ECLI:NL:TGZREIN:2017:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1698

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:65
Datum uitspraak: 28-06-2017
Datum publicatie: 28-06-2017
Zaaknummer(s): 1698
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut ongegrond. Bij tractie manipulatie bij rugklachten is si-gewricht losgemaakt. Niet gebleken dat aan de 11 weken eerder geopereerde enkel is getrokken, of dat tractie manipulatie onjuist is uitgevoerd.

Uitspraak: 28 juni 2017

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 1 juni 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

fysiotherapeut

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. J.S.M. Brouwer te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 16 juni 2017 behandeld. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Verweerder was wel aanwezig en werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is op 31 december 2015 geopereerd aan de banden van haar rechterenkel. Klaagster heeft gedurende zes weken een gipsverband om die enkel gehad. Daarna is zij in de praktijk van verweerder door een collega fysiotherapeut van verweerder en een stagiaire in totaal drie keer behandeld vanwege de enkel waaraan zij was geopereerd.

Op 22 maart 2016 is klaagster vanwege rugklachten door verweerder behandeld en wel door middel van een tractie manipulatie.

In het medisch dossier van klaagster is bij de datum van 22 maart 2016 het volgende genoteerd:

“(…)

(A)nalyse/conclusie bevindingen:

na behandeling geeft mw aan dat ze eigenlijk meer last van de nek heeft dan van de rug, terwijl ze bij aanmelding heel veel last van de rug had.

(P)lan van aanpak/uitgevoerde behandeling:

man blokkades lwk en cwk

tr man sig

Afspraken met patiënt:

Overleggegevens:

Bij aanleggen handdoek om onderbeen gaf mevrouw pijn aan bij de enkel. Tijdens tractie kwam er meer pijn. Tijdens de behandeling heb ik hier niets meer over gehoord.

23-3-16 tel overleg:

Mw geeft veel pijn aan en dat de enkel dik is. Mw denkt niet dat er iets kapot is maar was wel verbaasd dat ik aan de enkel (onderbeen) heb getrokken. Uit dossier [volgt naam collega van verweerder, die klaagster heeft behandeld; college] enkel blijkt niet dat dit niet zou mogen. Operatie 10 weken geleden en er worden geen beperkende factoren aan gegeven.

(…)”

Op 23 maart 2016 heeft een collega van verweerder samen met een stagiaire klaagster gezien en haar rechterenkel onderzocht. In het medisch dossier van klaagster is (nog steeds) bij de datum van 22 maart 2016 over dit onderzoek op 23 maart 2016 bij de naam van de betreffende collega van verweerder genoteerd:

“(…)

bevindingen patient

Drukverband tegen zwelling gebruikt. Mw gaf aan dat zwelling nu is afgenomen vergeleken met gisteren. Gaf aan dat het tijdens de manipulatie erg veel pijn deed.

(…)

bevindingen therapeut.

mvr liep met 1 kruk, nam geen steun op de voet. in stand ook niet, ook niet als wij het vroegen.

Er was geen heamatoom te zien.

[ naam stagiaire] kon niet aangeven dat de zwelling meer was dan op 17-3-16. Volgens mevr wel, pijn niet minder geworden, wel met pijnstillers.

sneller afweerspanning met beweging in de enkel en daardoor wat beperkter.

(…)”

Op 14 april 2016 is klaagster door verweerder behandeld vanwege haar nekklachten. Verweerder heeft toen ook naar de enkel van klaagster gekeken.

Klaagster heeft op 15 januari 2016, 10 mei 2016 en 22 juni 2016 een orthopedisch chirurg bezocht. De bezoeken op 15 januari en 22 juni 2016 betroffen dezelfde orthopedisch chirurg.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1. hard aan haar enkel heeft getrokken, waardoor haar enkel pijnlijk en gezwollen is;

2. niet naar haar heeft geluisterd.

Ter onderbouwing heeft klaagster het volgende aangevoerd.

Voor het begin van de behandeling door verweerder heeft klaagster een gesprek met hem gehad. Daarin heeft zij aangegeven dat zij was gekomen voor haar nek, die vast zat. Het deed pijn met draaien. Klaagster heeft verweerder medegedeeld dat zij vaak last had van haar nek en heel vaak naar een manueel therapeut was geweest. Verweerder vroeg klaagster naar de pijn in haar rug, waarop klaagster heeft gezegd dat zij op dat moment veel meer last had van haar nek dan van haar rug. Verder heeft klaagster het met verweerder duidelijk gehad over haar rechterenkel, die net geopereerd was en waarvoor zij in behandeling was bij een collega van verweerder.

Toen klaagster op de behandeltafel lag, deed verweerder een handdoek om haar rechterenkel en trok hij erg hard aan deze enkel. Klaagster schreeuwde hard, omdat de pijn ondraaglijk was. Zij heeft toen meteen gezegd dat dat haar enkel was die was geopereerd en zij heeft verweerder gevraagd of hij het was vergeten. Verweerder zei dat haar enkel dit moest kunnen hebben. Als verweerder naar klaagster had geluisterd, zou hij niet zo hard aan haar enkel hebben getrokken. Volgens klaagster heeft zij door de nalatigheid van verweerder

- verweerder moet mentaal en fysiek aanwezig zijn terwijl hij behandelt - nu veel problemen. Zij noemt pijn en zwelling van de enkel.

4. Het standpunt van verweerder

Op 22 maart 2016 is klaagster bij verweerder in behandeling gekomen. Tijdens de intake gaf zij aan zowel rug- als nekklachten te hebben. Na anamnese en lichamelijk onderzoek bleek er bij klaagster sprake van een si-blokkade rechts. Omdat de rugklachten de aanleiding voor verwijzing door de collega fysiotherapeute van verweerder waren, heeft verweerder prioriteit aan deze klachten gegeven. Hij heeft het gewricht losgemaakt door middel van een tractie manipulatie. Om het si-gewricht te kunnen manipuleren, heeft verweerder het onderbeen van klaagster ingepakt met een handdoek, om zo voldoende druk uit te kunnen oefenen en daarbij teveel rek op de huid te voorkomen. Vervolgens heeft verweerder kort en snel aan het been getrokken, waardoor het si-gewricht weer kon bewegen. Verweerder heeft niet aan de enkel getrokken, maar aan het met de handdoek ingepakte onderbeen. Als verweerder daarbij al de enkel enigszins zou hebben gedraaid, was er vervolgens niets van te zien. Van een zwelling was nadien geen sprake. Op 23 maart 2016 hebben een collega van verweerder en een stagiaire klaagster gezien. Zij hebben geen zwelling vastgesteld. Op 14 april 2016 heeft verweerder geen zwelling geconstateerd. Blijkens de brieven aan de huisarts van klaagster van twee verschillende orthopedisch chirurgen, die zij op 10 mei 2016 en 22 juni 2016 heeft geconsulteerd, werd door deze beide orthopedisch chirurgen geen trauma/distorsie geconstateerd, hetgeen in overeenstemming is met de bevindingen van verweerder en zijn collega.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat uit de repliek niet kan of moet worden geconcludeerd dat klaagster bij dat processtuk nog andere dan de in het klaagschrift geformuleerde klachten aan het college ter beoordeling heeft willen voorleggen. Verweerder heeft een dergelijke wijziging of aanvulling ook niet in de repliek gelezen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1 overweegt het college als volgt:

Bij gelegenheid van de openbare zitting heeft verweerder onweersproken verklaard dat hij, terwijl klaagster op haar rug lag, op 22 maart 2016 door middel van een tractie manipulatie in verband met de rugklachten van klaagster het si-gewricht bij klaagster had losgemaakt, dat hij daartoe een handdoek over het onderbeen van klaagster had gelegd en door middel van een greep boven de geopereerde enkel het geblokkeerde gewricht had losgemaakt. Daarmee staat, strikt genomen, vast dat verweerder niet aan de (geopereerde) enkel als zodanig heeft getrokken. Verweerder kwam met de toegepaste greep echter wel dichtbij de geopereerde enkel.

Naar het oordeel van het college is verweerder met de keuze voor deze behandeling en met de wijze van uitvoering daarvan gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening en heeft hij voldoende rekening gehouden met de geopereerde rechterenkel van klaagster. Daartoe overweegt het college als volgt.

Klaagster was weliswaar aan de banden van de bewuste enkel geopereerd, maar de operatie had op het moment van de tractie manipulatie ruim elf weken daarvoor plaatsgehad. Voorts heeft klaagster, naar verweerder ter openbare zitting onbestreden heeft gesteld, zich op 22 maart 2016 zonder hulpmiddelen lopend bij verweerder vervoegd, hetgeen duidt op een zodanig herstel van de geopereerde enkel, dat de tractie manipulatie kon worden uitgevoerd.

Klaagster stelt dat zij tijdens de manipulatie hard heeft geschreeuwd en dat de pijn ondraaglijk was. Het college stelt vast dat klaagster blijkens het medisch dossier tijdens het aanleggen van de handdoek om het onderbeen pijn aangaf en dat er tijdens de tractie meer pijn was. Dat klaagster tijdens de tractie manipulatie pijn aangaf, maakt op zich echter niet dat verweerder de manipulatie had moeten beëindigen of deze onjuist zou hebben uitgevoerd.

Weliswaar stelt klaagster dat vanwege de manipulatie haar enkel een zwelling heeft vertoond en nog steeds vertoont, hetgeen, zo begrijpt het college klaagster, erop zou duiden dat verweerder de tractie manipulatie onjuist zou hebben uitgevoerd. Het college stelt evenwel vast dat er blijkens het medisch dossier van klaagster op 23 maart 2016 niet sprake was van een hematoom en dat de zwelling toen niet meer was dan op 17 maart 2016 (dus vóór de tractie manipulatie). Onbestreden is voorts dat op 14 april 2016 de enkel van klaagster lichte rekpijn liet zien, maar geen beperking of oedeem. Ook uit de door klaagster bij repliek overgelegde brieven van twee orthopedisch chirurgen aan de huisarts van klaagster naar aanleiding van consulten van klaagster op 15 januari, 10 mei en 22 juni 2016 blijkt niet dat de betreffende artsen op de genoemde consultdata een zwelling aan de geopereerde enkel van klaagster hebben geconstateerd. Dat er sprake was van een zwelling, zoals door klaagster gesteld, is naar het oordeel van het college dan ook niet komen vast te staan. Ook daaruit kan dus niet worden afgeleid dat verweerder de tractie manipulatie onjuist zou hebben uitgevoerd door onvoldoende rekening te houden met de geopereerde enkel van klaagster.

Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2 overweegt het college als volgt.

Klaagster heeft niet bestreden dat, zoals verweerder ter openbare zitting heeft verklaard, zij bij de intake had aangegeven dat zij zowel rug- als nekklachten had en dat de rugklachten de reden waren voor de verwijzing door de collega fysiotherapeute naar verweerder. Verweerder heeft naar klaagster geluisterd, aangezien hij haar vervolgens vanwege deze rugklachten heeft behandeld. Verweerder heeft voorts bij de tractie manipulatie voldoende rekening gehouden met de operatie aan de enkel die klaagster had ondergaan. Het college verwijst naar hetgeen ten aanzien van klachtonderdeel 1 is overwogen.

Voor het overige heeft klaagster onvoldoende duidelijk gemaakt wat zij verweerder met dit klachtonderdeel verwijt.

Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten als voorzitter, A.M.G. Zwaans en J.L. Keijzer als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017 in aanwezigheid van de secretaris.