ECLI:NL:TGZRGRO:2017:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2016/106

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2017:7
Datum uitspraak: 04-04-2017
Datum publicatie: 06-04-2017
Zaaknummer(s): G2016/106
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt verweerder, een psychiater, de grenzen van zijn beroepsmatig handelen te hebben overschreden door als behandelaar van de moeder van de kinderen van klager negatieve uitlatingen, opgetekend uit de mond van de moeder, over hem naar buiten te brengen. Tevens heeft hij zich te zeer gemengd in het OTS-traject waardoor uithuisplaatsing van de kinderen bij klager langer dan nodig heeft geduurd. Hierdoor heeft verweerder de belangen van de kinderen geschaad.

Rep.nr. G2016/106

4 april 2017

Def. 076

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

a,

klager,

wonende te B,

tegen

C ,

werkzaam als psychiater te D,

verweerder,

BIG-reg.nr:.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift van 23 augustus 2016 ingekomen op 24 augustus 2016;

-          de aanvulling van de klacht van 8 september 2016 ingekomen op 9 september 2016 met als bijlage het verslag verloop OTS van 11 juli 2016;

-          het verweerschrift van 27 september 2016 ingekomen op 28 september 2016;

-          de brief van aangeklaagde van 10 oktober 2016 ingekomen op 11 oktober 2016 met als bijlage het verweerschrift inzake de klacht met kenmerk G2016/45;

-          het proces-verbaal van het op 17 november 2916 gehouden mondeling vooronderzoek;

-          de brief van verweerder van 22 november 2016 ingekomen op 23 november 2016 met als bijlage het proces-verbaal van het op 2 juni 2016 gehouden mondeling vooronderzoek in de zaak met kenmerk G2016/45.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 21 februari 2016. Partijen zijn verschenen.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1. Klager is gehuwd geweest met mevrouw E. Mevrouw E is onder behandeling van verweerder in verband met een dissociatieve stoornis en verslavingsproblematiek.

2.2. Uit het huwelijk van klager en mevrouw E zijn twee kinderen geboren, te weten: X., geboren op xx-xx-2010 en Z, geboren op xx-xx-2009. Z. en X. woonden bij hun moeder. Het gezag berustte bij beide ouders gezamenlijk. Sinds september 2016 zijn de kinderen in het kader van een uithuisplaatsing geplaatst bij klager.

2.3.  Naar aanleiding van een anonieme melding d.d. 25 november 2014 bij Centrum Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling, AMK) is onderzoek gedaan naar de veiligheid van de kinderen. Verweerder is daartoe in 2014 telefonisch gehoord. Verweerder heeft zich daarbij ook uitgelaten over klager.

2.4. Klager heeft daarover eerder tegen verweerder een klacht ingediend (geboekt onder nummer G2016/45). Deze klacht heeft hij ingetrokken omdat ten tijde van het mondeling vooronderzoek van 2 juni 2016 de afspraak is gemaakt dat verweerder in een verklaring zijn gedane uitspraken zou nuanceren en zou aangeven dat deze niet uit eigen waarneming waren gedaan doch de visie van mevrouw E weergaven. Deze verklaring is per telefax aan het AMK verzonden, terwijl deze per aangetekend schrijven zou worden verzonden. Deze omissie is door verweerder hersteld.

2.5. In het kader van de ondertoezichtstelling (OTS) van de kinderen en daaropvolgend het verzoek voor een machtiging uithuisplaatsing bij klager als gezaghebbende vader, is het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid bij de kinderen, klager en mevrouw E betrokken gebleven. In samenwerking met een aantal partijen is bezien wat in het belang van de kinderen is. Verweerder is een van die partijen, als psychiater van mevrouw E.

2.6. Op 4 april 2016 mailt mevrouw E de gezinsvoogden dat zij zich heeft aangemeld voor gezinsopname in F, een gezinskliniek. Een intake zal binnenkort plaatsvinden. Desgevraagd mailt verweerder de gezinsvoogden dat hij hiervan op de hoogte is. Hij heeft haar voor een intakegesprek aangemeld, zonder de gezinsvoogden te informeren. De met gezag belaste vader is evenmin op de hoogte gesteld. Hij staat niet achter een opname.

2.7. F geeft aan dat een opname veel impact op iedereen heeft en dat goed overwogen zal moeten worden of de kinderen hierin mee zullen gaan omdat de kans op schade van een eventuele opname groot zou kunnen zijn.

2.8. Op 9 juni 2016 wordt binnen het multidisciplinair overleg besloten om niet mee te gaan in een opname van de kinderen en moeder binnen F, en een machtiging uithuisplaatsing voor de kinderen aan te vragen.

2.9. In september 2016 zijn de kinderen in het kader van een uithuisplaatsing bij klager, hun vader, geplaatst. 

3. Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

1.      Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door negatieve uitlatingen die mevrouw E ten overstaan van verweerder over klager heeft gedaan te delen met onderzoekers in het kader van een OTS zonder klager zelf te hebben gesproken om deze uitlatingen te verifiëren. Hiermee heeft hij klager nodeloos zwart gemaakt en de veiligheid en de belangen van de kinderen geschaad.

2.      Verweerder heeft zich ten onrechte bemoeid met te nemen beslissingen betreffende de kinderen gedurende het OTS-traject. Hierdoor heeft het langer geduurd voordat de kinderen uit huis werden geplaatst. Daardoor zijn de belangen van de kinderen geschaad. Verweerder heeft aldus zijn bevoegdheden als psychiater overschreden.

4. Verweer

Verweerder voert aan dat de klacht niet is onderbouwd. Hij stelt in het kader van het belang van zijn patiënte te hebben gehandeld. Daarmee schendt hij zijn beroepsgeheim niet.

Hij heeft zijn patiënte, mevrouw E, alleen voor een oriënterend gesprek bij verslavingskliniek F aangemeld, niet voor een opname. Hij bestrijdt dat de kinderen door zijn toedoen te lang bij moeder zijn gebleven. Zijn bemoeienis is beperkt gebleven tot behandeling van zijn patiënte.

5. Beoordeling van de klacht

Algemeen

5.1. Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De tuchtrechter toetst dat handelen aan de hand van de concrete klacht zoals deze door klager naar voren is gebracht in de processtukken, tegen de achtergrond van de situatie op het moment van handelen. 

Ad 1: Doen van negatieve uitlatingen

5.2. Klager stelt dat verweerder negatieve uitlatingen over hem heeft gedaan, opgetekend uit de mond van zijn patiënte mevrouw E. Deze zouden zijn opgenomen in rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogd die de OTS van de kinderen heeft begeleid. Klager heeft ter zitting aangegeven dat dit klachtonderdeel niet meer hoeft te worden behandeld.  Deze is afdoende besproken ten tijde van het destijds gehouden vooronderzoek d.d. 2 juni 2016. De hem aldaar toegezegde verklaring is hem en het AMK toegezonden.

Nu dit klachtonderdeel is ingetrokken komt het college niet meer aan een uitspraak daarover toe.

Ad 2: Inmenging in het OTS-traject

5.3. Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het college dat uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is gebleken dat verweerder mevrouw E en de kinderen niet zelf heeft aangemeld bij F. Mevrouw E heeft aldaar op advies van verweerder een intake gedaan. Dit alles heeft plaatsgevonden buiten klager/de vader om, die op dat moment mede het ouderlijk gezag had. Ook de gezinsvoogd is hiervan niet in kennis gesteld. Nu het evenwel een advies betreft aan zijn eigen patiënte, mevrouw E, is het college van oordeel dat verweerder hiermee zijn bevoegdheden als psychiater niet in tuchtrechtelijke zin heeft overschreden.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.  

5.4. Wel tekent het college hierbij nog het volgende aan. Verweerder is zich, door met betrekking tot het advies inzake F buiten klager om te handelen, terwijl klager ten tijde van dit advies mede het ouderlijk gezag over de kinderen had, onvoldoende bewust geweest van deze status van klager. Hij heeft onvoldoende blijk gegeven inzicht te hebben in de – ook juridisch-technische – (familierechtelijke) betrekkingen, waaronder ook het verschil tussen een vader die met gezag is belast en een gezinsvoogd. Verweerder had de status van vader dienen te respecteren en is gelet op zijn houding te ver doorgeschoten in de belangenbehartiging van zijn patiënte. Dit klemt te meer nu het mogelijke gevolg van een plaatsing in F ook de kinderen zou raken zoals blijkt uit hetgeen hiervoor onder 2.7. is weergegeven. Hoewel dit, zoals reeds aangegeven, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, dient verweerder zich van het vorenstaande rekenschap te geven en zijn toekomstige handelen hierop af te stemmen.

6. Slotsom

Gelet op het voorgaande is de klacht ongegrond.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af .

Aldus gegeven door:

prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,

mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, lid-jurist,

dr. A.J.K. Hondius, lid-beroepsgenoot,

drs. J.M. Burggraaff, lid beroepsgenoot,

drs. H.J. Kolthof, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mr. A.H. Loos-Horstman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017 door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zi