ECLI:NL:TGZREIN:2017:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17111

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:132
Datum uitspraak: 15-12-2017
Datum publicatie: 15-12-2017
Zaaknummer(s): 17111
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen fysiotherapeut over complicaties na ongevraagde actie ongegrond. Gebruikelijk fysiotherapeutisch onderzoek uitgevoerd. Verweerder mocht ervan uit gaan dat toestemming het hele onderzoek betrof en niet slechts enkele onderdelen daarvan. Communicatie had beter gekund. Geen tuchtrechtelijk verwijt.

Uitspraak: 15 december 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 juni 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

fysiotherapeut

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S. Dik te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

De klacht is ter openbare zitting van 17 november 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager is op 30 maart 2016 door de huisarts verwezen naar de fysiotherapeut in verband met pijn en tintelingen van de linkerhand, voornamelijk bij bewegen van de schouder. Klager kwam onder behandeling bij een collega van verweerder, verder te noemen de behandelend fysiotherapeut. Bij de derde behandeling, op 19 april 2016, is verweerder bij de behandeling geroepen. De behandelend fysiotherapeut had klager uitgelegd dat zij graag wilde weten of ze op de goede weg was met haar behandelwijze van klager. Verweerder heeft bij klager onder andere een provocatief onderzoek uitgevoerd. Verweerder nam eerst de anamnese af en deed daarna een standaard orthopedisch onderzoek. Vervolgens werden provocatietesten uitgevoerd zoals de tractie compressietesten CWK en bij buikligging werden federungstesten uitgevoerd op de thoracale wervelkolom en ribben en werden rotatietesten thoracaal uitgevoerd. Uiteindelijk werd een uitgebreid segmentaal bewegingsonderzoek uitgevoerd. Ten slotte werden een aantal aanvullende testen uitgevoerd door verweerder.

Klager is uiteindelijk geadviseerd om terug te gaan naar de huisarts en een verwijzing te vragen voor de neuroloog. De neuroloog heeft geen afwijkingen kunnen constateren. Klager is uiteindelijk verwezen naar de pijnpoli.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij zonder iets te vragen of te zeggen een actie op zijn lichaam heeft uitgevoerd waardoor klager complicaties in zijn nek, rug en schouder heeft opgelopen. Klager heeft daaromtrent aangevoerd dat hij op enig moment is gevraagd om op zijn buik te gaan liggen, dat hij dit heeft gedaan en dat verweerder zonder enige aankondiging uit alle macht op de rug van klager heeft geduwd. Dit was volgens klager een actie die de behandelend fysiotherapeut tot op dat moment nooit had uitgevoerd. Door de actie werd alle lucht uit de buik en de longen geperst, voelde klager zich bijzonder onpasselijk worden en brak het zweet hem uit. Klager kreeg vervolgens na de behandeling last van zijn andere hand. Bij het consult een week later heeft klager gevraagd om uitleg wat verweerder precies had gedaan, maar deze niet gekregen. Uiteindelijk is de behandeling gestaakt.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij bij klager de gebruikelijke onderzoeken heeft uitgevoerd, ook wat betreft het drukken op de cervicothoracale wervelkolom. De reactie van klager was voor verweerder een duidelijke aanwijzing dat er een probleem speelde dat ernstig was, zodat doorverwijzing via de huisarts naar de neuroloog de aangewezen weg was. Verweerder is destijds op verzoek van de behandelend fysiotherapeut bij klager geroepen, zodat verweerder veronderstelt dat dit door de behandelend fysiotherapeut is besproken met klager en dat daarvoor ook toestemming was gegeven. Verweerder heeft aangenomen dat daarmee ook toestemming was gegeven om een lichamelijk onderzoek uit te voeren. Kort na het onderzoek van klager door verweerder heeft verweerder overleg gehad met de behandelend fysiotherapeut. Hij heeft haar aangeraden om te stoppen met de behandeling en klager terug te verwijzen naar de huisarts. Dit is gebeurd buiten aanwezigheid van klager, om klager niet onnodig te verontrusten en klager ook niet te versterken in zijn relatief negatieve beeldvorming over zijn klachten en de beleving daarvan. Dat klager nadien aangaf meer klachten te ondervinden, bevestigde het vermoeden van verweerder van een ernstig neurologisch beeld. Verweerder is van mening dat hij weliswaar hard op de rug van klager heeft gedrukt en in buikligging federungstesten heeft uitgevoerd op de thoracale wervelkolom maar dat dit niet op onjuiste wijze is gebeurd. De reactie van klager op deze onderzoeken was voor verweerder aanleiding om te adviseren dat klager terug zou gaan naar de huisarts en een doorverwijzing naar de neuroloog zou vragen. Verweerder heeft de klachten van klager wel serieus genomen. Wellicht had de communicatie naar klager toe wel beter gekund.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt vast dat verweerder bij klager een gebruikelijk fysiotherapeutisch onderzoek heeft uitgevoerd, waartoe ook de federungstesten behoren die door verweerder zijn uitgevoerd. Niet gebleken is dat verweerder deze testen op een onjuiste wijze zou hebben uitgevoerd. De lichamelijke reactie van klager duidt daar ook niet op.

Hoewel partijen van mening verschillen over de vraag wanneer verweerder door de behandelend fysiotherapeut is gevraagd om mee te kijken, doet dat er niet aan af dat kan worden vastgesteld dat klager voor het fysiotherapeutisch onderzoek door verweerder toestemming heeft gegeven op 19 april 2016. Verweerder mocht er daarbij overigens vanuit gaan dat de toestemming het volledige fysiotherapeutisch onderzoek betrof en niet slechts enkele onderdelen daarvan. Het college kan derhalve niet vaststellen dat op dit punt sprake zou zijn van verwijtbaar handelen door verweerder.

Het college is wel van oordeel dat de communicatie naar klager toe over de bevindingen door verweerder, beter had gekund. Wanneer men het vermoeden heeft dat sprake is van een ernstige afwijking en medisch ingrijpen door een andere arts lijkt te zijn geïndiceerd, kan niet worden volstaan met het advies aan klager om terug te gaan naar de huisarts. Verweerder had zijn bevindingen met klager behoren te bespreken. Verweerder had dit niet achterwege moeten laten vanwege de wijze waarop klager naar de mening van verweerder omging met de klachten. Het college acht dit nalaten, hoewel ongelukkig en onzorgvuldig, echter niet verwijtbaar. De klacht wordt ongegrond verklaard.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten als voorzitter,

mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk als lid-jurist, A.M.G. Zwaans, J.L. Keijzer en S.E. Dekker als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2017 in aanwezigheid van de secretaris.

secretaris                                                                                                                           voorzitter