ECLI:NL:TGZRSGR:2017:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2016-285
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2017:101 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-06-2017 |
Datum publicatie: | 13-06-2017 |
Zaaknummer(s): | 2016-285 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft bij een intercollegiale toetsing, een aantal diagnoses - tot het stellen waarvan hij niet bevoegd is – zeer stellig geformuleerd en daarmee onzorgvuldig gehandeld. Hij kende klaagster niet en heeft noch haar noch haar medische dossier gezien en is afgegaan summiere informatie. Het sturen van een (geanonimiseerd) bericht over een patiënt in het kader van intercollegiale toetsing naar een collega beroepsbeoefenaar niet verwijtbaar. De verpleegkundige diende er met het verzenden van de e-mail rekening mee te houden dat de aan klaagster geboden zorg in het zorgteam onder druk zou komen te staan. Berisping. |
Datum uitspraak: 13 juni 2017
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
wonende te B,
klaagster,
gemachtigde: C,
tegen:
D, verpleegkundige,
werkzaam te E,
verweerder.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 23 november 2016
- het verweerschrift met bijlagen.
1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 april 2017. Namens klaagster is verschenen haar partner, C. Verweerder is in persoon verschenen.
2.
De feiten
2.1 Klaagster, geboren in 1969, heeft een zorgbehoefte. Met behulp van een
persoonsgebonden budget koopt zij de benodigde zorg in bij een aantal zorgverleners verbonden aan ‘F, een groep zelfstandige verzorgenden en verpleegkundigen (zzp-ers). Eén van deze zorgverleners is G (hierna ook: G).
2.2 Verweerder is als indicerend (HBO-)verpleegkundige werkzaam bij H,
een organisatie die onder meer thuiszorg en begeleiding op het gebied van geestelijke gezondheidszorg biedt.
2.3 Op enig moment heeft G telefonisch contact opgenomen met verweerder
over de situatie rondom een cliënt van haar, te weten klaagster. Na het telefoongesprek heeft G op 2 november 2016 om 21:31 uur de volgende mail gestuurd aan verweerder:
“Hoi D,
Aller eerst heel erg bedankt dat je even mee wil denken.
Het zit zo..
In april 2014 ben ik bij een cliënt terecht gekomen ivm een zorg vraag voor Hulp bij ADL. Mw is in een rolstoel terecht gekomen tgv een whiplash.
In eerste instantie zag ik niks bijzonders… Echter in de loop van de tijd viel mij op dat zij zich anders voor doet dan nodig is.. namelijk het volgende…
Mw geeft pijn aan in schouder.. spontaan ontstaan na een vakantie per auto naar I…
Mw kreeg hier na enige onderzoeken in het zkhs en geen aanwijsbare reden morfine voor Daar ik meer van de alternatieve geneeswijzen ben, en het graag op een andere manier probeer , heb ik haar wiet olie geadviseerd.
Zij is hier stapje voor stapje op over gegaan met goed resultaat… niet alleen met betrekking tot haar pijn klachten maar ook met haar klachten op psychisch gebied (depressie). (Mw is tevens bekend met depressies en traumas waarvoor behandeling bij psycholoog dmw EMDR THERAPIE.)
Mw kon veranderingen makkelijker aan en leek sterker in haar schoenen te staan. In de zelfde tijd heeft mw aangegeven bij een collega dat zij naar het zkhs wil voor een darm onderzoek (waren geen aanwijsbare redenen voor)(begin juni)
Eind augustus gaf mw aan diarree klachten te hebben (1x waargenomen door collega) deze klachten bleven aanhouden volgens mw (medicatie genoeg in huis om dit te veroorzaken) en daarom moest mw een darm onderzoek.
Mw heeft echter buiten die enkele keer nooit aantoonbaar klachten gehad (geen vervuilde inco ook niet na een nacht alleen etc)
Dit is slechts 1 van de vele voorbeelden..
Schouderklachten kunnen niet onderbouwd worden dmv mri of iets dergelijks… sterker nog… Volgens therapeut zouden de klachten zeker met 70 procent afgenomen moeten zijn (beoordeeld na lichamelijk onderzoek en beoordeling qua beweging)
Wij (haar verzorgende team) hebben sterk het gevoel dat hier een psychische achtergrond te grondslag ligt… Na overleg met [.] en [..] hebben wij het advies gekregen het bij de huisarts neer te leggen en ons als team uit de zorg terug te trekken en een professioneel (reguliere thuiszorg) het over te laten nemen.
Dit willen we wel, maar hoe moeten we dat aanpakken? Zij gaat natuurlijk vragen waarom… moeten wij dan onze bedenkingen uitspreken of wat? Tevens zijn wij bang voor de psychische gevolgen… Wij willen niet dat mw in een dusdanige depressie komt dat er dingen gebeuren die we hadden willen voorkomen…
Wij zitten een beetje met de handen in het haar.
Mw is nu op vakantie tot volgende week dinsdag, maar we willen dit wel aanpakken zodra zij terug komt…
Kan je nog veel meer vertellen maar denk niet dat dat op dit moment meerwaarde heeft… maar krijg zelf heel sterk het gevoel dat mw Munchhouser byproxy (of hoe je dat ook schrijft) symptomen heeft.
Heel graag je advies over hoe nu verder te handelen.
Mijn collega heeft tevens een brief geschreven voor de huisarts… Ter info
Zal deze als bijlage mee sturen.
Alvast heel erg bedankt voor je advies en meedenken… Wij weten het even niet meer (…)”
2.4 Op 2 november 2016 om 22:00 uur heeft verweerder de volgende mail gestuurd aan
G alsmede (cc) aan de mailadressen [….]en [….]:
“Beste G,
Inderdaad, ik heb 25 jaar ervaring in de psychiatrie en verslavingszorg. Dit is herkenbaar en klinkt mij al te vertrouwt in de oren en hoe niet juist door personeel gehandeld wordt om zo het tegengesteld te bereiken en de zorgverlening niet prettig ervaren wordt.
Jullie zijn veel te ver gegaan met deze mevrouw, een half uur blijven zitten tot dat mw. uit bed komt, kan echt niet. Ik ga niet alles benoemen maar ik schrik van jullie houding maar snap het kennis tekort.
Er is mw. veel te veel ruimte gegeven en mw. heeft jullie compleet in de tang, nu is het ook te laat om dingen te corrigeren.
Met dit gedrag kan mevrouw een ieder leeg zuigen.
Mw. heeft Borderline, kneiter van een persoonlijkheids stoornis en ze somatiseert alles. Zeker, iedereen uitspelen, familie, team, specialisten en iedereen gaat met mw. mee. Bizar, heeft te lang geduurd.
Je had moeten zeggen bij elk zorgmoment (nu is dat te laat): ”Ik kom zoals afgesproken om u te ondersteunen bij de ADL, komt u niet uit bed of werkt u niet mee dan vertrek ik direct”, geldt voor alle zorgmomenten.
Het gevoel “straks gaat het slechter met mevrouw”, is niet aan jou of jullie om te denken omdat een ieder zelf verantwoordelijk is en blijft in ieders handelen dus niet naar je toe trekken! Psychiatrie blijft onvoorspelbaar en je kan nooit iets voorkomen, zeker bij dit gedag niet.
GRENZEN STELLEN! Dat is professioneel handelen, geldt altijd in de psychiatrie, afspraken maken anders behandeling stoppen.
Het beste advies van mij en neem dit ter harte aan:
Neem het advies aan van de [.] & [..], die hebben het goed.
Vertel dat jullie stoppen met de zorg, gewoon eerlijk alles op tafel, geen concessies, jullie moeten hieruit! Niet professioneel genoeg.
Je kan de zorg eenzijdig altijd stoppen gezien dit verhaal geen probleem en je hebt het nu terug gegeven aan de huisarts die dit op dient te pakken, nu de verantwoordelijkheid van de huisarts.
Huisarts moet professionele ondersteuning gaan regelen.
Met vriendelijke groet,
D
Indicerend Verpleegkundige RN
Kwaliteitsmanager
2.5 Deze mail van verweerder is uitgeprint en in het zorgplan van klaagster
terechtgekomen.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij een diagnose stelt waartoe hij niet bevoegd is; dat hij dit doet zonder enig contact met klaagster te hebben gehad; dat hij de mail aan derden ter hand heeft gesteld om het zorgteam van klaagster onder druk te zetten om te stoppen met de zorgverlening en dat hij een enorme crisis in het zorgteam heeft veroorzaakt, waardoor de zorg voor klaagster ernstig in het gedrang is gekomen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1 De klacht heeft betrekking op het onder 2.4 bedoelde mailbericht waarin verweerder G desgevraagd heeft geadviseerd in het kader van intercollegiale toetsing. Verweerder heeft geen individuele zorg verleend aan klager, zodat verweerders handelen niet onder de eerste tuchtnorm van artikel 47 lid 1 sub a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg valt en daaraan getoetst kan worden. De tweede tuchtnorm van artikel 47 lid 1 sub b van deze wet ziet op gedragingen die niet worden bestreken door de eerste norm, maar niettemin in strijd zijn met het algemeen belang, gelegen in een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Adviezen van beroepsbeoefenaars in de individuele gezondheidszorg, zoals in casu het door verweerder desgevraagd gegeven advies, kunnen het algemeen belang van een goede uitoefening van die zorg raken (de tweede tuchtnorm). Klaagster is daarom ontvankelijk in haar klacht. Vervolgens staat ter beoordeling van het College of verweerder al dan niet in strijd met die tuchtnorm heeft gehandeld.
5.2 Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
5.3 Verweerder heeft in zijn mail op stellige wijze een aantal diagnoses genoemd waaraan klaagster zou lijden. Zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend, is hij niet bevoegd tot het stellen van dergelijke diagnoses (vgl. de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden, versie januari 2015, sub 1.5 op pagina 8). Voor zover verweerder betoogt dat dit slechts zijn mening is, welke mening hij mag hebben en uiten, verwerpt het College dit betoog. Verweerder heeft de diagnoses zeer stellig geformuleerd en daarmee onzorgvuldig gehandeld. Hij is immers enkel afgegaan op de summiere informatie die hij van G heeft verkregen. Hij kende klaagster niet en heeft noch haar noch haar medisch dossier gezien. Ook bij intercollegiale toetsing zoals in dit geval dient zorgvuldig en genuanceerd geformuleerd te worden en dient een standpunt onderbouwd te worden. Verweerder had daarbij kritisch moeten blijven ten opzichte van zijn eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid (vgl. de Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden, versie januari 2015, sub 3.2 op pagina 12). Daarmee is dit onderdeel van de klacht gegrond.
5.4 Voor zover de klacht ziet op het in handen stellen van informatie over klaagster aan derden oordeelt het College als volgt.
In beginsel is intercollegiale toetsing, waarbij informatie over een patiënt wordt uitgewisseld tussen beroepsbeoefenaren, toegestaan. In dit geval heeft G de casus anoniem voorgelegd aan verweerder, waarop verweerder heeft geantwoord. Zoals in het voorgaande is geoordeeld is de inhoud van de mail (nu daarin zonder over voldoende gegevens te beschikken op stellige wijze meerdere diagnoses worden gesteld en het bericht op onprofessionele en onzorgvuldige wijze is geformuleerd) tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het versturen van een (geanonimiseerd) bericht over een patiënt naar (een) collega beroepsbeoefenaar(s) op zich acht het College niet verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
5.5 Voor zover klaagster nadelige gevolgen heeft ondervonden als gevolg van de mail van verweerder, acht het College dit eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder diende er met het verzenden van de mail rekening mee te houden dat de aan klaagster geboden zorg in het zorgteam onder druk zou komen te staan.
5.6 De conclusie is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De klacht is dan ook gedeeltelijk gegrond.
5.7 Het College acht de maatregel berisping passend, omdat verweerder bekwaam noch bevoegd is tot het stellen van diagnoses zoals hij heeft gedaan in de mail. Zijn handelwijze is zeer onzorgvuldig. Verweerder had bovendien kunnen weten wat voor gevolgen de inhoud van zijn mail voor klaagster zou hebben. Hier komt bij dat verweerder ter zitting weliswaar heeft erkend niet bevoegd te zijn tot het stellen van een diagnose, maar hij heeft tevens verklaard van mening te zijn wel op deze wijze zijn mening te kunnen geven, waarmee hij naar het oordeel van het College weinig inzicht in het eigen onjuiste handelen heeft getoond.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:
verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
legt op de maatregel van berisping en wijst de klacht voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter, mr. P.M. van Dijk-de Keuning, lid-jurist, E.M. Rozemeijer, I.M. Bonte, dr. M. Houtlosser, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. E.C. Zandman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2017.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.