ECLI:NL:TGZRAMS:2017:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/337

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:96
Datum uitspraak: 01-08-2017
Datum publicatie: 01-08-2017
Zaaknummer(s): 2016/337
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de bedrijfsarts (verweerder) dat hij ten onrechte geen informatie heeft ingewonnen bij zijn behandelend psycholoog en aldus relevante informatie buiten beschouwing heeft gelaten bij zijn terugkoppeling (advies tot werkhervatting) aan de werkgever. Verweerder voert verweer.     Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 2 september 2016 binnengekomen klacht van:

A, 

wonende te B,

k l a g e r ,

gemachtigde: mr. J.W. Menkveld, advocaat te Utrecht.             

tegen

C,

bedrijfsarts,

wonende te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. drs. D.W.M. Weesie.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de brief met bijlagen 5 en 6 van de gemachtigde van klager, ingekomen op 15 december 2016;

-                      het proces-verbaal van het op 16 december 2016 gehouden vooronderzoek.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager heeft in februari 2015 een myocardinfarct gehad. Als gevolg hiervan is hij enige tijd 100% arbeidsongeschikt geweest.

2.2.      In juni 2015 is klager gaan re-integreren. Zijn arbeidsongeschiktheidspercentage is toen bijgesteld naar 70%. Zijn werkzaamheden zijn op zijn verzoek aangepast door stressfactoren meer uit te sluiten. In het najaar van 2015 was klager nog voor ongeveer 40% arbeidsongeschikt. Klager werkte toen 4 x 6 uur.

2.3.      In het medisch dossier heeft de toenmalige arbo-arts 30 november 2015 de volgende evaluatie genoteerd:

“(…) Gaat over het algemeen goed. Heeft 4x6u gewerkt (…) Slaapt beter, voelt zich wel wat moeier . 23/11 bij cardioloog geweest; heeft wat aspecifieke klachten (…) cardioloog maakt zich geen zorgen. Geeft na vraag van wn ook aan dat het niet nodig is stress meer te vermijden dan voor ieder ander zou gelden. Gesproken over werk; kennismaking met manager (…) gehad, was en onplezierig gesprek voor wn; rode draad kwam voor hem neer op; zoek wat anders (…) of ga hier weg. Wn is benieuwd of gesprek nog vervolg krijgt. Wn nu fulltime ingedeeld op mail, besproken dat hij mi wel weer telefoondienst kan oppakken (…) mi komende weken verder uitbreiden; streven (…) per ½ naar 4x8.

Psycholoog: intake gehad, was een erg prettig gesprek. Wn wil vooral af van diepe dalen. Voelt emoties (zeker na infarct) enorm wisselen en voelt zich soms echt in de put, zelfvertrouwen sindsdien afgenomen, wil hiervan af. Wachten is op akkoord wkg voor vervolgsessies (…) conditie boven niveau voor een 60-jarige volgens cardioloog, (…)”

2.4.      In het verslag van 21 december 2015 van de arbo-arts in het medisch dossier staat onder meer:

“(…) Wn is bij de cardioloog geweest. ECG is goed, fietstest ook, conditie bovengemiddeld. (…) Wn werkt vanaf 14/12 7u/dag, dit gaat goed, redt hij ook qua energie. (…) Nog niks vernomen mbt akkoord rondom inzet psycholoog. Wn heeft nieuwe manager (…). Contact met hem verloopt voor wn zeer onprettig, heeft het gevoel dat hij eruit gewerkt wordt en dat er een dossier opgebouwd wordt. (…) Dit geeft stress, werkzaamheden niet (…).”

2.5.      Op 1 februari 2016 noteert  de arbo-arts onder meer het volgende in het medisch dossier:

“(…) Wn kwam op open SU: heeft een functioneringsgesprek gehad en is het totaal niet eens met de inhoud. Heeft het gevoel ‘dat ze hem eruit willen werken’ (…) Opnieuw ook klachten; amper geslapen. Geeft aan zich niet hersteld te gaan melden. (…)”  

2.6.      In het verslag van de arbo-arts van 3 februari 2016 in het medisch dossier staat onder meer:

“(…) reintegratie ging goed, zou afgelopen maandag volledig gaan hervatten, echter vorige week een conflict op het werk gehad (…) werkt nu op drukste afdeling binnen organisatie, stressgevoelig, van wg vandaag verlof gekregen om na te denken, betrokkene wenst echter overleg met een BA voor advies”. 

2.7.      Klager heeft zich op 4 februari 2016 100% ziek gemeld in verband met stressklachten. In het verslag van 17 februari 2016 staat onder meer dat de ziekte ‘werkgerelateerd’ is. Er is een mediationtraject opgestart.

2.8.      Klager is vervolgens opgeroepen om op 11 maart 2016 op het spreekuur van de bedrijfsarts, thans verweerder. In het verslag van verweerder van die datum in het medisch dossier staat onder meer:

“(….) Er is sprake van beperkingen als gevolg van een medische aandoening. De aandoening is een andere dan die de oorzaak was van de oorspronkelijke ziekmelding; (…) De ontstane (conflict-)situatie heeft een negatieve invloed op het klachtenniveau. Het is dus van belang dit conflict voortvarend op te pakken. Ik acht meneer (…) in staat om passende werkzaamheden te verrichten gedurende een deel van de normale werktijd: overzichtelijke routinematige taken met korte doorlooptijden waarbij een hoge tijdsdruk vermeden moet kunnen worden. Gezien de situationele beperkingen adviseer ik om meneer (…) niet te laten functioneren onder één van zijn huidige leidinggevenden. Advies over urenopbouw: * starten met twee weken halve werkdagen; * vervolgens twee weken 6 uur per dag.(…)”

2.9.      Bij de aantekening van 29 maart 2016 van verweerder in het medisch dossier staat onder meer:

“(…) HR heeft aangegeven dat er aan de beperkingen niet tegemoet gekomen kan worden. Kan wel terug in eigen functie. Mediation heeft plaatsgevonden. (…) mdw ziet geen mogelijkheid om in eigen functie terug te keren (…) Advies: besproken dat WIA mi niet realistisch is, huidige klachten gevolg van werksituatie/conflict- dus niet medisch. Advies ba blijft van toepassing: niet terug in stress veroorzakende = ziek-makende situatie in afwachting van mediation resultaat. (…) Er lijken gronden aanwezig voor DO over RI-inspanningen van wgr. (…)”

2.10.    Klager zou per 2 mei 2016 zijn werkzaamheden weer hervatten op basis van een opbouwschema. Op 6 mei 2016 heeft klager zich (weer) volledig ziek gemeld. Verweerder geeft in zijn advies op die datum aan dat er zijns inziens geen medische reden is om af te zien van het geadviseerde re-integratie traject.

2.11.    Het UWV heeft op 5 juli 2016 in een deskundigenoordeel aangegeven dat het aangeboden werk niet passend was. In de aantekening van verweerder in het medisch dossier staat hierover op 15 juli 2016 genoteerd:

“(…) wgr acht vraag in DO niet terzake doend. Kern is arbeidsconflict, en niet al dan niet passend werk. Wgr heeft juridische traject ingeschakeld om de zaak af te handelen; wil perse geen 2e spoor in gang zetten. Tot (evt) nader order geen medische activiteiten nodig. (…)”

De werkgever van klager schort vervolgens zijn loon op. 

2.12.    Verweerder heeft daarna volgens zijn verslag (9 augustus 2016) aangegeven dat er wat hem betreft medisch gezien geen beperkingen zijn voor werk, hooguit situationeel. Zijn advies is contact met de persoon die het probleem voor klager vormt te vermijden en eventueel ook werk met hoge tijdsdruk. Klager kan een nieuw deskundigenoordeel aanvragen.

2.13.    Op 17 augustus 2016 heeft klager zijn werkzaamheden hervat en zich vervolgens na één werkdag ziekgemeld.

2.14.    Klager heeft op 25 augustus 2016 het spreekuur van verweerder bezocht. In de aantekeningen van klager hierover staat onder meer

“(…) Ervaart stress in de werksituatie, slecht op zijn gemak. Hele dag gewerkt en vgl nacht weer slecht geslapen:gejaagd, hartkloppingen, pijn op de borst van de spanning, slecht onthouden, moeite met dingen volgen. (…) Beperkingen: ongewijzigd, aangewezen op passend werk (eerder vastgesteld). Advies: geen medische beperking voor werkhervatting: Actie: opvragen info behandelaar (machtiging verkregen); mdw mailt ba de naam van zijn psycholoog. (…)”

2.15.    Verweerder heeft voorts een terugkoppeling  aan de werkgever opgesteld, waarin staat:

“(…) Naar mijn mening zijn de klachten die voor meneer (…) aanleiding waren om zich volledig ziek te melden niet het gevolg van een nieuwe medische aandoening maar zijn deze gerelateerd aan de beleving van meneer (…) van zijn werksituatie. Er is m.i. dan ook geen sprake van toegenomen medische arbeidsongeschiktheid. Ik heb dit met meneer (…) besproken en hem geadviseerd het aangepaste werk te hervatten. (…)”

2.16.    Klager heeft middels een e-mail van zijn gemachtigde d.d. 26 augustus 2016 verweerder verzocht de rapportage van 25 augustus 2016 terug te trekken en pas te rapporteren nadat verweerder informatie had ingewonnen bij zijn behandelend psycholoog.

2.17.    Verweerder heeft hierop per e-mail van diezelfde datum aangegeven dat het inwinnen van informatie bij de behandelaar geen voorwaarde is voor het opstellen van de rapportage, maar dat hij graag nog wel de naam van de behandelaar ontvangt, zodat de informatie wel kan worden opgevraagd.

2.18.    Klager heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat aan zijn werkgever inmiddels een loonsanctie is opgelegd. Klager is nog niet gere-integreerd.

3.         De klacht en het standpunt van klager

3.1.      De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld doordat verweerder - ondanks dat klager tijdens zijn contact van 25 augustus 2016 heeft aangegeven dat hij wordt behandeld door een psycholoog - geen informatie heeft ingewonnen bij de betreffende psycholoog alvorens zijn rapport op te maken. Aldus heeft verweerder volgens klager willens en wetens relevante informatie voor zijn oordeel buiten beschouwing gelaten.

3.2.      Tijdens het mondelinge vooronderzoek heeft de gemachtigde van klager toegelicht dat het volgens hem juridisch daarbij gezien niet uitmaakt of de (psychologische) klachten door de situatie op het werk zijn ontstaan of door de hartaanval, die ook een grote psychische impact op klager heeft gehad.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt.

5.2.  Verweerder heeft verklaard dat hij zich op basis van de anamnese en het onderzoek een (eigen)  oordeel heeft gevormd. Er waren naar zijn mening geen nieuwe medische beperkingen die de werkhervatting verhinderden. Uit de rapportage van de verzekeringsarts (in het kader van het deskundigenonderzoek) blijkt dat deze het eens was met de beperkingen zoals die reeds door verweerder waren aangegeven. De aangeboden aangepaste functie voldeed hier volgens verweerder aan. Verweerder heeft uit het gesprek dat hij met klager heeft gevoerd de indicatie gekregen dat er in augustus 2016 geen andere oorzaken voor de arbeidsongeschiktheid waren dan situationele. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat de indruk die hij tijdens het consult kreeg, was dat er bij klager met name sprake was van veel boosheid. De (later ontvangen) informatie van de curatieve sector kwam volgens verweerder goed overeen met zijn conclusies.

5.3.      Het tuchtcollege overweegt dat het op zichzelf juist is dat er voor de bedrijfsarts geen verplichting bestaat om als regel  informatie van de behandelend sector af te wachten, alvorens de werkgever te adviseren. Een bedrijfsarts moet zijn eigen oordeel vormen. Er zijn evenwel situaties waarin het opvragen van informatie aan een behandelaar door de bedrijfsarts als gewenst en zelfs als noodzakelijk kan worden gezien, zoals bijvoorbeeld wanneer de bedrijfsarts het niet eens is met de behandeld arts of de cliënt hier bij herhaling/nadrukkelijk om vraagt. Of er – wanneer wordt nagelaten bericht van een behandelaar af te wachten – ook sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, hangt sterk af van de omstandigheden van het geval.

5.4.      In het onderhavige geval is sprake van een complexe voorgeschiedenis, waarbij zowel sprake is (geweest) van medische (cardiale) problemen, psychologische componenten (ADD, depressie, stessklachten, mogelijk een angststoornis) alsmede van een arbeidsconflict. Klager heeft hervat in aangepast werk, maar heeft dit niet volgehouden. Tevens is er in juli 2016 een deskundigenoordeel afgegeven, waarbij het aangeboden aangepaste werk niet als passend werd beoordeeld. Daaropvolgend is een arbeidsconflict ontstaan tussen klager en zijn werkgever, waarbij het loon van klager vanaf juli 2016 is opgeschort.

5.5.      Naar het oordeel van het college is het juist in dergelijk complexe gevallen belangrijk om tot een zorgvuldig en onpartijdig advies te komen, waarbij het gewenst is dat de bedrijfsarts kennis neemt van de visie van de behandelend psycholoog. In die zin ware het zorgvuldiger (en ook begripvoller richting klager) geweest, indien verweerder het bericht van de behandelend psycholoog had afgewacht alvorens de werkgever te adviseren. Het college acht het in dit geval echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat dit niet is gebeurd. Daarbij acht het college het van belang dat er wel informatie is opgevraagd bij de psycholoog door verweerder (met de bedoeling om het eigen advies wel achteraf nog te toetsen aan de visie van de psychologen het advies zo nodig nog te herzien) alsmede dat verweerder er wel blijk van heeft gegeven de stressklachten van klager te erkennen. Verweerder heeft immers de werkgever telkens geadviseerd stressfactoren (verbonden aan de oorspronkelijke taken van klager) zoveel mogelijk uit te sluiten op het werk. Alles tezamen beoordeelt het college het handelen van verweerder niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.6.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Door zijn hiervoor omschreven handelen heeft verweerder weliswaar niet geheel gehandeld zoals van hem had mogen worden verwacht, maar dat handelen is niet zodanig verwijtbaar dat hij daarmee in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld.

6. De beslissing

Het college:

-          wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. A.M. Koene, voorzitter,

drs. P.G.J. Koch, drs. M.A. de Meij en dr. A.N.H. Weel, leden-arts,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

 bijgestaan door mr. C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. voorzitter                                                                                   w.g. secretaris