ECLI:NL:TGZREIN:2017:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 16174

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:58
Datum uitspraak: 07-06-2017
Datum publicatie: 07-06-2017
Zaaknummer(s): 16174
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts wordt onder meer verweten dat hij onjuiste en tegenstrijdige rapportages over klager heeft afgegeven, klager niet serieus genomen heeft en niet heeft willen wachten op uitslagen van medisch onderzoek. Verschillende lezingen van de feiten. De bedrijfsarts mocht in casu op zijn eigen oordeel varen bij vaststelling van beperkingen en hoefde niet te wachten op de uitkomsten van door huisarts van klager ingezette onderzoeken. Van tegenstrijdigheid of ondeugdelijkheid van rapportages is niet gebleken. Ongegrond.

Uitspraak: 7 juni 2017

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 juli 2016 bij het tuchtcollege Den Haag ingekomen klacht, die vervolgens is doorgeleid naar het tuchtcollege Eindhoven en aldaar op 11 augustus 2016 is ontvangen, van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde ter zitting: mr. A.C. Zentveld te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek;

- brief van 8 december 2016 met bijlagen van klager;

- brief van 5 januari 2017 met bijlagen van klager;

- het proces-verbaal van het op 30 januari 2017 gehouden mondelinge vooronderzoek;

- brief van 14 februari 2017 met bijlage van klager;

- brief van 21 april 2017 met bijlagen van klager.

Partijen hebben gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek, met dien verstande dat klager in verband met zijn fysieke beperkingen niet persoonlijk aanwezig is geweest en schriftelijk – per brief van 14 februari 2017 – heeft gereageerd.

De klacht is ter openbare zitting van 8 mei 2017 behandeld. Klager was met bericht afwezig. Verweerder was aanwezig met zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager, geboren in 1962, heeft zich op 4 februari 2016 ziek gemeld bij zijn werkgever. Op

18 februari 2016 is er een gesprek geweest tussen klager en de verzuimconsulent van de Arbodienst, waar de werkgever bij aangesloten is. In het advies dat deze verzuimconsulent aan klager en zijn werkgever heeft gezonden, is het volgende vermeld:

“(…)

Huidige stand van zaken:

Uw medewerker is uitgevallen met klachten waardoor er nu momenteel nog geen mogelijkheden zijn voor hervatting, ook nog niet voor aangepaste hervatting.

Uw medewerker is onder behandeling voor zijn klachten.

De verwachting is dat uw medewerker over 1 1/5 week aangepast kan hervatten voor 3 uur per dag in lichte taken waarbij hij regelmatig zijn houding kan afwisselen.

Als dit goed gaat kan uw medewerker deze uren geleidelijk verder gaan opbouwen.

De beperkingen:

Er zijn beperkingen in het lopen, staan, tillen, bukken, dragen, duwen, trekken, lang zitten.

(…)”.

Op 22 februari had klager contact met een bedrijfsarts (collega van verweerder) die in de tussentijdse evaluatie noteerde:

“(…)

Uw medewerker is weer volledig inzetbaar in de eigen werkzaamheden, De datum waarop het werk volledig kan worden hervat is: 09/03/2016

Overig advies: Werknemer heeft beperkingen in lopen, staan en tillen, ook zitten is beperkt. De prognose is goed en ik heb met werknemer een opbouwschema gemaakt. Per woensdag 2 maart voor 2 updg licht werk, donderdag 3 maart: 3 uur pd, vrijdag 4 maart 50% tm dinsdag 8 maart, geen zware tilwerkzaamheden. Per woensdag 9 maart kan werknemer volledig hervatten.

(…)”.

Klager heeft op 9 maart 2016 niet zijn werkzaamheden hervat. Op 14 maart 2016 is klager vervolgens op het spreekuur gekomen van verweerder. Verweerder heeft hierover in de Medische kaart genoteerd (inclusief taal- en spelfouten):

“(…)

anamnese

PI/A/ er zit niet veel verandering in; nog steeds last van pijn en stijfheid; aanvankelijk was DD spit; HA denkt aan slijtage; vd week XR en BO; deze week volgt de uitslag; verder nog last van ve ontsteking aan de bovenarm;

Arbeidscontract wordt niet verlengd per 1-4.

Wkn is nog obv osteopaath; gaat slechts eenmaal per maand langs.

Medicatei: (nog) niet in afwachting van uitslag XR en BO in de loop van deze week.

Viise/ nog niet Ag eigen werk. Geeft aan dat hij het ook mentaal moeilijk heeft tgv stress thuissituatie en einde arbeidscontract; er loopt nog een rechtszaak tegen de gemeente [F];

Beperkingen formuleren; inzetbaar in APW; geen revisie SU meer gezien expiratie Aok per 31-3.

(…)”.

In de probleemanalyse noteerde verweerder:

“(…)

Uw medewerker [naam klager] heeft medisch gezien benutbare mogelijkheden

Hij heeft de volgende beperkingen: langdurig achtereen staan, bukken, tillen, sjouwen, duwen, trekken, sjorren. Voorts concentreren en verdelen van de aandacht en werken met deadlines en productiepieken.

Rekening houdende met deze beperkingen kan hij ingezet worden in aangepaste werkzaamheden zonder urenbeperking.

(…)”.

In het naar aanleiding van dit spreekuurcontact aan werkgever en klager verzonden advies noteerde verweerder:

“(…)

Op 14-03-2016 voerde ik een gesprek met uw medewerker [naam klager]. Graag informeer ik over mijn bevindingen en adviseer ik u over het verzuim van uw medewerker.

Huidige stand van zaken:

Werknemer is nog niet inzetbaar in eigen werk.

Hij heeft de volgende beperkingen: langdurig achtereen staan, bukken, tillen, sjouwen, duwen, trekken, sjorren. Voorts concentreren en verdelen van de aandacht en werken met deadlines en productiepieken.

Rekening houdende met deze beperkingen kan hij ingezet worden in aangepaste werkzaamheden zonder urenbeperking.

De prognose ten aanzien van herstel voor eigen werk is nog een aantal weken.

Ik acht het plannen van een vervolgconsult niet meer nodig wegens expiratie van de arbeidsovereenkomst met ingang van 31 maart as.

(…)”.

Op 21 maart 2016 heeft verweerder nog een aanvullend advies naar zowel werkgever als naar klager gezonden, in welk advies verweerder heeft genoteerd:

“(…)

Bevindingen en Advies

In aanvulling op mijn terugkoppeling van het spreekuurconsult van 14 maart bericht ik u het volgende.

Werknemer is tevens beperkt ten aanzien van langdurig achtereen zitten.

Medisch gezien zijn de mogelijkheden gelegen in werkzaamheden waarbij werknemer kortdurend achtereen en afwisselend kan zitten, lopen en staan met inachtneming van de overige beperkingen zoals omschreven in de terugkoppeling van 14 maart.

Medisch gezien is werknemer inzetbaar in aangepaste werkzaamheden rekening houdende met deze beperkingen.

(…)”.

Na 14 maart 2016 is er geen persoonlijk contact meer geweest tussen klager en verweerder. Klager heeft een klacht tegen verweerder ingediend bij de Bedrijfsarts en Teammanager Professionals van de werkgever van verweerder, welke klacht op 9 mei 2016 ongegrond verklaard is.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder kort weergegeven - dat hij:

a. (een) onjuiste en tegenstrijdige rapportage(s) betreffende klager heeft afgegeven (onder andere staat in het advies van 14 maart 2016 geen beperking ten aanzien van langdurig zitten, die beperking is pas later geformuleerd in het advies van 21 maart 2016, er bestaat voorts onduidelijkheid over de vraag of al dan niet een urenbeperking geadviseerd wordt, artrose wordt door verweerder ten onrechte slijtage genoemd, de door klager gebruikte medicatie wordt ook niet vermeld in het verslag);

b. klager niet serieus genomen heeft (zo heeft het spreekuur maar 5 minuten geduurd en heeft verweerder geen zorgvuldig medisch onderzoek bij klager verricht);

c. niet heeft willen wachten op uitslagen van klagers medisch onderzoek (foto’s en bloedonderzoek);

d. de nodige medische kennis mist en klagers gezondheid niet op de eerste plaats gezet heeft.

Klager is dan ook van mening dat tengevolge hiervan zijn belangen geschaad zijn.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder merkt op dat hij normaal gesproken tijdens de anamnese de informatie die door een werknemer wordt gepresenteerd zoveel mogelijk één op één overneemt en noteert in het medisch dossier om eventuele interpretatieverschillen te vermijden. Klager heeft tijdens het consult op 14 maart 2016 wel degelijk opgemerkt dat zijn huisarts aan slijtage denkt. De overige beweringen van klager kan verweerder niet plaatsen. De informatie uit de behandelende sector was inderdaad op het bewuste spreekuur nog niet voorhanden en om die reden is de voorlopige werkdiagnose, het oordeel en het advies met betrekking tot de belastbaarheid en inzetbaarheid van klager gebaseerd op de anamnese en zijn er op basis daarvan beperkingen gesteld ten aanzien van belasting van het houding- en bewegingsapparaat. In de eerste terugkoppeling is inderdaad niet aangegeven dat klager eveneens beperkt was ten aanzien van langdurig achtereen zitten. Het betrof niet een limitatieve opsomming van de beperkingen en de beperking ten aanzien van het zitten is onbedoeld niet opgenomen. Na overleg met de werkgever is alsnog die beperking gesteld. Er is dan ook geen sprake van een tegenstrijdigheid maar van een aanvulling. Er is de gebruikelijke tijd voor een consult, te weten 20 minuten, in acht genomen. De door klager gepresenteerde beperkingen tijdens het consult zijn als valide beoordeeld en om die reden is klager dan ook ongeschikt geacht voor het verrichten van het eigen werk. Het is verweerder niet duidelijk waarom klager van oordeel is dat verweerder zijn belangen geschaad heeft en evenmin is duidelijk op grond waarvan door klager de medische kennis van verweerder in twijfel wordt getrokken.

5. De overwegingen van het college

Alle klachtonderdelen hebben betrekking op de verzuim- en re-integratiebegeleiding van klager en lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Uit de bij de klacht gegeven onderbouwing leidt het college af dat klager van mening is dat de door verweerder opgemaakte rapportage niet deugdelijk is en dat verweerder hem niet serieus genomen heeft.

Vooropgesteld wordt dat het college alleen maar kan oordelen over zaken die uit de stukken blijken. Partijen hebben verschillende lezingen over de gang van zaken tijdens het spreekuur op 14 maart 2016 en de inhoud van de rapportage.

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat is gebaseerd op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Niet gebleken is dat de rapportage ondeugdelijk is. Het college overweegt daartoe als volgt.

Het college stelt vast dat verweerder de reeds eerder door zijn collega vastgestelde beperkingen heeft overgenomen. Verweerder heeft daarbij gesteld dat hij ervan overtuigd was dat klager niet op korte termijn inzetbaar zou zijn en dat hij geen reden had te twijfelen aan zijn ongeschiktheid voor het eigen werk, temeer nu er al sprake was geweest van een mislukte werkhervatting. Dat was de reden om geen lichamelijk onderzoek te doen; dat zou geen toegevoegde waarde hebben. Naar het oordeel van het college mocht de bedrijfsarts in de gegeven omstandigheden op zijn eigen oordeel varen bij het vaststellen van de beperkingen en hoefde hij niet te wachten op de uitkomsten van de door de huisarts van klager ingezette onderzoeken. Verweerder heeft naar aanleiding van een vraag van werkgever vervolgens nog een aanvulling op dit advies verstrekt in die zin dat hij een beperking met betrekking tot langdurig zitten heeft toegevoegd. Van enige tegenstrijdigheid is het college niet gebleken en deze is door klager overigens ook niet verder onderbouwd. Evenmin heeft klager aangegeven welke andere (nadere) beperkingen verweerder had moeten vaststellen.

De stellingen van klager dat verweerder de nodige medische kennis zou missen en dat hij de gezondheid van klager niet op de eerste plaats gezet heeft, falen reeds bij gebreke van enige onderbouwing.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in alle onderdelen als zijnde ongegrond zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. M.J. van Laarhoven als voorzitter, mr. C.D.M. Lamers als lid-jurist,

E. Cranendonk, dr. A.N.H. Weel en P.E. Rodenburg als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

7 juni 2017 in aanwezigheid van de secretaris.