heeft bestreden dat zij met klaagster enige afspraken heeft gemaakt over het verloop van de te voeren gesprekken. Zij stelt dat zij slechts heeft uitgelegd wat het doel van het systeemgesprek was en gezegd heeft dat het een cognitieve insteek zou hebben. Voorts bestrijdt verweerster dat zij, behoudens een enkel punt, tijdens het systeemgesprek informatie kenbaar heeft gemaakt, die afkomstig was van klaagsters gewezen echtgenoot. Verweerster stelt dat klaagster haar bereidheid om deel te nemen aan de systeemtherapie afhankelijk had gemaakt van een aan haar gewezen echtgenoot te stellen voorwaarde en dat het hiervoor vermelde punt op die voorwaarde betrekking had. Verweerster stelt verder dat zij toestemming van klaagsters gewezen echtgenoot had om de desbetreffende informatie  in het gesprek kenbaar te maken en zij het in het belang van patiënte achtte om dat te doen. Verweerster bestrijdt evenzeer dat zij klaagster tijdens dit gesprek of op enig ander moment onder druk heeft gezet om vervolggesprekken te voeren. Het door haar jegens patiënte in acht te nemen beroepsgeheim belet haar echter verdere mededelingen te doen over de inhoud en het verloop van het systeemgesprek, aldus verweerster.

5.6       Nu de lezingen van partijen over deze punten tegenover elkaar staan, verweerster zich op haar beroepsgeheim jegens patiënte mag beroepen, en er geen andere aanwijzingen zijn dan de stellingen van klaagster daarover, is niet aannemelijk geworden dat verweerster de door klaagster gestelde afspraken met klaagster heeft gemaakt en die heeft geschonden. Evenmin is kunnen worden vastgesteld dat verweerster  klaagster, al dan niet in aanwezigheid van patiënte,  onder druk heeft gezet om haar medewerking aan de systeemtherapie te blijven verlenen.

De desbetreffende onderdelen (ii) van de klacht zijn derhalve ongegrond.

5.7   Wat betreft het verwijt dat verweerster vertrouwelijke informatie van haar aan patiënte heeft onthuld, overweegt het College als volgt. In een systeemtherapie betrokken cliënten dienen in vertrouwen met de therapeut te kunnen spreken, om de therapie een kans van slagen te geven. Als cliënten daarop niet kunnen vertrouwen, zullen zij immers niet vrijuit spreken. Cliënten mogen er onder deze omstandigheden vanuit gaan dat verweerster informatie die van hen afkomstig is, behoudens toestemming, niet met anderen zal delen. Verweerster heeft ter zitting erkend dat zij na het systeemgesprek aan patiënte heeft meegedeeld dat klaagster erg boos op verweerster was, zo boos dat zij overwoog om een klacht tegen haar in te dienen.

Klaagster was in het kader van de systeemtherapie weliswaar niet verweersters patiënte, maar wél, zoals verweerster ter zitting heeft erkend, (een van) haar cliënt(en). De door verweerster, anders dan zij heeft gesteld, jegens alle betrokkenen in de therapie en dus ook jegens klaagster in acht te nemen vertrouwelijkheid bracht dus mee dat verweerster zonder toestemming van klaagster geen informatie aan patiënte mocht onthullen die door klaagster aan haar was toevertrouwd. Dat klaagster zó boos was dat zij overwoog een klacht tegen verweerster in te dienen was, anders dan verweerster heeft gesteld, wel degelijk zodanige aan haar toevertrouwde informatie (als bedoeld in artikel 88 Wet Big). Verweerster heeft erkend dat zij aan klaagster geen toestemming heeft gevraagd om die informatie aan patiënte mee te delen. Dat verweerster, zoals zij ter zitting heeft gesteld, een keuze heeft gemaakt om dat wel te doen, teneinde patiënte duidelijk te maken hoe boos klaagster was en om aan patiënte te verklaren waarom het volgende gesprek niet doorging en omdat zij tijd nodig had om klaagster te motiveren tot een vervolggesprek, vormt geen rechtvaardiging voor het zonder toestemming van klaagster overbrengen van die vertrouwelijke informatie.  Verweerster had kunnen en, gelet op het mogelijke (loyaliteits)effect daarvan op de relatie tussen klaagster en patiënte, bovendien ook  vanuit haar deskundigheid behoren te volstaan met een (neutrale) mededeling aan patiënte  waaruit voortvloeide dat een vervolggesprek op korte termijn niet zou plaatsvinden, althans een mededeling waaruit niet was af te leiden dat klaagster erg boos was en overwoog een klacht in te dienen. Verweerster heeft bestreden dat patiënte, nadat, dan wel omdat, verweerster de hiervoor bedoelde mededeling aan patiënte had gedaan, het contact met klaagster heeft verbroken. Verweerster heeft verder gesteld dat het door haar jegens patiënte in acht te nemen beroepsgeheim haar belet daarover verdere mededelingen te doen.

Voor de goede orde wijst het College er nog op dat klaagster verweerster heeft belet om patiënte te informeren over de uiteindelijk ingediende klacht. Verweerster kan dus niet worden tegengeworpen dat zij ervan af heeft gezien patiënte te verzoeken haar toe te staan op dit punt nader (inhoudelijk) verweer te voeren.

5.8       Uit het voorgaande vloeit voort dat het College van oordeel is dat verweerster de jegens klaagster in acht te nemen vertrouwelijkheid heeft geschonden en beroepshalve jegens klaagster is tekortgeschoten. Of de informatie van verweerster aan patiënte tot gevolg heeft gehad dat patiënte het contact met klaagster heeft verbroken heeft het College niet kunnen vaststellen.

Onderdeel (iii) van de klacht betrekking hebbend op schending van de geheimhoudingsplicht jegens klaagster is derhalve gegrond.

5.9     De conclusie is dat verweerster ten aanzien van klachtonderdeel (iii) in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a , van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook in zoverre gegrond. Klachtonderdeel (ii) is ongegrond, terwijl klaagster niet-ontvankelijk is in klachtonderdeel (i).   

Het College acht de hierna te noemen maatregel passend. Naar het oordeel van het College kan met de lichtste maatregel worden volstaan, waarbij het college aantekent dat dit ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76 een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

5.10     Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, op de voet van artikel 71 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bekend worden gemaakt op hierna te vermelden wijze.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

-          verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel (i);

-          verklaart klachtonderdeel (ii) ongegrond;

-          legt ten aanzien van klachtonderdeel (iii) op de maatregel van waarschuwing;

-          bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan De Psycholoog, maandblad van het Nederlands Instituut van Psychologen, ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist, L.J.J.M. Geertjens, N.A.M. Perquin, dr. T.A.W. van der Schoot, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 18 april 2017.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.