ECLI:NL:TGZREIN:2017:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 16128

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:49
Datum uitspraak: 26-04-2017
Datum publicatie: 26-04-2017
Zaaknummer(s): 16128
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Verzekeringsarts wordt onder meer verweten dat zij een onjuiste rapportage en FML over klaagster heeft opgesteld, heeft nagelaten klaagster op te roepen voor medisch onderzoek alvorens haar rapportage en FML op te stellen en geen aanvullende of nadere medische gegevens heeft opgevraagd bij behandelende artsen. Eigen verantwoordelijkheid bezwaarverzekeringsarts bij bepaling of al dan niet onderzoek betrokkene nodig is. Verweerster beschikte over recente informatie en was daarom niet verplicht nog meer medische informatie bij behandelende artsen op te vragen dan wel klaagster nader te onderzoeken. Ongegrond.  

Uitspraak: 26 april 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 juni 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigden [C] en [D] te [B]

tegen:

[E]

verzekeringsarts

werkzaam te [B]

verweerster

gemachtigde mr. G.P. van Delft te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift en de aanvulling daarop;

-          de pleitaantekeningen, overgelegd door de gemachtigde van verweerster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 22 maart 2017 behandeld. Klaagster was niet aanwezig, wel haar gemachtigden. Verweerster was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 6 april 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij het UWV, waarbij aanwezig waren een medewerker UWV bezwaar en beroep, verweerster, [C], de echtgenoot van klaagster, en [D], arts-gemachtigde namens klaagster (hierna: de arts-gemachtigde). Klaagster zelf was op de hoorzitting van 6 april 2016 niet aanwezig.

In het van de hoorzitting opgemaakte verslag (bijlage 1 bij verweerschrift) staat onder meer:

“(..)

VA B&B geeft aan dat zij een en ander op de stukken zal afhandelen aangezien belanghebbende zelf niet op de hoorzitting is gekomen. Dit wordt akkoord bevonden door de gemachtigden.

(..)”

Het tijdens de hoorzitting besproken bezwaar betrof  het onderzoek en de op basis daarvan door een verzekeringsarts bij het UWV opgestelde functionele mogelijkheden lijst (FML).

Tijdens deze hoorzitting hebben de echtgenoot van klaagster en de arts-gemachtigde  medische informatie betreffende klaagster overgelegd aan verweerster. Tevens is door hen aan het UWV een machtiging van klaagster verstrekt om aanvullende medische informatie op te vragen.

In de door verweerster opgestelde medische rapportage in de bezwaarschriftenprocedure van 2 mei 2016 (bijlage 2 bij verweerschrift) staat onder meer:

“(..)

Gegevens van derden verkregen tijdens de bezwaarprocedure:

  • Informatie d.d. 4-10-2013 en 08-03-2016 van [klaagsters behandelend neuroloog]

(..)

  • Informatie d.d. 15-09-2015 en 17-03-2016 van [klaagsters behandelend neurochirurg]

(..)

  • Informatie d.d. 25-06-2015 van [klaagsters behandelend orthopedisch chirurg]

(..)

  • |Informatie 16-03-2016 van [klaagsters behandelend anesthesioloog-pijndeskundige]

(..)

6. Heroverweging/beschouwing

Standpunt ondergetekende:

Op grond van de voorliggende gegevens en hetgeen belanghebbende in bezwaar heeft ingebracht, heb ik geen argumenten om een afwijkende datum als 1e ziektedatum aan te merken. Wel heb ik voldoende medische redenen om per datum in geding (14-01-2016) inhoudelijk af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts.

(..)

Procedureel:

(..)

Of het lichamelijk onderzoek volledig is geweest is moeilijk te beoordelen. Feit is dat onderzoeksresultaten van de neuroloog ( college: kennelijk is bedoeld neurochirurg) op 17-03-2016 afwijken van de resultaten van onderzoek van de primaire verzekeringsarts op 23-10-2015. Hierbij dient natuurlijk wel opgemerkt te worden dat er in december 2015 sprake is geweest van een duidelijke toename van klachten. Naast de claim dat het onderzoek niet volledig is geweest, heeft de primaire verzekeringsarts geen aanvullende gegevens opgevraagd bij de behandelend artsen. Gezien de informatie van de behandelende sector, ingebracht in bezwaar, was het wel nodig geweest om zodoende een adequaat beeld van de belastbaarheid te kunnen  vormen. De primaire verzekeringsarts had derhalve onvoldoende duidelijkheid over de mogelijkheden tot functioneren. Daarmee beschouw ik het onderzoek als onzorgvuldig.

(..)

7. Conclusie:

(..)

  • De klachten en beperkingen zijn door de primaire verzekeringsarts niet adequaat in kaart gebracht en waren niet langer opportuun op datum in geding. Hetgeen in bezwaar is aangevoerd geeft aanleiding om een ander standpunt in te nemen en daarmee de FML te wijzigen. Een gewijzigde FML met ingangsdatum in geding: in casu 14-01-2016 werd door mij opgesteld.”

Bij brief van 10 juni 2016 (bijlage bij het klaagschrift) heeft klaagster diverse bezwaren geformuleerd tegen de door verweerster opgestelde medische rapportage van 2 mei 2016.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij

  1. heeft nagelaten klaagster op te roepen voor medisch onderzoek alvorens haar rapportage en FML op te stellen;
  2. geen aanvullende of ontbrekende medische gegevens heeft opgevraagd bij de behandelende sector alvorens haar rapportage en FML over klaagster op te stellen;
  3. een onjuiste rapportage en FML over klaagster heeft opgesteld;
  4. heeft nagelaten haar rapportage te corrigeren naar aanleiding van door klaagster aan haar kenbaar gemaakte bezwaren.

4. Het standpunt van verweerster

Ad 1. en 2.

Klaagster was niet aanwezig bij de hoorzitting op 6 april 2016, waardoor een lichamelijk onderzoek niet mogelijk was. Verweerster was verrast door haar afwezigheid, omdat de klachten zich vooral richtten op de verrichte medische beoordeling. Tijdens de hoorzitting zijn door de gemachtigden van klaagster een aantal medische stukken uit de curatieve sector overgelegd: informatie van klaagsters behandelend neurochirurg van 25 september 2015 en

7 maart 2016 (bijlagen 5 en 6 bij verweerschrift), informatie van klaagsters behandelend anesthesioloog van 16 maart 2016 (bijlagen 7 en 8 bij verweerschrift), informatie van klaagsters behandelend neuroloog van 4 oktober 2013 en 8 maart 2016 (bijlagen 9 en 10 bij verweerschrift) en van klaagsters behandelend orthopedisch chirurg van 25 juni 2016 (bijlage 11). Verweerster heeft tijdens de hoorzitting voorgesteld – en daarmee gingen de gemachtigden akkoord – dat verweerster de beoordeling op de stukken zou afdoen (zie verslag hoorzitting). Het bevreemdt verweerster dan ook dat haar dit thans verweten wordt. Gelet op de aanwezige informatie was verweerster van mening dat zij over voldoende informatie beschikte om haar beslissing te kunnen nemen.

Ad 3 en 4.

De medewerker bezwaar heeft ervoor gekozen om, voordat een heroverweging in bezwaar had plaatsgevonden, een kopie van de rapportage van verweerster aan klaagster te sturen. Dat is ongebruikelijk en geheel buiten verweerster om gegaan.

In de procedure is het dossier vervolgens voorgelegd aan de arbeidsdeskundige in bezwaar. Door deze zijn andere functies geduid in verband waarmee aan klaagster bij brief van 1 juni 2016 om een reactie is gevraagd. Hierbij was wederom abusievelijk de rapportage van verweerster gevoegd, terwijl het niet de bedoeling was om klaagster in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.

Verweerster geeft toe dat in haar rapportage twee foutjes zijn geslopen – 1711-2011 moet zijn 17-1-2011 en K. is neurochirurg en niet neuroloog – maar dit heeft niet tot gevolg dat verweersters inhoudelijke oordeel over klaagster daardoor onjuist zou zijn.

5. De overwegingen van het college

Klachtonderdelen 1 en 2

De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

Aangenomen kan worden dat klaagster niet in staat was om op de hoorzitting van 6 april 2016 te verschijnen. Los van het antwoord op de vraag of de oproep voor die hoorzitting ook een oproep voor een medisch onderzoek inhield, geldt dat verweerster een eigen verantwoordelijkheid heeft om te beoordelen of zij haar taak als bezwaarverzekeringsarts ook zonder onderzoek van klaagster kon vervullen. Een afspraak met de gemachtigden van klaagster hierover is niet relevant en ontsloeg verweerster  niet van haar  professionele verantwoordelijkheid  om – indien nodig - zelf klaagster te onderzoeken. De opmerking van verweerster dat het vanwege organisatorische redenen niet mogelijk was om daarvoor een afspraak op een andere dag te maken, maakt dit niet anders nu deze nooit een belemmering kunnen en mogen vormen voor het uitvoeren van een medisch noodzakelijk onderzoek.

Naar het oordeel van het college beschikte verweerster evenwel over voldoende actuele informatie om ook zonder nader onderzoek van klaagster een gefundeerd oordeel over klaagster te kunnen geven. Verweerster mocht zich allereerst baseren op het door de primaire verzekeringsarts op 23 oktober 2015 uitgevoerde lichamelijke onderzoek. Dat de door de primaire verzekeringsarts in zijn rapportage weergegeven bevindingen op onderdelen onjuist waren, kon verweerster niet weten; zij behoefde daarvan ook niet uit te gaan. Daarbij komt dat verweerster,  zoals hiervoor onder de feiten en onder het standpunt van verweerster is weergegeven, over recente informatie beschikte van de behandelende artsen van klaagster uit 2013, 2015 en 2016, welke informatie zij van de gemachtigden van klaagster had ontvangen. Gelet op al deze recente informatie was verweerster niet verplicht om nog meer medische informatie bij de behandelende artsen op te vragen dan wel om klaagster nader te onderzoeken voor het opstellen van haar rapportage. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Klachtonderdeel 3.

Een rapportage zoals door verweerster is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hiernavolgende criteria getoetst:

1.      Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2.      Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.      In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4.      Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5.      De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het Centraal Tuchtcollege toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Klaagster heeft diverse bezwaren geformuleerd naar aanleiding van de door verweerster opgestelde rapportage. Deze bezwaren zijn weergegeven in een brief van 10 juni 2016 van de echtgenoot van klaagster en de arts-gemachtigde (bijlage bij het klaagschrift).

Het college heeft het rapport aan de hand van de hiervoor genoemde criteria getoetst. Bij de beantwoording van de vragen naar aanleiding van het oordeel van de primaire verzekeringsarts in het licht van de door klaagster daartegen aangevoerde bezwaren heeft verweerster – voor zover van belang – geconcludeerd dat de klachten en beperkingen door de  primaire verzekeringsarts niet adequaat in kaart zijn gebracht en niet langer opportuun waren op datum in geding, in casu 14-01-2016. Hetgeen in bezwaar is aangevoerd heeft verweerster aanleiding gegeven om een ander standpunt in te nemen en daarmee de FML te wijzigen. Het college is van oordeel dat verweerster in haar rapport voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij tot deze conclusies is gekomen en dat deze voldoende steun vinden in de door verweerster gegeven bevindingen en medische gegevens. Daarbij is verweerster gebleven binnen de grenzen van haar deskundigheid. Het is voldoende duidelijk op welke bronnen het rapport berust. De omstandigheid dat in het rapport twee verschrijvingen staan, maakt dit niet anders.

Verweerster kon dan ook rapporteren zoals zij heeft gedaan. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 4.

Door een kennelijke vergissing is de rapportage van verweerster tot tweemaal toe aan klaagster gezonden. Het was daarbij niet de bedoeling dat klaagster inhoudelijk commentaar zou leveren. Er bestaat geen wettelijke grondslag voor een betrokken partij in een situatie als de onderhavige om de tekst van de medische rapportage te corrigeren zoals klaagster voorstaat. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

De conclusie is dat verweerster geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zodat de klacht in al haar onderdelen zal worden afgewezen.  

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. J.H.C. Schouten als voorzitter, mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-

van Meerwijk als lid-jurist, E.H. The-van Leeuwen, J.C.F. Schellekens en

J.L.M. van Helmond als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. I.H.M. van Rijn als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2017 in aanwezigheid van de secretaris.