ECLI:NL:TGZREIN:2017:126 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17105

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:126
Datum uitspraak: 06-12-2017
Datum publicatie: 06-12-2017
Zaaknummer(s): 17105
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verkeerd medicatie-advies gegeven door apotheker aan balie. Klaagsters achtergrond en eventuele contra-indicaties onvoldoende in meegenomen. Complexiteit van de adviesvraag verkeerd ingeschat. Daarna klaagster apart genomen en tijd genomen om klaagsters adviesvraag verder te onderzoeken. Alsnog van een juist medicatie-advies voorzien. Ongegrond.

Uitspraak: 6 december 2017

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 mei 2017 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

apotheker

werkzaam te [B]

verweerster

gemachtigde mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de brief van verweerster ontvangen d.d. 29 augustus 2017;

- de pleitnota van de gemachtigde van verweerster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.
2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerster is de apotheker van klaagster. In de week van 20 maart 2017 heeft klaagster verweerster aan de balie van de apotheek om advies gevraagd bij het kiezen van een voor haar geschikt antihypertensivum, in combinatie met klachten van depressie. Er was geen sprake van een recept. Verweerster stelde ter plekke een bètablokker voor, waarop klaagster aangaf dat haar psychiater daar geen voorstander van was. Daarop heeft verweerster het middel Valsartan voorgesteld. Omdat klaagster uitgebreider geïnformeerd wenste te worden over de mogelijkheden heeft verweerster aangeboden een en ander uit te zoeken en klaagster hierover terug te bellen. In het telefoongesprek van 27 maart 2017 werd het middel Valsartan opnieuw genoemd en gaf klaagster aan dat hiervoor een contra-indicatie bestond in verband met haar diabetes. Verweerster heeft daarop wederom een en ander uitgezocht en klaagster later die dag teruggebeld waarbij zij de optie van ACE-remmers noemde. Verweerster heeft vervolgens schriftelijke informatie over dit middel aan klaagster verstrekt.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster lijdt aan zeer ernstige en langdurige, soms suïcidale, bipolaire depressies, waarvoor zij bij een psychiater onder behandeling is. Daarnaast heeft klaagster ook medicijngebruik voor andere ziekten, waaronder diabetes. Klaagster verwijt verweerster dat zij bij herhaling, tot drie keer toe, een apert fout medicatieadvies heeft gegeven. Klaagster heeft zelf voorkomen dat zij medicatie is gaan gebruiken die voor haar bijzonder ernstige bijwerkingen had kunnen geven.

Ter toelichting stelt klaagster dat zij verweerster in de apotheek heeft gevraagd welk antihypertensivum de minste kans gaf op depressie als bijwerking en samen met haar andere medicijnen gebruikt kon worden, waarna verweerster antwoordde dat een bètablokker de beste keuze was. Verweerster maakte daarbij een gehaaste en ongeïnteresseerde indruk.

Toen klaagster liet weten dat de psychiater daar anders over dacht, adviseerde verweerster het middel Valsartan. Thuis heeft klaagster in het farmacotherapeutisch kompas opgezocht dat dit bij diabetes geen voor de hand liggende keuze is. Verweerster had moeten en kunnen weten dat klaagster diabetes had. Klaagster heeft verweerster hiermee geconfronteerd in het telefoongesprek van 27 maart 2017.

Hierop adviseerde verweerster een ACE-remmer. Ook dit derde advies was onjuist omdat zeven van de negen verkrijgbare ACE-remmers depressie als mogelijke bijwerking hebben.

4. Het standpunt van verweerster

Klaagster heeft in de apotheek aan de balie verweerster om een algemeen advies gevraagd. Klaagster vroeg naar een voor haar geschikt antihypertensivum, in combinatie met klachten van depressie. In het geval van de genoemde contra-indicaties diabetes en depressie is een bepaald antihypertensivum niet per definitie onjuist of juist. In het algemeen geldt dat bij depressie als contra-indicatie antihypertensiva weliswaar worden toegepast, maar bij een eerste uitgifte wordt gewezen op de mogelijkheid van verergering van depressieve klachten. Indien deze klachten optreden wordt geadviseerd contact op te nemen met de voorschrijvend arts. In het geval van antihypertensiva en contra-indicatie diabetes wordt in die gevallen waarbij de bloedglucose wordt beïnvloed bij eerste uitgifte gevraagd alert te zijn op een hypoglykemie en bij klachten eveneens contact op te nemen met de voorschrijvend arts.

Mogelijke acceptabele risico’s bij bepaalde contra-indicaties of interacties worden altijd met de patiënt besproken. In dit geval was er echter geen sprake van een recept en is er ook geen medicatie uitgegeven. Het is aan de voorschrijvend arts om een inschatting te maken welk medicijn nodig is, waarna de apotheker in het systeem medicatiebewaking uitvoert. De apotheek gaat secuur om met eerste uitgiftes en de daarbij behorende richtlijnen en adviezen.

Verweerster vindt het klantencontact belangrijk en probeert iedereen goed te woord te staan en van juiste informatie te voorzien. Verweerster heeft van dit voorval geleerd. Achteraf gezien had verweerster een algemeen advies moeten geven en niet gelijk een specifiek middel moeten noemen. Ook had verweerster eerst overleg moeten voeren met de betreffende arts en de psychiater. Daarnaast had verweerster klaagster beter apart kunnen nemen in de spreekkamer om haar rustig te woord te staan. De stelling van klaagster dat zij zelf heeft voorkomen dat zij medicatie is gaan gebruiken die voor haar bijzonder ernstige bijwerkingen had kunnen geven is niet juist. Alle medicatie waarover door verweerster is geadviseerd is uitsluitend op recept te verkrijgen. Verweerster heeft geen medicatie voorgeschreven of uitgegeven, maar enkel een advies gegeven alvorens er een recept lag.

5. De overwegingen van het college

Vooropgesteld wordt dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in die beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Ten aanzien van het eerste advies, de bètablokker, oordeelt het college dat, in combinatie met diabetes en de klachten van depressie, verweerster geen juist advies aan klaagster heeft gegeven. Het college is van oordeel dat verweerster dit advies te snel gegeven heeft. Zij kende immers klaagsters achtergrond niet en zij heeft eventuele contra-indicaties onvoldoende in acht genomen. Verweerster heeft daarbij de complexiteit van klaagsters adviesvraag verkeerd ingeschat. Verweerster heeft dit, zowel in haar verweerschrift als ter zitting, erkend. Het vorenstaande is echter onvoldoende om tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van verweerster aan te nemen. Van belang daarbij is dat verweerster, nadat zij bemerkte dat haar eerste advies niet juist was, klaagster apart heeft genomen en de tijd heeft genomen om klaagsters adviesvraag verder te onderzoeken. Verweerster heeft daarmee voldoende in het werk gesteld om klaagster alsnog van een juist medicatie-advies te voorzien. Niet is gebleken dat verweerster gehaast en ongeïnteresseerd is geweest. De enkele stelling van klaagster is daarvoor onvoldoende. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan onzorgvuldig en/of verwijtbaar handelen of nalaten door verweerster jegens klaagster kan worden vastgesteld.

Het college is van oordeel dat het tweede en het derde advies (Valsartan respectievelijk ACE-remmers) van verweerster aan klaagster geen onjuiste adviezen waren.

De klacht wordt derhalve afgewezen als ongegrond.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, W. van den Oudenalder en

W. van de Spijker als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2017 in aanwezigheid van de secretaris.