ECLI:NL:TGZREIN:2017:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1781
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2017:123 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-12-2017 |
Datum publicatie: | 01-12-2017 |
Zaaknummer(s): | 1781 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Niet voldoende medicijnen uitgegeven aan klager die langdurig op vakantie in het buitenland was. De apotheker heeft niet onvoldoende verantwoordelijkheid genomen in de e-mailwisseling met klager. Het niet (tijdig) antwoorden op een e-mail is onvoldoende. De apotheker werd door de afstand en het tijdsverschil beperkt in de mogelijkheden dit probleem zelf op te lossen. Werkbare oplossing tussen klager en verweerder gevonden. Ongegrond. |
Uitspraak: 1 december 2017
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 10 april 2017 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
tegen:
[C]
apotheker
werkzaam te [B]
verweerder
gemachtigde mr. M. Stikvoort-Lodewijks te Eindhoven
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift en de aanvulling daarop;
- de brief ten behoeve van de mondelinge behandeling zijdens klager.
De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2017 behandeld. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klager was met mededeling afwezig.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Begin december is klager bij de apotheek van verweerder gekomen voor medicatie op basis van twee herhalingsrecepten en voor klager nieuwe medicatie die voor het eerst uitgegeven zou worden, Sotalol. Bij verweerders apotheek was bekend dat klager voor langere tijd naar het buitenland zou gaan. Om die reden was er door klager bij de herhalingsrecepten aangegeven dat hij geneesmiddelen voor een langere periode wenste en heeft verweerder klager een verklaring “Medicijnen voor langer verblijf buitenland” laten tekenen.
Van de herhalingsrecepten heeft klager medicatie voor een periode van 6 maanden gekregen. Van Sotalol heeft klager 30 pillen gekregen, genoeg voor 15 dagen.
Met betrekking tot de eerste uitgifte van Sotalol heeft verweerder bij de zorgverzekeraar van klager een bedrag in rekening gebracht voor “Sotalol hcl sandoz tablet incl terhandstelling met begeleidingsgesprek nieuw geneesmiddel”.
Vanuit Indonesië heeft klager, nadat hij tot de ontdekking kwam dat hij voor 15 dagen Sotalol bij zich had, een e-mail gestuurd aan het e-mailadres van verweerders apotheek met de vraag of een andere bètablokker die in Indonesië verkrijgbaar was een alternatief voor Sotalol zou zijn. Op deze e-mail kwam geen antwoord.
Hetzelfde bericht heeft klager vervolgens gestuurd naar het algemene e-mailadres van de organisatie waar verweerder bij aangesloten was. Hierop is tussen klager en verweerder een e-mailwisseling ontstaan. Verweerder schreef daarbij op 28 december 2016 om 17:16 uur:
“(…) Het beste dat u kunt doen is overleg plegen met uw cardioloog (…).” .
Klager gaf daarop aan dat hij met een recept kwam voor 1 jaar Sotalol en maar voor 15 dagen meegekregen heeft en vroeg verweerder wat hij aan dit probleem ging doen. Verweerder heeft in de daaropvolgende e-mail aangegeven dat bij een eerste uitgifte van nieuwe medicatie een beperkte hoeveelheid van 15 dagen verstrekt wordt op basis van beleid dat is afgesproken in overleg met zorgverzekeraars. Verweerder heeft voorts opgemerkt:
“(…) Het is daarom inderdaad jammer dat bij de afgifte van uw medicijn door u niet is aangegeven dat u voor een langere periode naar het buitenland zou gaan: dan hadden we daar in kunnen voorzien. (…) Ongelukkigerwijs bent u in het buitenland en waarschijnlijk dus niet in de gelegenheid deze medicijnen [voor een langere periode] bij ons op te halen. En dan zie ik ook niet zo snel een oplossing (ook al omdat wij geen export vergunning hebben en dus geen medicijnen naar het buitenland kunnen versturen). Het enig[e] dat ik kan bedenken is dat een bekende van u met uw recept naar de apotheek komt en het voor u ophaalt en vervolgens naar u opstuurt (…)”.
Klager heeft in de daaropvolgende e-mail geschreven dat hij wist van de beperkte uitgifteperiode voor een nieuw medicijn, maar dat hem was verteld dat dit voor 1 maand zou zijn. Voorts geeft hij aan een van zijn dochters te zullen sturen om de medicijnen op te halen.
Dit is vervolgens ook gebeurd.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder onprofessioneel handelen door hem en het team waarvoor hij verantwoordelijk is, omdat hij:
1. te weinig pillen Sotalol aan klager heeft verstrekt, terwijl hij wist dat klager voor langere tijd (6 maanden) naar het buitenland ging;
2. op de e-mail die klager vanuit het buitenland stuurde niet snel genoeg heeft gereageerd;
3. geen verantwoordelijkheid neemt voor het probleem dat daardoor voor klager ontstond;
4. ten onrechte een “begeleidingsgesprek nieuw geneesmiddel” (Sotalol) heeft gefactureerd, nu dit gesprek niet heeft plaatsgevonden;
5. geen inzicht in zijn handelen toont.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder stelt zich op het standpunt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld. Met betrekking tot verschillende klachtonderdelen stelt verweerder:
1. Het is de wens van verzekeraars dat bij eerste uitgifte van een medicijn altijd slechts een beperkte periode wordt meegegeven. Het is niet mogelijk voor verweerder om het gesprek bij de uitgifte terug te halen. Verweerder geeft aan dat wellicht verwarring is ontstaan tussen de 30 pillen en een periode van 30 dagen. Indien klager had aangegeven dat het geleverde aantal een probleem zou zijn, dan zou er toen gezamenlijk naar een oplossing zijn gezocht. Weliswaar was duidelijk dat klager op vakantie ging, maar niet wanneer en ook niet wanneer hij met de nieuwe medicatie zou beginnen.
2. Verweerder betreurt dat er niet snel genoeg actie is ondernomen op de eerste e-mail van klager. Zodra hij de hulpvraag onder ogen kreeg, heeft hij direct actie ondernomen.
3. Verweerder meent dat hij met zijn handelen heeft aangetoond zijn eigen verantwoordelijkheid te hebben genomen.
4. In het automatiseringssysteem van verweerder is aangegeven dat bij de eerste uitgifte de indicatie, de bijwerkingen, de werkingsinzet en de dosering zijn besproken en een bijsluiter is meegegeven. Dit is ook conform de richtlijnen van de KNMP.
5. Verweerder is van mening dat hij heeft gehandeld zoals van hem als apotheker verwacht mocht worden. Na ontvangst van het e-mailbericht van klager, heeft verweerder alles gedaan wat in zijn macht lag om klager alsnog van voldoende medicijnen te voorzien.
5. De overwegingen van het college
Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
Klager heeft meerdere klachtonderdelen gepresenteerd. Het college zal die klachtonderdelen die zich daartoe lenen gezamenlijk bespreken en beoordelen.
Klachtonderdelen 1. en 4. hebben betrekking op het contact op moment van eerste uitgifte van Sotalol. Uit de over en weer gestelde feiten volgt dat klager zich op het standpunt stelt dat er te weinig Sotalol aan hem is verstrekt, omdat hij ervan uit ging dat hij voor 30 dagen medicatie kreeg terwijl hij die (slechts) voor 15 dagen heeft gekregen. Het college stelt voorop dat vast staat dat klager wist dat hij niet voor 6 maanden Sotalol had meegekregen. Terecht wordt in dit verband door verweerder gewezen op het beleid aangaande eerste uitgifte, waaruit volgt dat in eerste instantie een beperkte periode verstrekt wordt. De ratio van dit beleid is meerledig: het dient ter voorkoming van medicatieverkwisting in het geval dat gedurende de periode van eerste uitgifte blijkt dat de medicatie (toch) niet passend is en voorkomt ook daarmee samenhangende onnodige zorgkosten. Bij toepassing van het beleid dient ook steeds naar de bijzondere omstandigheden van het geval gekeken te worden. Niet blijkt dat dit niet is gebeurd: klager en verweerder stellen immers allebei dat er over die eerste uitgifte een gesprek is gevoerd. Over het verloop en de precieze inhoud van dat gesprek dat klager met (de medewerker van) verweerder heeft gevoerd, bij gelegenheid van de eerste uitgifte lopen de lezingen sterk uiteen. Nu alleen klager en (de medewerker van) verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen. Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. De klachtonderdelen die zien op dit gesprek (1. en 4.) zijn daarmee ongegrond.
Klachtonderdelen 2. en 3. hebben betrekking op het contact tussen klager en verweerder vanuit Indonesië. Het college stelt vast dat er in die contacten niet steeds op de beste manier is gehandeld. Zo staat vast dat op de e-mail die aan het e-mailadres van de apotheek van verweerder als eerste is gestuurd, niet is geantwoord. Voorts staat vast dat verweerder in zijn reactie niet steeds van de juiste omstandigheden uitging. Zo schreef verweerder “ Het is daarom inderdaad jammer dat bij de afgifte van uw medicijn door u niet is aangegeven dat u voor een langere periode naar het buitenland zou gaan: dan hadden we daar in kunnen voorzien. ”, terwijl - zoals in deze zaak vast staat - medewerkers van verweerder van dat langere verblijf in het buitenland op de hoogte waren. Deze omstandigheden hebben de communicatie stroever dan gewenst laten verlopen en hebben onrust bij klager veroorzaakt. Dat is betreurenswaardig. Het maakt echter niet dat er door verweerder dienaangaande tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Het niet (tijdig) antwoorden op een e-mail is daartoe onvoldoende en evenmin volgt uit de opstelling van verweerder in de e-mailwisseling dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid zou hebben genomen. Daarbij dient betrokken te worden dat verweerder door de afstand en het tijdsverschil beperkt werd in de mogelijkheden dit probleem zelf op te lossen. Voorts is er binnen de kaders van deze beperkingen uiteindelijk een werkbare oplossing gevonden tussen klager en verweerder.
De klachtonderdelen 2. en 3. zijn daarmee eveneens ongegrond.
Nu de overige klachtonderdelen ongegrond zijn kan verweerder niet het verwijt worden gemaakt dat hij geen inzicht in zijn handelen zou hebben getoond (klachtonderdeel 5.).
Samenvattend dient de klacht in al haar onderdelen afgewezen te worden.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, W. van den Oudenalder en W. van de Spijker als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017 in aanwezigheid van de secretaris.