ECLI:NL:TGZRSGR:2017:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-082

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:153
Datum uitspraak: 31-10-2017
Datum publicatie: 31-10-2017
Zaaknummer(s): 2017-082
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. Het college stelt voorop dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid binnen detentie van een heel andere orde is dan de beoordeling van arbeidsongeschiktheid buiten detentie. De huisarts in een PI is in staat en ook bevoegd om te oordelen over de geschiktheid om arbeid in detentie te verrichten. De huisarts heeft klager op zorgvuldige wijze arbeidsgeschikt verklaard. Wat betreft de doorverwijzing naar een handenspecialist, is de vertraging niet aan de huisarts te wijten. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 31 oktober 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

destijds verblijvende te B,

klager,

gemachtigde: mr. M. Van Stratum, advocaat te Nootdorp,

tegen:

C, huisarts,

werkzaam te B,

verweerder,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift ontvangen op 6 april 2017, met bijlage ontvangen op 7 april 2017

- het aanvullend klaagschrift met bijlage ontvangen op 10 april 2017

- het verweerschrift

- de op 28 juni 2017 ontvangen brief waarin gemachtigde van klager meedeelt als opvolgend raadsman namens klager op te treden

- de correspondentie met betrekking tot het mondelinge vooronderzoek

- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek op 10 juli 2017 met bijlagen

- de op 17 juli 2017 ontvangen brief van gemachtigde van klager.

De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 12 september 2017. Klager is niet verschenen. Zijn gemachtigde mr. Van Stratum voornoemd heeft het standpunt van klager toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die aan het College en verweerder zijn overgelegd. Verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1 Verweerder is sinds 2012 anderhalve dag per week als huisarts werkzaam in de Penitentiaire Inrichting D, locatie B (PI). Klager was van 2 januari 2017 t/m 21 april 2017 in voorarrest gedetineerd in deze PI. Op 3 januari 2017 is een Medische Intake Nieuw Ingeslotene (hierna: de intake) afgenomen door een verpleegkundige. In het journaal heeft de verpleegkundige voor zover hier van belang genoteerd “deuk tussen duim en wijsvinger sedert een week. functiebeperking”. Op 5 januari 2017 is klager door verweerder gezien in verband met druk op de borst eerder die dag. Tijdens dit consult is niet gesproken over de hand van klager.

2.2 Op verzoek van klager is op 17 januari 2017 door de verpleegkundige in verband met de deuk in de hand van klager een afspraak gemaakt met verweerder. Verweerder heeft klager vervolgens op 19 januari 2017 op zijn spreekuur gezien en naar een handenspecialist verwezen.

2.3 De afspraak van klager bij de E (handenkliniek) heeft plaatsgevonden op 23 maart 2017. Bij E is klager doorverwezen naar een neuroloog.

2.4 Tijdens het spreekuur van verweerder op 27 maart 2017 heeft klager verweerder verzocht hem arbeidsongeschikt te verklaren vanwege klachten aan zijn rechterarm. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen en klager medegedeeld dat hij weliswaar beperkt was in het gebruik van zijn hand, maar nog wel passende arbeid kon verrichten.

2.5 Op 5 en 6 april 2017 heeft klager zich ziek gemeld. De verpleegkundige heeft op 6 april in het medisch dossier genoteerd:

de arbeid belde, dhr zegt dat hij niets kan met hand

dat hij met bepaalde mensen niet kan werken en dan agressief word

geen reden voor AO -> arbeid nogmaals gezegd dat dhr alleen een beperking heeft voor hand

overigens niet verplicht om te werken

nb: dhr heeft vanmorgen wel meegedaan met sporten

3. De klacht

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - dat hij hem niet arbeidsongeschikt heeft verklaard. Klager heeft al 26 jaar een Wajong-uitkering, psychische problematiek en verslaving in zijn voorgeschiedenis en is eerder in een andere PI wel arbeidsongeschikt verklaard. Daarbij verwijt klager verweerder dat hij door zijn toedoen te laat door een handenspecialist is gezien en dat klager niet is besproken tijdens het Psycho Medisch Overleg (PMO) in de PI. Een klacht over het ten onrechte niet verstrekken van het medisch dossier is tijdens het mondeling vooronderzoek ingetrokken.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het tuchtrecht gaat uit van persoonlijke verwijtbaarheid, zodat het persoonlijk handelen van verweerder tijdens zijn consulten bij voormelde beoordeling centraal staat.

5.2 Het College stelt voorop dat binnen (voorlopige) detentie het verrichten van arbeid geldt als zinvolle dagbesteding en niet als een manier om in het eigen levensonderhoud te voorzien. Ook wordt het gezien als een goede voorbereiding voor terugkeer in de samenleving en om structuur aan de dag te geven. Dit betekent dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid binnen detentie van een heel andere orde is dan de beoordeling van arbeidsongeschiktheid buiten detentie. Daarbij was klager niet tot werken verplicht. Verder overweegt het College dat de huisarts in een PI vanwege de bijzondere aard van de arbeid binnen de PI in het algemeen in staat en ook bevoegd is om te oordelen over de geschiktheid om arbeid in detentie te verrichten. Verweerder heeft desgevraagd ter terechtzitting verklaard dat in detentie verschillende soorten werkzaamheden kunnen worden verricht waardoor er met de mogelijkheden en beperkingen van een gedetineerde rekening kan - en ook wordt - gehouden.

5.3 Het feit dat recht bestaat op een volledige Wajong-uitkering betekent dan ook niet dat ook binnen detentie de betrokkene arbeidsongeschikt is. Ook een eerdere arbeidsongeschiktheidsverklaring in een andere PI leidt niet automatisch tot arbeidsongeschiktheid bij latere detentie. Klager heeft blijkens het medisch dossier verweerder op 27 maart 2017 gevraagd hem arbeidsongeschikt te verklaren vanwege klachten aan zijn rechterarm. Verweerder heeft ter terechtzitting verklaard dat klager weliswaar beperkt was in het gebruik van zijn hand, maar nog wel in staat was te sporten en zelfstandig de activiteiten van het dagelijks leven verrichtte. Verweerder heeft na beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van klager contact opgenomen met de medewerkers van de afdeling arbeid om na te gaan of werk beschikbaar was dat door klager kon worden uitgevoerd, ondanks zijn beperking in het gebruik van zijn hand. Hem werd verteld dat dat het geval was. Ook psychische problematiek en verslaving in de voorgeschiedenis staan het verrichten van arbeid in een PI niet in de weg. Verweerder heeft ter terechtzitting verklaard dat psychische klachten alleen tot arbeidsongeschiktheid leiden voor arbeid in een PI als sprake is van een psychose, niet wanneer bijvoorbeeld sprake is van een verstoorde agressieregulatie. Blijkens het dossier was bij klager geen sprake van een psychose. Ook in de ochtendrapportage van de PI zou geen melding zijn gemaakt van een psychose of een gestoorde agressieregulatie bij klager. Dit is ook de reden dat klager niet is besproken in het PMO. Het College ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het door verweerder gestelde onjuist is en dat hij in dit kader onzorgvuldig heeft gehandeld en acht de klacht in zoverre ongegrond.

5.4 Wat betreft de klacht over de doorverwijzing naar een handenspecialist acht het College van belang dat de klacht die klager ervoer aan zijn hand reeds bestond voor de intake op 3 januari 2017. Verweerder heeft klager verwezen naar een handenkliniek met de overweging dat de wachttijden daarvoor korter zijn dan voor een neuroloog. Een open verwijzing was derhalve te billijken. Verweerder heeft ter terechtzitting toegelicht dat de praktijk is dat na een verwijzing de medisch secretaresse voor de gedetineerde een afspraak maakt, in overleg met de kliniek en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. In deze zaak heeft de verwijzing helaas langer geduurd dan verweerder had mogen verwachten, wat hem niet verweten kan worden. Het College acht het zorgvuldig dat verweerder zich blijkens zijn verklaring ter terechtzitting sedertdien heeft ingespannen het traject van verwijzing binnen de PI beter te laten verlopen. Het College acht ook dit onderdeel van de klacht ongegrond.

5.5 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, mr. E.M. Deen, lid-jurist, dr. B. van Ek, dr. R.A. Scheeren en prof. dr. J.W. de Fijter, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. M. Braspenning-Groeneveld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2017.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.