ECLI:NL:TGZREIN:2017:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1735b

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2017:106
Datum uitspraak: 04-10-2017
Datum publicatie: 04-10-2017
Zaaknummer(s): 1735b
Onderwerp:
  • Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
  • Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Arts-assistent niet in opleiding. Onheuse bejegening van vader van klagers en henzelf, ten onrechte niet doen van nader onderzoek naar ademhalingsklachten vader, te vroeg ontslaan van vader en slechte communicatie tussen arts-assistent en begeleider. College: ongegrond. Onheuse bejegening en slechte communicatie met cardioloog door verschillende lezing van de feiten niet vast te stellen. Cardioloog heeft vader volgens de geldende richtlijnen onderzocht en besloten tot ontslag. Arts-assistent kan hiervoor geen zelfstandig verwijt worden gemaakt.

Uitspraak: 4 oktober 2017

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 februari 2017 binnengekomen klacht van:

[A] en [B]

wonende te [C]

klagers

tegen:

[D]

arts

werkzaam te [E]

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de aanvulling daarop;

-          het verweerschrift en de aanvulling daarop;

-          het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek;

-          een brief van verweerster met bijlagen, ontvangen op 8 juli 2017.

De zaak is vervolgens ter openbare zitting van 4 september 2017 behandeld. De zaak is gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld met de klachtzaak met dossiernummer 1735a. Verweerster is ter zitting verschenen. Klagers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Op 25 mei 2016 is de vader van klagers (hierna: de vader), na een bezoek aan de Eerste Hart Hulp (hierna: EHH), opgenomen op de Acute Opname Afdeling (hierna: AOA), waar verweerster als arts-assistent niet in opleiding werkzaam was. De opname-indicatie was een wegraking van de vader (“collaps”) waarmee de vader (75 jaar) al langer bekend was en waarvoor hij in 2016 een DDD-pacemaker in [F]  kreeg geïmplanteerd. De vader was de Nederlandse taal niet machtig.

In het ziekenhuis werd de vader opgenomen aan de monitorbewaking en werd de pacemaker uitgelezen. Het zuurstofgehalte in het bloed werd onderzocht. De afdelingen neurologie en longgeneeskunde werden in consult geroepen. In opdracht van de longarts werd een thoraxfoto gemaakt.

Op 26 mei 2016 werd de vader ontslagen uit het ziekenhuis. In de nacht van 26 op 27 mei 2016 is hij thuis overleden. De doodsoorzaak is onbekend. Na het overlijden van de vader is geen obductie verricht en is de pacemaker niet uitgelezen omdat de familie naar het buitenland was vertrokken om de vader te begraven.

De begeleider van verweerster is de cardioloog tegen wie onder dossiernummer 1735a een klacht is ingediend (hierna: de cardioloog).

3. Het standpunt van klagers en de klacht

Klagers verwijten verweerster dat verweerster hun vader niet die zorg heeft verleend die van haar, als zorgvuldig handelend arts, verwacht mocht worden.

De klacht bevat de volgende klachtonderdelen:

  1. de dochter en de vader zijn op 25 mei 2016 niet serieus genomen;
  2. de vader en de dochter zijn op denigrerende wijze bejegend en benaderd;
  3. ten onrechte is geen nader onderzoek gedaan naar de ademhalingsklachten van de vader. Ondanks verslechtering van de gezondheidstoestand van de vader is uitgegaan van eerdere onderzoeken die niet meer up-to-date waren;
  4. de vader is ten onrechte ontslagen uit het ziekenhuis;
  5. uit de medische stukken blijkt dat onzorgvuldig is gehandeld;
  6. de communicatie tussen verweerster en de cardioloog is niet goed verlopen.

Ter onderbouwing van hun klacht voeren klagers het volgende aan.

De vader werd opgenomen op de EHH. Na wisseling van de dienst heeft de cardioloog de behandeling van de vader van een collega overgenomen. Klagers zijn tevreden over de behandeling van de vader door de collega van de cardioloog.

Volgens klagers werd hun vader niet serieus genomen door de cardioloog en verweerster. De dochter zou voor de vader als tolk optreden, maar de cardioloog negeerde de dochter en bleef met de vader praten terwijl de vader hem niet begreep en zich niet op zijn gemak voelde.

Verweerster bleek de Nederlandse taal niet vloeiend te beheersen, waardoor sprake was van miscommunicatie tussen haar en de cardioloog en tussen haar en de patiënten. Volgens de cardioloog was verweerster pas drie maanden in dienst en was zij afkomstig uit het buitenland.

In de avond van 25 mei 2016 kwam familie op bezoek bij de vader. De visite zag dat de vader problemen had met zijn ademhaling en dat hij daarbij een vreemd geluid maakte. De vader was op dat moment aan een bewakingsmonitor aangesloten.

Op 26 mei 2016 probeerde de dochter een gesprek te voeren met de cardioloog en hem uit te leggen dat haar vader last had van ademhalingsproblemen en dat het steeds slechter met hem ging. De cardioloog en verweerster luisterden niet naar de dochter. Klagers smeekten om hun vader naar de longafdeling door te verwijzen maar werden niet serieus genomen.

Na enige tijd kwam verweerster de patiëntenkamer binnen. Zij vertelde dat de vader 26 mei 2016 naar huis mocht. Zij gaf hierbij, ondanks dat de dochter daar om vroeg, geen uitleg. Verweerster volstond met de mededeling dat zij de arts is en zij degene is die beslist wie mag blijven of naar huis kan.

Op donderdag 26 mei 2016 in het begin van de middag belde de vader klagers met het verzoek om hem op te halen uit het ziekenhuis. De zoon en schoonzoon gingen naar het ziekenhuis en troffen de vader, in een rolstoel, aan in de gang. De zoon en de schoonzoon ontvingen vervolgens, zonder enige uitleg, een ontslagbrief met een informatiebrief voor de huisarts.

Uit het medisch dossier blijkt dat aannames zijn gedaan op basis van verouderde onderzoeken. Gebruik is gemaakt van onderzoeken van 13 mei 2016 en onderzoeken door het ziekenhuis in [F] die in maart 2016 zijn uitgevoerd. In het medisch dossier is vermeld dat de pacemaker in 2013 is ingebracht terwijl dit in 2016 is gebeurd.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is sinds 2015 arts-assistent niet in opleiding in het ziekenhuis. De cardioloog is haar begeleider.

Het feitelijk verloop van de opname

Na de komst van de vader op de EHH is hij aangesloten op de monitor, is de neuroloog ingeschakeld en is door de cardioloog de werking van de pacemaker onderzocht. Die functie was normaal en er hadden zich geen ritmestoornissen voorgedaan. De vader werd in het ziekenhuis gehouden omdat klagers bang waren. De cardioloog sprak om 11.30 uur en om 13.00 uur met de vader en de dochter. Deze gesprekken verliepen goed en de vader en de dochter waren tevreden. Op 26 mei 2016 is door verweerster om 12.00 uur een bloedgas bij de vader afgenomen.

Op 26 mei 2016 spraken de cardioloog en verweerster met de vader en klagers. Klagers bleken ontevreden te zijn. Zij vonden dat de vader vanwege zijn kortademigheid niet naar huis kon en vroegen de cardioloog om extra onderzoek te verrichten en overplaatsing van de vader naar de longafdeling. De cardioloog liet weten dat al onderzoek was gedaan in [F] en dat de vader twee weken tevoren was opgenomen op de longafdeling en aldaar was geoordeeld dat nader onderzoek niet nodig was. Voor overplaatsing van de vader naar de longafdeling was geen aanleiding. De vader was opgenomen door de afdeling cardiologie voor het uitsluiten van een ritmestoornis of neurologische oorzaak voor zijn wegraking. Een patiënt kan dan niet worden overgeplaatst als de longarts geen indicatie ziet voor een opname. De vader wilde naar huis.

De cardioloog deelde klagers ten slotte mede nogmaals de longarts om advies te vragen. De longarts liet de cardioloog vervolgens weten op dit moment niets voor de vader te kunnen doen. Klagers en de vader hadden reeds eerder een afspraak gemaakt bij de longarts in een ander ziekenhuis. Die afspraak zou binnen twee weken plaatsvinden. De longarts stelde voor dit consult af te wachten.

Vanuit cardiologisch perspectief was volgens verweerster geen aanleiding om de vader nog opgenomen te houden. Verweerster deelde de vader mee dat hij naar huis kon en informeerde de familie hierover telefonisch. Verweerster trof de vader om 15.00 uur nog aan in bed. De zoon was bij de vader aanwezig. Zij vertelde dat zij de ontslagbrief zou gaan maken. Deze was gereed om 15.30 uur. Op dat moment trof verweerster de vader aan in een rolstoel, klaar om te vertrekken. Verweerster betreurt het overlijden van de vader.

De reactie op de klachtonderdelen

Patiënten worden altijd serieus genomen. De vader is met respect en op eenzelfde wijze behandeld als andere patiënten. De vader was opgenomen vanwege een collaps, maar op een gegeven moment stond voor klagers de dyspneu (kortademigheid) centraal.

Verweerster herkent zichzelf niet als iemand die zonder iemand aan te kijken of uit te leggen mededelingen doet. Zij kan zich herinneren dat zij een bloedgas moest prikken bij de vader en heeft uitgelegd wat zij ging doen. De sfeer werd beïnvloed door intens niet te herstellen wantrouwen.

De vader was bekend met COPD en antrasilicosis en daarbij pulmonale hypertensie. Dit was verklarend voor de dyspneu, waarvoor de vader enkele malen door de longarts werd gezien en een maand eerder was opgenomen op de longafdeling. De familie was recent ook voor de longen naar [F] geweest, maar wachtte nu op een oproep door een ander ziekenhuis voor een second opinion. De monitorbewaking toonde geen afwijkingen, de neuroloog constateerde geen afwijkingen (anders dan de bekende houdingstremor) en de longarts adviseerde geen nieuwe onderzoeken. De longarts zag geen aanleiding de longfunctie te herhalen. Er was voldoende cardiaal onderzoek verricht. Beide consulenten waren niet tegen  ontslag van de patiënt. De cardioloog en verweerster hadden ook geen reden om de vader, die naar huis wilde, langer in het ziekenhuis te houden.

Bij het ontslag van de vader zijn de richtlijnen gevolgd. Na uitgebreid onderzoek is gebleken dat er geen aanleiding was de opname van de vader te continueren.

Ten onrechte is door een typefout in het medisch dossier het jaar 2013 in plaats van 2016 vermeld als jaartal van het inbrengen van de pacemaker.

De communicatie tussen de cardioloog en verweerster verloopt al jaren uitstekend.

5. De overwegingen van het college

Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klagers klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

De bejegening (klachtonderdeel 1 en 2)

Het tuchtcollege stelt vast dat verweerster zowel op 25 als 26 mei 2016 als arts-assistent betrokken is geweest bij de behandeling van de vader. Over de behandeling en bejegening van de vader op 25 mei 2016 zijn klagers tevreden.

Bij de beoordeling van het klachtonderdeel voor zover dit betrekking heeft op de bejegening van de vader en klager(s) op 26 mei 2016 ontkent verweerster dat de communicatie en bejegening is verlopen op de door klagers beschreven wijze, ofwel geeft zij een andere interpretatie aan die communicatie en bejegening. Nu alleen klagers en verweerster en de cardioloog aan de betreffende gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen.

Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klagers minder geloof verdient dan dat van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college hier niet vaststellen.

De klachtonderdelen 1 en 2 zijn ongegrond.

Het doen van nader onderzoek (klachtonderdeel 3)

Klachtonderdeel 3 richt zich tegen het niet uitvoeren van nader (long)onderzoek door verweerster.

Verweerster was als arts-assistent niet in opleiding betrokken bij behandeling van de vader van klagers. Verweerster mocht in die hoedanigheid afgaan op de besluitvorming door de cardioloog voor wat betreft het doen van nader onderzoek. Het tuchtcollege heeft in de zaak met klachtonderdeel 1735a geoordeeld dat de cardioloog de collaps van de vader heeft behandeld volgens de voor hem op dat moment geldende richtlijnen. Dit betekent dat verweerster terzake klachtonderdeel 3 geen zelfstandig verwijt treft. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Het ontslag (klachtonderdeel 4)

De vader van klager was opgenomen vanwege een collaps.

Na de door verweerster en de cardioloog verrichte onderzoeken bleken geen redenen vanuit cardiologisch perspectief (meer) aanwezig te zijn om de opname van de vader te continueren. De cardioloog heeft ook de neuroloog en longarts in consult geroepen. Ook zij zagen vanuit hun deskundigheid geen aanleiding om de opname van de vader voort te zetten. Nu de cardioloog, zoals overwogen in de zaak met zaaknummer 1735a, gelet op de feiten en omstandigheden tot het besluit had kunnen en mogen komen om de vader uit het ziekenhuis te ontslaan, kan ook verweerster, in haar hoedanigheid van arts-assistent niet in opleiding terzake geen tuchtrechtelijk verwijt treffen. Het klachtonderdeel 4 is daarom ongegrond.

De dossiervoering (klachtonderdeel 5)

Goede, toegankelijke en begrijpelijke verslaglegging in het medisch dossier is van groot belang niet alleen voor de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en begeleiding, maar ook vanwege de verantwoording en toetsbaarheid van het handelen van de desbetreffende hulpverlener.

Vast staat dat in het medisch dossier van de vader het jaar 2013 in plaats van het jaar 2016 is vermeld als jaartal van het inbrengen van de pacemaker. Het tuchtcollege heeft niet kunnen vaststellen dat het foutieve jaartal door verweerster in het dossier is vermeld. Nog daargelaten dat een dergelijke verschrijving niet tuchtrechtelijk verwijtbaar kan worden geacht in het licht bezien van de feiten en omstandigheden in deze zaak, treft haar reeds daarom geen verwijt. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

De communicatie tussen verweerder en de arts-assistent (klachtonderdeel 6)

Anders dan klagers stellen, betogen verweerster en de cardioloog dat hun onderlinge communicatie uitstekend is. Het tuchtcollege heeft ter zitting vastgesteld dat, anders dan klagers hebben betoogd, verweerster de Nederlandse taal goed beheerst. Nu alleen klagers en verweerster en de cardioloog bij de gesprekken aanwezig zijn geweest, is niet vast te stellen hoe de onderlinge communicatie tussen verweerster en de cardioloog is verlopen. Uit de overgelegde stukken is voorts niet komen vast te staan dat de communicatie tussen verweerster en de cardioloog niet goed zou zijn, althans dat die communicatie tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden geacht. Gelet hierop kan het tuchtcollege daarom niet vaststellen dat de verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel 6 is derhalve ongegrond.

Nu alle klachtonderdelen ongegrond zijn zal de klacht worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. dr. P.P.M. van Reijsen als voorzitter, mr. L. Ritzema als lid-jurist,

dr. C. Keijzer, M.H.M. Bender en H.J.J. Koornstra-Wortel als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

4 oktober 2017 in aanwezigheid van de secretaris.