ECLI:NL:TGZRAMS:2017:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2016/355
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2017:40 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-04-2017 |
Datum publicatie: | 25-04-2017 |
Zaaknummer(s): | 2016/355 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager kwam bij verweerder (dermatoloog) voor controle en stikstofbehandeling van moedervlekken. Daarbij heeft verweerder een stuk huid uit de neus van klager weggehaald (stans biopt). Klager stelt dat de uitgevoerde behandeling niet met hem is besproken (geen informed consent) en dat sprake is van integriteitsschade. Gezien zijn leeftijd had hij de behandeling geweigerd, aldus klager. Verweerder voert verweer. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 19 september 2016 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r ,
tegen
C,
dermatoloog,
werkzaam te D,
v e r w e e r d e r ,
gemachtigde: mr. D.M. Pot, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlage;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is op een openbare zitting van 14 maart 2017 behandeld.
Partijen waren aanwezig.
Verweerder werd bijgestaan door mr. Pot voornoemd.
2. De feiten
2.1 Verweerder is sinds 1996 werkzaam als dermatoloog. Klager, geboren … 1928, is vanaf 2011 patiënt van verweerder. Klager heeft een voorgeschiedenis van een basaalcel carcinoom en actinische keratose.
2.2 Op 6 oktober 2014 is klager bij verweerder op oncologische controle gekomen.
2.3 Bij lichamelijk onderzoek vermoedde verweerder een basaalcel carcinoom op de neusrug links en enkele actinische keratoses op de hoofdhuid en het linkeroor.
2.4 Verweerder heeft de actinische keratoses behandeld met cryotherapie en heeft een stans biopt van de laesie op de neus genomen.
2.5 Op 23 oktober 2014 is klager telefonisch het resultaat van de behandeling medegedeeld en is hem gezegd dat hij zich verder moest laten behandelen door de plastisch chirurg.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zonder klagers toestemming en zonder mededeling de stans biopt heeft genomen.
Klager stelt dat hij bij verweerder kwam voor controle en stikstofbehandeling en dat de stans biopt niet met hem is besproken (geen informed consent). Zijn neus was gaaf en hij verwachtte een stikstof behandeling. Er is sprake is van integriteitsschade. Gezien zijn leeftijd had hij de behandeling geweigerd, aldus klager.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder voert aan dat hij klager heeft geïnformeerd over de noodzaak van de biopt, een TOP (time out procedure) heeft toegepast en hem heeft gewaarschuwd voor de lokale verdoving. Verder voert verweerder aan dat in het telefoongesprek van 23 oktober 2014 aan klager is meegedeeld dat sprake was van een agressief basaalcarcinoom met advies excisie door een plastisch chirurg en daarna een controleafspraak bij hem.
5. De beoordeling
5.1. Uitgangspunt is dat de indicatie voor een biopt terecht was. Partijen verschillen van mening omtrent dat wat tijdens het consult aan de orde is geweest en of sprake was van informed consent.
Verweerder ontkent dat hij niet vooraf met klager heeft besproken dat hij een biopt zou nemen. Verweerder heeft ter zitting op overtuigende wijze geschetst hoe hij in gelijksoortige omstandigheden handelt en op welke wijze hij zijn patiënten daarbij voorlicht en informeert. Verweerder verklaart echter ook dat hij zich het onderhavige geval niet concreet kan herinneren. Het college kan daardoor niet vaststellen wat er tijdens het consult is besproken. Nu alleen klager en verweerder aan dat gesprek hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe het precies verliep.
Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat geen sprake was van informed consent. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door:
mr. A.M. Koene, voorzitter,
J.N. Bennen, M.A. de Meij, drs. H.L. de Boer, leden-arts,
mr. S. Colsen, lid-jurist,
bijgestaan door mr. S.S. van Gijn, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
WG secretaris WG voorzitter