ECLI:NL:TGZRGRO:2017:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2017/02

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2017:14
Datum uitspraak: 18-07-2017
Datum publicatie: 18-07-2017
Zaaknummer(s): VP2017/02
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft als verpleegkundige nagelaten hulp te bieden aan een patiënt tijdens een ongeval bij een motorrace. Verweerder had zich welbewust afgezonderd van de race na een meningsverschil met de EHBO, maar wist wel van het ongeval af. Klacht gegrond en maatregel van berisping.

Rep.nr. VP2017/02

18 juli 2017

Def. 139

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

A,

klager,

wonende te B,

gemachtigde: C

tegen

D ,

werkzaam als verpleegkundige,

verweerder,

BIG-reg.nr:

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift van 24 januari 2017, ingekomen op 26 januari 2017;

- het verweerschrift van 27 maart 2017 met bijlage, ingekomen op 31 maart 2017;

- de repliek van 18 april 2017, ingekomen op 19 april 2017;

- de ongedateerde dupliek , ingekomen op 19 mei 2017.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2017. Klager en diens gemachtigde waren zonder kennisgeving afwezig. Het college heeft echter vastgesteld dat de aangetekende uitnodiging op correcte wijze is verzonden en ontvangen. Verweerder was wel aanwezig bij de zitting.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

De klacht heeft betrekking op de 19-jarige zoon van gemachtigde, hierna te noemen klager.

Klager kwam tijdens een grasbaan motorrace met zijn been terecht tussen het wiel en de achterbrug van de motor van een collega-coureur. Hij kwam daardoor ten val en werd meters meegesleurd op hoge snelheid. Hij liep daarbij ernstige (brand)wonden op aan zijn been.

2.3

Verweerder was tijdens de motorrace als verpleegkundige ingehuurd. Naast hem waren er geen andere verpleegkundigen of medici aanwezig tijdens de race.

2.4

Bij een eerder ongeval dezelfde dag is een meningsverschil ontstaan tussen verweerder en de twee aanwezige EHBO-medewerkers. Verweerder heeft er daarna voor gekozen niet in het midden van de grasbaan te gaan staan, maar heeft zich gedistantieerd van de twee EHBO-medewerkers door bij het omroephokje te gaan staan. Normaal gesproken stond verweerder tijdens een motorrace altijd in het midden van de racebaan, zoals ook de afspraak was.  

2.5

Verweerder heeft het ongeluk niet zien gebeuren. Hij hoorde van het ongeval toen dit werd omgeroepen. Later zag hij klager met ondersteuning naar de medische behandelruimte van de EHBO hinkelen. Een tijdje hierna hoorde verweerder omgeroepen worden dat er een ambulance was opgeroepen. Toen de ambulance was gearriveerd en een half uur/drie kwartier  later met klager naar het ziekenhuis vertrok, hoorde verweerder dit eveneens via de omroep. Verweerder heeft geen enkele hulp geboden aan klager na het ongeval.

3. De klacht

Verweerder wordt verweten dat hij klager tijdens de grasbaanrace in E niet aan zijn verwondingen heeft geholpen en hem geen pijnstilling heeft gegeven. Hij heeft niet de zorg verleend die hij als verpleegkundige behoorde te verlenen.

4. Het verweer

Na een meningsverschil met de EHBO-medewerkers eerder op dezelfde dag heeft verweerder met de EHBO-medewerkers afgesproken dat de EHBO eerst op een incident zou reageren om de ernst van de situatie in te schatten. Wanneer nodig zou verweerder een seintje van hen krijgen. Toen klager ten val kwam, kreeg verweerder geen seintje. Hij had oogcontact met de EHBO-medewerkers, maar zijn hulp werd niet ingeroepen. Verweerder had daarom geen reden om te verwachten dat zijn hulp nodig was.

5. Beoordeling van de klacht

Met betrekking tot het handelen van verweerder overweegt het college het volgende. Als enig aanwezige verpleegkundige was verweerder eindverantwoordelijk voor de medische zorg aan en behandeling van patiënten tijdens de motorrace. Aangezien verweerder zich na een meningsverschil bewust heeft afgezonderd van de EHBO-medewerkers en hierdoor niet goed beschikbaar was voor overleg, is hij tekortgeschoten in zijn rol als verpleegkundige. Verweerder kon op deze afstand de ernst van de situatie niet beoordelen. Hij had als eindverantwoordelijke proactief moeten vaststellen of zijn medische kennis en zorg nodig waren toen hij hoorde van klagers ongeval en had deze triage niet moeten overlaten aan de EHBO-medewerkers. Oogcontact houden met EHBO-medewerkers vanaf de zijlijn is onvoldoende om invulling te geven aan zijn medische eindverantwoordelijkheid. Toen werd omgeroepen dat een ambulance was opgeroepen, had verweerder in ieder geval moeten beseffen dat zijn hulp nodig was. Hij had op eigen initiatief naar de EHBO-post moeten gaan. Dat hij dit heeft nagelaten, klemt te meer omdat verweerder aangaf dat hij na een eerder ongeval die dag twijfels had over het inschattingsvermogen van de EHBO-medewerkers. Dat had juist een les moeten zijn om extra waakzaam te zijn. Door er bewust voor te kiezen geen hulp aan te bieden, heeft verweerder laakbaar gehandeld. Van een verpleegkundige mag worden verwacht dat hij zich in een dergelijke situatie niet laat leiden door zijn emoties en ook in het geval van een meningsverschil met collega's prioriteit geeft aan het bieden van zorg aan patiënten. Verweerder had eerder moeten inzien dat er na het meningsverschil met de EHBO-medewerkers sprake was van een zodanig verstoorde werkrelatie, dat hij geen verantwoorde zorg meer kon leveren. Dit had hij gelijk moeten aangeven bij de organisatie van de motorrace, zodat maatregelen hadden kunnen worden getroffen.

6. Slotsom en motivering van de maatregel

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht gegrond zal worden verklaard. Verweerder heeft zich jegens klager niet gedragen als een redelijk bekwaam handelend verpleegkundige. Daarnaast heeft hij onvoldoende professionele verantwoordelijkheid getoond door na een meningsverschil de verantwoordelijkheid voor het inschatten van de ernst van de situatie neer te leggen bij de EHBO-medewerkers. In de maatregel berisping wordt het laakbare karakter van zijn handelwijze tot uitdrukking gebracht. Met een waarschuwing kan niet worden volstaan. Anderzijds is er onvoldoende aanleiding een zwaardere maatregel dan een berisping op te leggen.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal het college bepalen dat deze beslissing bekend wordt gemaakt op de hierna te vermelden wijze.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart de klacht gegrond en legt verweerder de maatregel van berisping op;

- bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en met het verzoek tot plaatsing zal worden aangeboden aan het tijdschrift TvZ en het tijdschrift Nursing.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter;

mr. S. Boersma, lid-jurist;

drs. A. Timmerman, lid-beroepsgenoot;

drs. J. Tiersma, lid-beroepsgenoot;

drs. J. van der Sluis, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door mr. N. Brouwer, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2017 door mr. P.W.M. Huisman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.M.S. Gribling, secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.