ECLI:NL:TGZRSGR:2017:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2017-066

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2017:141
Datum uitspraak: 17-10-2017
Datum publicatie: 17-10-2017
Zaaknummer(s): 2017-066
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een apotheker. Het had op de weg van de apotheker gelegen om hetzij het herhaalrecept van de huisarts in te voeren hetzij klager te laten weten dat het herhaalrecept niet werd ingewilligd. Nu door klager en/of de huisarts hierover niets is gezegd en de huisarts het voorschrijven van de medicatie heeft gecontinueerd, acht het College deze nalatigheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dat metropolol tartraat in plaats van metroprolol retard is verstrekt acht het College niet verwijtbaar. De apotheker heeft zich terecht en op goede gronden aan het meest recente en nog openstaande recept van het ziekenhuis gehouden, waarin metroprolol tartraat is bedoeld, en zij heeft uitleg over de werking van de medicatie gegeven. Klacht afgewezen.

Datum uitspraak: 17 oktober 2017

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, apotheker,

werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr Schothorst- Gransier.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met 5 bijlagen, ontvangen op 14 maart 2017,

- het verweerschrift aanvankelijk met 1 productie, later aangevuld met producties 2-8.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling

te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare

terechtzitting van 29 augustus 2017. De partijen zijn verschenen, verweerster vergezeld van haar gemachtigde. De standpunten zijn mondeling toegelicht. Van de kant van verweerster zijn pleitnotities overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klager is al meer dan 20 jaar vaste klant bij de apotheek, waar verweerster werkzaam

is. Klager is hartpatiënt en gebruikt voor zijn hartklachten verschillende medicijnen.

2.2 Bij brief van 21 juni 2016 heeft klagers huisarts aan de apotheek het volgende

gevraagd: ‘Na overleg met patient verzoek ik u de patient in de herhaalmodule van uw apotheek te zetten. Graag medicatie synchroniseren en 3 maandelijks afleveren na autorisatie. Patient bleek sommige medicamenten te breken om ze zo verdeeld over de dag te kunnen innemen. Ik heb deze nu in dosering en indiening aangepast’. Bijgevoegd was een overzicht met de op dat moment gebruikte medicatie, met onder andere ‘Metoprololsucc ret t 50 mg; 3x per dag 1’. Deze medicatie werd in tabletten in 100 mg voorgeschreven.

2.3 Klager kreeg op 17 september 2016 zijn derde hartinfarct. Er zijn toen twee stents

geplaatst in het D. Op 19 september 2016 ging klager met ontslag en toen is door het D nog een recept voorgeschreven voor ‘270 stuks metoprolol tablet 50 mg 3x daags 1 tablet’.

2.4 Op zaterdag 8 oktober 2016 bezocht klager de apotheek zonder recept maar wel met

een (lege) strip van 100 mg metoprolol retard. Hij gaf aan dat hij geen medicatie meer had voor het weekend en vroeg aan de assistente E om metoprolol retard in tabletten van 50 mg om het weekend te kunnen doorkomen.

2.5 Toen de assistente aangaf dat zonder recept geen afgifte mogelijk was gaf klager aan

dat er nog een recept van het D open zou moeten staan. Het onder 2.3 genoemde recept van het D van 19 september 2016 werd gevonden en was nog niet door klager opgehaald. Klager kreeg – in plaats van de voorgeschreven 270 tabletten – 10 tabletten metoprolol tartraat mee. Daarbij is uitgelegd dat metoprolol tartraat en retard dezelfde werkzame stof hebben, maar wel een andere werkingsmethodiek hebben.

2.6 Een uur nadat klager de helft van 50 mg metroprolol tartraat had gebruikt is hij met

hartritmestoornissen onwel geworden waarna een vervoer met een ambulance naar het D nodig bleek. Diezelfde dag is klager klachtenvrij uit het ziekenhuis ontslagen.

3. De klacht

3.1 Klager stelt dat niet de juiste metoprolol succinaat retard tablet van 50 mg maar in

plaats daarvan het niet eerder door klager gebruikte metoprolol tartraat 50 mg is geleverd. Als gevolg daarvan is na inname bij klager hartfibrilleren geconstateerd. Dit is aan verweerster te verwijten omdat zij de informatie van de huisarts betreffende de actuele medicatie van klager niet volledig en correct in de computer had verwerkt.

3.2 Daarnaast verwijt klager verweerster dat de apotheek, c.q. zijzelf het verzoek van de

huisarts van 21 juni 2016 (de herhaalmodule) niet heeft opgevolgd.

Klagers hartklachten zijn nog steeds niet genormaliseerd en klager staat nog onder verscherpte controle.

4. Het standpunt van verweerster

4.1 Verweerster geeft aan dat metoprolol succinaat retard 50 mg tabletten en metroprolol

tartraat tabletten 50 mg dezelfde werkzame stof bevatten. Het verschil zit erin dat bij

de retard tabletten de werkzame stof vertraagd wordt afgegeven. Verweerster voert aan dat het meest recente recept van het D, namelijk dat van 19 september 2016, is opgevolgd. Dat in dit recept metoprolol tartraat is bedoeld blijkt ook uit het feit dat metoprolol succinaat tabletten nooit 3x daags maar slechts 1x daags wordt voorgeschreven. Het was daarom niet onjuist om metoprolol tartraat 50 mg tabletten af te leveren.

Verweerster betwist dat de door klager gestelde hartklachten door de medicatie zijn ontstaan, want klager is immers ernstig hartpatiënt.

4.2 Verweerster heeft het verzoek van de huisarts van 21 juni 2016 om klager aan te

melden in de herhaalservice wel ontvangen maar niet opgevolgd. Verweerster geeft aan dat

de herhaalmodule voor patiënten van klagers huisarts toentertijd nog niet actief was bij de

apotheek. Het systeem werkte niet automatisch voor een huisarts: daarvoor was een

technische module vereist. Echter, ondanks het niet-uitvoeren van een verzoek om een

herhaalservice is door klager noch door de huisarts aan de bel getrokken en werd de

medicatie door de huisarts wel steeds op recept aan klager afgegeven.

5. De beoordeling

5.1 Naar het oordeel van het College had het op zich op verweersters weg gelegen om

hetzij het herhaalrecept van 21 juni 2016 in te voeren hetzij aan klager te laten weten

dat het herhaalrecept niet werd ingewilligd. Nu niet is weersproken dat door klager noch door de huisarts hierover aan de bel is getrokken en de huisarts het voorschrijven van medicatie aan klager feitelijk heeft gecontinueerd, acht het College deze nalatigheid echter niet zodanig ernstig dat hier sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.2 Wat betreft de verstrekte medicatie overweegt het College allereerst dat klager door

zich in het weekend en zonder recept bij de apotheek te melden in de eerste plaats zelf

in de hand heeft gewerkt dat hij kampte met een dreigend tekort aan medicijnen. Daar

komt bij dat klager niet lang daarvoor was ontslagen uit het ziekenhuis en dat ook bij

klager alertheid mag worden verwacht dat hij ervoor zorgdraagt dat hij na een ziekenhuisopname in het weekend over voldoende medicatie beschikt.

Verder geldt dat metroprolol retard en metoprolol tartraat feitelijk dezelfde werkzame stof bevatten. Eén tablet metoprololsuccinaat 50 mg retard met gereguleerde afgifte bevat 47,5 mg metoprololsuccinaat, overeenkomend met 50 mg metoprololtartraat. Bij de retard tabletten wordt de werkzame stof vertraagd afgegeven.

Naar het oordeel van het College heeft verweerster zich terecht en op goede gronden

gehouden aan het meest recente, nog openstaande recept van het D

van 19 september 2016. Door acht te slaan op het gegeven dat klager niet eerder

metoprolol tartraat had gebruikt en dat daarom slechts 10 pillen metoprolol tartraat zijn verstrekt en met de uitleg over de werking van de medicatie te geven heeft verweerster bij de afgifte ervan de nodige zorgvuldigheid betracht. Ook op dit punt kan aan verweerster geen verwijt worden gemaakt.

5.4 De conclusie is dat verweerster niet in strijd heeft gehandeld met de zorg die zij ten

opzichte van klager behoorde te betrachten zoals bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, zodat de klacht als ongegrond zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. R.A. Dozy, voorzitter, mr. M.W. Koek, lid-jurist, M.M. Goddijn, D.P. Krom, W. van den Oudenalder, leden-beroepsgenoot, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2017.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.