ECLI:NL:TGZRSGR:2017:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-166

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:5
Datum uitspraak: 03-01-2017
Datum publicatie: 03-01-2017
Zaaknummer(s): 2016-166
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Gegronde klacht tegen verloskundige van patiënte. Klager, ex-partner van patiënte, is klachtgerechtigd aangezien door verloskundige opgestelde verklaring betrekking heeft op juridische procedure waarbij klager is betrokken en nadelige consequenties voor klager zou kunnen hebben. Door opstellen schriftelijke verklaring met verzoek uitstel rechtszaken, gebaseerd op de psyche van patiënte, is verloskundige getreden buiten de grenzen van mogelijkheden als verloskundige. Gehandeld in strijd met KNOV Beroepscode van Verloskundigen en geldende norm dat verloskundige zich strikt moet beperken tot uitspraken op basis van verloskundige kennis. Waarschuwing.      

Datum uitspraak: 3 januari 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , verloskundige,

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. E.E. Rippen, werkzaam te Utrecht.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juni 2016

- het verweerschrift

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 9 november 2016. De partijen, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Beide partijen hebben pleitnotities overgelegd.

2.         De feiten

2.1       Klager heeft in de periode van november 2013 tot november 2014 een relatie gehad met mevrouw E (hierna te noemen: de vrouw), die op 22 september 2014 is bevallen van een dochter.  Klager heeft de dochter erkend en onder zijn naam ingeschreven. Sinds maart 2015 procederen klager en zijn ex-partner over de omgangsregeling en in het kader daarvan ook over het vaderschap van klager.

2.2       De vrouw was in het begin van 2016 weer zwanger. Verweerster is haar verloskundige.

2.3       Verweerster heeft op 22 januari 2016 op verzoek van de vrouw en/of de advocaat van de vrouw, een schriftelijke verklaring afgegeven, met als aanhef “Aan geadresseerde” en met de volgende tekst:

“Hierbij laat ik u weten van mevrouw E thans gravida is van haar tweede kindje. In verband met haar psyche door alle omstandigheden waarin mevrouw verkeerd, alle stress die dit geeft zie ik graag dat de rechtzaken worden voortgezet na de bevalling. Dit omdat het onverantwoordelijk is voor moeder en ongeboren kind dit nu te doen.

Ik wil dat mevrouw geen stress en spanning ondervindt nu.

(…)”

2.4       De verklaring is gevoegd bij een verzoek van de advocaat van de vrouw aan de Rechtbank om uitstel in de procedure tussen de vrouw en klager. De Rechtbank heeft bij brief van 23 maart 2016 het uitstelverzoek afgewezen.

3.         De klacht

De klacht luidt:

Verweerster heeft gehandeld in strijd met haar beroepsnormen, is te kort geschoten in haar professionele verantwoordelijkheid en is derhalve vertrouwenondermijnend geweest. In het bijzonder heeft verweerster zich laakbaar laten leiden door een verzoek van de vrouw en/of haar advocaat om de verklaring van 22 januari 2016 te schrijven, waarbij zij zich buiten de grenzen van haar competentie heeft begeven ten aanzien van de door haar “beoordeelde wetenschap” omtrent de psychische gesteldheid van de vrouw. Daarmee schaadt zij de goede naam en faam van de beroepsgroep en in het bijzonder de belangen van klager.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht onder meer gesteld dat de vrouw de procedure over de omgangsregeling frustreert, maar zelf wel actief is in het “juridische strijdveld”, waarbij zij ook de ouders en de werkgever van klager betrekt. Voorts heeft hij gesteld dat de brief van verweerster ook in andere procedures is gebruikt.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van klager en heeft subsidiair de klacht bestreden. Verweerster stelt geen mededelingen te willen doen over haar cliënte, ten eerste vanwege het beroepsgeheim en ten tweede omdat zij op geen enkele wijze deel wenst uit te (gaan) maken van de juridische procedures waarin de ex-partners kennelijk verwikkeld zijn.  Voor zover nodig wordt hieronder op de verweren ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Verweerster acht klager niet ontvankelijk in zijn klacht, omdat hij volgens haar geen rechtstreeks belanghebbende is in de zin van artikel 65, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Zij stelt daartoe dat de klacht geen betrekking heeft op de eerste zwangerschap van de vrouw, toen klager en de vrouw een relatie hadden, maar dat de brief is geschreven tijdens de latere zwangerschap van de vrouw, toen klager en de vrouw geen relatie meer hadden.

Het College verwerpt dit verweer. Om te kunnen worden ontvangen in zijn klacht is niet vereist dat klager betrokken was bij de zwangerschap van de patiënte/cliënte van verweerster  ten tijde van het handelen waarover hij klaagt. Naar vaste tuchtrechtspraak kan een persoon zich als rechtstreeks belanghebbende beklagen over het afgeven van een verklaring door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar, indien deze verklaring nadelige consequenties voor die persoon kan hebben. Daarbij is niet bepalend of het nadeel daadwerkelijk is ontstaan. De verklaring die verweerster op 22 januari 2016 heeft afgegeven, heeft betrekking op een juridische procedure waarbij klager partij is. De strekking is een uitstel in de procedure te bewerkstelligen. Deze verklaring kon dus nadelige consequenties voor klager hebben. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht als rechtstreeks belanghebbende en de klacht zal inhoudelijk worden beoordeeld.

5.2       In haar verklaring van 22 januari 2016 heeft verweerster zich als verloskundige uitgesproken over de ‘psyche’ van haar cliënte en deze in verband gebracht met de ‘stress’ van het voeren van rechtzaken en heeft zij op die grond aangedrongen op uitstel van de rechtzaken. Het College neemt van verweerster aan dat zij de brief met de beste bedoelingen heeft geschreven om haar cliënte te helpen. Zij heeft zich daarbij echter begeven buiten de grenzen van haar mogelijkheden als verloskundige, zoals bedoeld in de eed van Hippocrates, die zij ter verkrijging van haar bevoegdheid als verloskundige heeft afgelegd.  Ook de KNOV Beroepscode van Verloskundigen (hierna te noemen: de Code) bepaalt dat de verloskundige zich beperkt tot uitspraken die binnen het terrein van haar bevoegdheid en bekwaamheid als verloskundige liggen (zie art. 1.6). Het al dan niet verantwoord zijn van voortzetting van een gerechtelijke procedure mist een obstetrische grondslag. Ingevolge de Code behoort een verloskundige alleen te voldoen aan verzoeken of opdrachten die overeenstemmen met de Code (zie art. 1.11). Desgevraagd heeft verweerster ter zitting gezegd dat zij niet bekend was met de Code; er was dus ook geen sprake van het bewust, met een goede reden, afwijken van die Code.  Het College wijst in dit verband ook op het standpunt van de KNOV, bekend uit haar nieuwsbrief van 20 april 2015, over het afgeven van zogenaamde fit-to fly verklaringen. De KNOV raadt het afgeven van dergelijke verklaringen af, maar ingeval een verloskundige toch aan een dergelijk verzoek wil voldoen, raadt de KNOV haar leden aan zich te beperken tot de verklaring dat een cliënte zwanger is, met de à terme datum/het aantal weken zwangerschap, eventueel aangevuld met een verklaring over de gezondheidstoestand gerelateerd aan de zwangerschap op het moment dat de verloskundige de cliënte op een bepaalde datum voor het laatst heeft gezien. Ook uit dit standpunt blijkt dat de norm in de beroepsgroep inhoudt dat een verloskundige bij het afgeven van verklaringen zich strikt moet beperken tot een uitspraak op basis van verloskundige kennis.

5.3       De conclusie is dat verweerster in strijd met de in haar beroepsgroep geldende normen heeft gehandeld en de klacht gegrond is.

5.4       Dat de verklaring niet aan een met name genoemde persoon is gericht maakt het oordeel niet anders. Hetzelfde geldt voor de stelling van verweerster dat zij niet wist op welke procedure(s) haar verklaring betrekking had. Gelet op het verzoek van de vrouw of haar advocaat en de expliciete verwijzing naar de rechtzaken, moest verweerster er rekening mee houden dat haar verklaring in een of meer juridische procedures zou worden gebruikt.

5.5       Het College acht als maatregel een waarschuwing passend en voldoende om verweerster bewust te maken van de hier aan de orde zijnde beroepsnorm.

5.6       Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, op de voet van artikel 71 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bekend worden gemaakt op de hierna te vermelden wijze.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

legt op de maatregel van waarschuwing;

bepaalt dat om redenen aan het algemeen belang ontleend, deze beslissing, zodra zij onherroepelijk is, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter bekendmaking zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Verloskundigen.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 9 november 2016 door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, I.A.H. Mourits en F.C.A. Buist MBA, leden-verloskundigen, bijgestaan door

mr. D.R. Dutrieux, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.