ECLI:NL:TGZRGRO:2017:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/115
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2017:35 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-12-2017 |
Datum publicatie: | 12-12-2017 |
Zaaknummer(s): | G2017/115 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen bedrijfsarts. Verweerder wordt verweten dat hij medische informatie over klaagster heeft opgevraagd met een machtiging waarop een vervalste handtekening is gezet. Daarnaast heeft hij klaagster niet geïnformeerd over welke informatie hij bij de specialist heeft opgevraagd, en heeft hij heeft structureel niet dan wel te laat gereageerd op diverse verzoeken en klachten van klaagster. Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing. |
Rep.nr. G2017/115
12 december 2017
Def. 201
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
A,
wonende te B (C),
klaagster,
tegen
D,
werkzaam als bedrijfsarts te E,
verweerder,
BIG-reg.nr:
gemachtigde: mr. M.H.M. Mook.
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen van 24 juni 2017, ingekomen op 27 juni 2017;
- het verweerschrift met bijlagen van 31 juli 2017, ingekomen op 3 augustus 2017;
- de brief van klaagster van 20 augustus 2017, ingekomen op 23 augustus 2017;
- het proces-verbaal van het op 4 september 2017 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van mr. J. Wiersma-Veenhoven, plaatsvervangend secretaris van het college.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 17 oktober 2017. Partijen zijn verschenen.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Klaagster heeft verweerder één keer bezocht tijdens een consult op 10 april 2017, omdat zij arbeidsongeschikt was. Tijdens het consult heeft verweerder met klaagster besproken dat hij medische informatie wilde opvragen bij haar neuroloog. Klaagster heeft daarmee ingestemd. Afgesproken werd dat klaagster op een later moment het machtigingsformulier zou ontvangen. Het machtigingsformulier diende zij ondertekend retour te sturen aan verweerder.
2.2
Op 26 april 2017 heeft verweerder een machtigingsformulier aan de neuroloog van klaagster verzonden. Het machtigingsformulier was ondertekend, maar niet door klaagster. Klaagster heeft dat reeds op 12 april 2017 geconstateerd via het digitale systeem van de arbodienst, waarvoor verweerder werkzaam was. Klaagster heeft daarvan melding gemaakt bij de arbodienst.
2.3
Op 11 mei 2017 bericht de neuroloog van klaagster aan verweerder dat zij de opgevraagde informatie niet zal verstrekken, omdat het machtigingsformulier niet door klaagster ondertekend is.
3. De klacht
Klaagster verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - het volgende:
1. verweerder heeft medische informatie opgevraagd van klaagster met een machtiging waarop een vervalste handtekening is gezet;
2. verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over welke informatie hij bij de specialist heeft opgevraagd, en
3. verweerder heeft structureel niet dan wel te laat gereageerd op diverse verzoeken en klachten van klaagster.
4. Het verweer
Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling van de klachtonderdelen ingegaan.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 Algemeen
Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Daarbij stelt het college voorop dat verweerder alleen kan worden aangesproken op zijn eigen handelen en nalaten.
5.2 Eerste klachtonderdeel
Klaagster maakt verweerder het verwijt dat hij een machtigingsformulier heeft opgestuurd
naar haar neuroloog, waarop een vervalste handtekening is geplaatst. Verweerder heeft
erkend dat op het machtigingsformulier niet de handtekening van klaagster staat, maar
van een andere cliënt. In dat kader heeft verweerder uitgelegd dat hij deze andere
cliënt een blanco machtigingsformulier heeft laten invullen op dezelfde dag dat klaagster
hem bezocht had, waarop hij later de gegevens in zou vullen. Vervolgens heeft verweerder
de machtigingsformulieren van klaagster en de andere cliënt verwisseld, waardoor het
verkeerde machtigingsformulier namens klaagster werd ingediend.
5.3
Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster in dit klachtonderdeel niet-ontvangen zou kunnen worden, omdat er sprake is van een (dreigende) samenloop met een strafrechtelijke procedure ter zake van valsheid in geschrifte. Het college verwerpt dit verweer. Zelfs als een dergelijke procedure gestart zou worden – hetgeen gesteld noch gebleken is – staat dat aan beoordeling in deze procedure niet in de weg. De beoordeling van dit handelen in deze tuchtrechtprocedure heeft een volstrekt andere doelstelling dan (mogelijke) strafvervolging, zodat van een doorkruisende samenloop geen sprake is.
5.4
Het zeer verstrekkende verwijt dat verweerder het machtigingsformulier zou hebben vervalst, is gemotiveerd bestreden door verweerder. Er is sprake geweest van een omissie, waardoor de verwisseling heeft plaatsgevonden. Klaagster heeft haar klacht in dat licht onvoldoende onderbouwd. Gelet hierop oordeelt het college dat er geen aanwijzingen zijn dat het machtigingsformulier daadwerkelijk is vervalst door verweerder, laat staan dat verweerder daar willens en wetens toe is overgegaan.
5.5
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat verweerder in strijd met de gemaakte afspraken met klaagster heeft gehandeld, door een machtigingsformulier zonder haar toestemming en handtekening in te dienen bij haar neuroloog. Verweerder heeft aangevoerd dat de verwisseling heeft plaatsgevonden, doordat hij kort vóór het consult met klaagster van arbodienst is gewisseld en onvoldoende thuis was in het digitale systeem van zijn nieuwe werkgever. Dat verweer slaagt niet. Ook al is het begrijpelijk dat bij een wisseling van werkgever het verweerder enige tijd zal kosten om de nieuwe werkwijze eigen te maken, wat spanning kan opleveren, dan nog vormt dat geen rechtvaardiging voor de wijze waarop verweerder heeft gehandeld. In het bijzonder het werken met een blanco machtigingsformulier, waarop pas achteraf de persoonsgegevens van de cliënt worden ingevuld, is onzorgvuldig en in strijd met de professionele standaard. Dat is verweerder kwalijk te nemen, nu de belangen bij een zorgvuldige werkwijze op dat punt - er wordt medische informatie van vertrouwelijke aard opgevraagd - groot zijn. Dat het in dit geval zonder verder gevolgen is gebleven, omdat de neuroloog heeft geweigerd de opgevraagde informatie te verstrekken vanwege het ontbreken van de handtekening van klaagster, maakt dat niet anders. In zoverre is het eerste klachtonderdeel gegrond.
5.6 Tweede klachtonderdeel
Klaagster heeft gemotiveerd uiteengezet dat tijdens het consult bij verweerder de afspraak is gemaakt dat zij op een later moment een toelichting op de vragen aan de neuroloog toegestuurd zou krijgen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij die vragen tijdens het consult heeft besproken met klaagster en of hij deze belofte heeft gedaan. Klaagster heeft gemotiveerd onderbouwd dat geen informatie op dit punt is verstrekt. Het medisch dossier vermeldt hierover niets. Het college moet het er derhalve voor houden dat voorlichting over de betreffende vragen door verweerder niet heeft plaatsgevonden.
5.7
Dat verweerder heeft nagelaten informatie te geven over de te stellen vragen is naar het oordeel van het college eveneens in strijd met de professionele standaard. Verweerder heeft in het machtigingsformulier van klaagster vragen gesteld aan haar neuroloog die niet zijn besproken met klaagster en waarvoor derhalve ook geen toestemming kan zijn gegeven, los van de onjuiste handtekening die daarop is gezet. Ook hier geldt dat het verweer van verweerder dat hij kort voor het consult is gewisseld van werkgever, hem niet kan baten. Het tweede klachtonderdeel is daarom eveneens gegrond.
5.8 Derde klachtonderdeel
Tot slot verwijt klaagster verweerder dat hij structureel niet dan wel te laat heeft gereageerd op diverse verzoeken en klachten van klaagster. Dat verwijt is naar het oordeel van het college ongegrond. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat hij, nadat hij in mei 2017 bericht had ontvangen van zijn werkgever dat klaagster onvrede had over de gang van zaken, meerdere malen heeft geprobeerd contact te krijgen met klaagster, zowel per e-mail als telefonisch, waarbij hij de voicemail van klaagster heeft ingesproken. Daarnaast heeft verweerder op 12 juni 2017 een aangetekende brief aan klaagster verzonden. Klaagster heeft in het licht van deze gemotiveerde betwisting haar klacht onvoldoende onderbouwd.
De handelwijze op dit punt van de arbodienst waarvoor verweerder werkzaam is, waar klaagster zich meerdere malen heeft gemeld, kan niet aan verweerder worden verweten. Het college acht daarom het derde klachtonderdeel ongegrond.
6. Slotsom
6.1
Het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, brengt het college tot de slotsom dat in de onderhavige procedure is komen vast te staan dat verweerder in strijd met de geldende beroepsnormen heeft gehandeld, door in strijd met de gemaakte afspraken en zonder toestemming van klaagster een verkeerd machtigingsformulier te sturen aan haar neuroloog, waarop de handtekening van een andere cliënt was geplaatst. Daarnaast heeft verweerder klaagster niet voorgelicht over de vragen die gesteld zouden worden aan haar neuroloog. Dienaangaande treft verweerder tuchtrechtelijk een verwijt, zodat de klacht in zoverre gegrond wordt verklaard.
6.2
Nu de klacht gegrond is, zal het college aan verweerder een maatregel opleggen. Bij de hoogte van de maatregel weegt het college mee dat verweerder heeft erkend dat hij op onjuiste wijze heeft gehandeld, waarbij hij zelfreflectie heeft getoond en meerdere malen zijn excuses aan klaagster heeft aangeboden. Bovendien heeft verweerder zijn werkwijze aangepast, zodat de gang van zaken waarop de klacht betrekking heeft, niet nog een keer zal voorkomen. Alles bijeengenomen acht het college daarom het opleggen van een waarschuwing passend en geboden.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;
- legt verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- wijst de klacht voor het overige af.
Aldus gegeven door:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. G. Tangenberg, lid-jurist,
drs. H. Donkers, lid-beroepsgenoot,
drs. H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,
prof. dr. M.J.E. Mourits, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. J.R. Hurenkamp, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2017 door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.