ECLI:NL:TGZRGRO:2017:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2017/119

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2017:34
Datum uitspraak: 05-12-2017
Datum publicatie: 05-12-2017
Zaaknummer(s): G2017/119
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt een plastisch chirurg dat hij een medische fout heeft gemaakt bij een ooglidcorrectie en het weghalen van nadien ontstaan vetbultje waardoor een deuk in de rechterwang is ontstaan. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Rep.nr. G2017/119

5 december 2017

Def. 186

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:

A,

klaagster,

wonende te B,

tegen

C ,

werkzaam als plastisch chirurg in D,

verweerder,

BIG-reg.nr:

gemachtigde: mr. M. van Eeden.
1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 4 juli 2017, ingekomen op 5 juli 2017;

- een aanvulling van de klacht van 7 juli 2017, ingekomen op 11 juli 2017;

- een brief met bijlagen van klaagster van 18 augustus 2017, ingekomen op 21 augustus 2017;

- het verweerschrift van 22 augustus 2017, ingekomen op 23 augustus 2017;

- het proces verbaal van het op 7 september 2017 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris van het college;

- een aanvullend stuk van klaagster van 16 oktober 2017, ingekomen op 18 oktober 2017.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 24 oktober 2017. Partijen zijn verschenen, waarbij verweerder vergezeld werd door zijn gemachtigde.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

Klaagster kwam op 2 april 2012 voor de tweede keer bij verweerder om advies voor een behandeling van de kringen c.q. wallen onder haar ogen. Verweerder heeft klaagster geadviseerd om een ooglidcorrectie in combinatie met een voorhoofdslift uit te voeren. Klaagster heeft afgezien van de voorhoofdslift en heeft alleen de ooglidcorrectie uit laten voeren. Na het moment waarop klaagster haar keuze voor enkel een ooglidcorrectie had gemaakt, heeft geen nader consult plaatsgevonden.

De onderooglidcorrectie werd door verweerder zonder verdere complicaties uitgevoerd op

23 juli 2012. Klaagster was niet tevreden met het resultaat waarna zij een second opinion heeft ingewonnen bij dr. E. Zijn conclusie was dat de ingreep lege artis (volgens de regelen der kunst) is uitgevoerd. Vanwege het voor haar teleurstellende resultaat heeft klaagster echter wel een financiële compensatie gekregen.

Mogelijk ten gevolge van de ooglidcorrectie werd een vetbultje zichtbaar naast het rechteroog op de rechterwang van het gezicht. Omdat deze niet vanzelf verdween, is besloten dit vetbultje te verwijderen door middel van een mini-liposuctie met een mini canule. Deze ingreep is op 8 juli 2013 uitgevoerd.

De dag na de ingreep meldde klaagster zich bij verweerder met een extreem gezwollen rechterwang. Verweerder heeft geadviseerd om af te wachten tot het moment waarop de zwelling was verdwenen. Na het verdwijnen hiervan was zichtbaar dat er sprake was van een subcutane vetatrofie van de rechter gelaatshelft met een zichtbare indeuking in het gelaat ter plaatse.

3. Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat:

1. hij geen afspraak meer heeft gemaakt met klaagster nadat zij van de voorhoofdslift had afgezien, maar nog wel de onderooglidcorrectie wilde;

2. hij de onderooglidcorrectie niet juist heeft uitgevoerd;

3. hij bij het verwijderen van het vetbultje een fout heeft gemaakt waardoor haar wang nu een deuk heeft;

4. de foto’s van klaagster zijn kwijtgeraakt, en

5. dat hij haar heeft doorgestuurd naar een bevriende arts, de heer dr. F.

4. Verweer

Ad. 1. Nadat verweerster had aangegeven dat zij afzag van de voorhoofdslift heeft verweerder gekeken of alleen een ooglidcorrectie ook een bevredigend resultaat kon opleveren. Omdat dit het geval was en de techniek voor de onderooglidcorrectie dezelfde blijft, was er geen nadere afspraak meer nodig.

Ad. 2. Verweerder stelt dat de onderooglidcorrectie lege artis is uitgevoerd, wat ook de conclusie was van de uitgevoerde second opinion.

Ad.3. Er is sprake geweest van een onvoorziene en zeer zeldzame complicatie van vetatrofie na hematoom. Gelet op de zeldzaamheid hiervan hoefde de patiënt hierover niet te worden geïnformeerd, omdat niet op alle mogelijke zeldzame risico’s gewezen hoeft te worden.

Ad. 4. Verweerder stelt dat er meerdere foto’s zijn gemaakt welke zich niet meer in het dossier bevinden en mogelijk verloren zijn gegaan bij het omzetten van papieren naar digitale dossiers. Verweerder stelt dat hem dit niet persoonlijk kan worden verweten, omdat dit vanuit de G is georganiseerd en hij bij die omzetting niet betrokken is geweest.

Ad. 5. Verweerder voert aan dat hij tegen klaagster heeft gezegd dat het haar vrij staat om een second opinion uit te laten voeren en dat hij dr. F heeft genoemd als een zeer deskundig arts. Alle plastisch chirurgen kennen elkaar volgens verweerder goed.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De tuchtrechter toetst dat handelen aan de hand van de concrete klacht zoals deze door klagers naar voren is gebracht in de processtukken, tegen de achtergrond van de situatie op het moment van handelen.

5.2 Ad 1: Geen afspraak meer gemaakt na keuze voor onderooglidcorrectie

Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het college dat uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de techniek voor het toepassen van alleen de onderooglidcorrectie niet anders werd omdat werd afgezien van de voorhoofdslift. Er was al informed consent ten aanzien van deze ingreep. Verweerder was daarbij van mening dat met een mid-facelift een resultaat kon worden behaald waarmee klaagster tevreden zou zijn. Een nieuwe afspraak acht het college dan ook niet medisch noodzakelijk. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Ad. 2: De onderooglidcorrectie niet juist is uitgevoerd

Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het college dat uit niets blijkt dat er sprake is geweest van een onjuiste uitvoering van deze ingreep. Het tegenvallende resultaat zegt niets over de technische onjuistheid van deze ingreep. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Ad.3: Een fout gemaakt bij het verwijderen van het vetbultje waardoor een deuk in de wang zichtbaar is.

Het college oordeelt dat de ingreep lege artis is uitgevoerd en de deuk die in de rechterwang van klaagster is ontstaan het gevolg is geweest van een onvoorziene en zeldzame complicatie. Het is een feit dat de informatieplicht die op de arts rust zwaarder is bij een niet noodzakelijke ingreep. In het onderhavige geval is echter sprake van een zeer zeldzame en onvoorziene complicatie. Naar het oordeel van het college was het niet noodzakelijk dat verweerder klaagster hierover informeerde. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.5 Ad. 4: De foto’s zijn kwijtgeraakt

Het college oordeelt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat het weliswaar onzorgvuldig en onwenselijk is dat dergelijk fotomateriaal kwijtraakt, maar dat dat verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten omdat hij hierbij niet betrokken is geweest. Daarbij merkt het college op dat het ontbreken van de foto’s niet van belang is voor de behandeling van de klachtonderdelen omdat het ontstaan van de zwelling niet wordt betwist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.6 Ad. 5 Doorverwijzing naar een bevriende arts

Het college oordeelt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat klaagster heeft ingestemd met verwijzing naar dr. F. Zij had de keuzevrijheid om zich te wenden tot een andere arts.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. Slotsom

Gelet op het voorgaande zal de klacht in al haar onderdelen als ongegrond worden afgewezen.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

mr. Th.A. Wiersma, lid-jurist,

drs. H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,

dr. W. Kelder, lid beroepsgenoot,

dr. P. Houpt, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mr. A.H. Loos-Horstman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2017 door voornoemde voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.