ECLI:NL:TGZRAMS:2017:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/117

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:38
Datum uitspraak: 18-04-2017
Datum publicatie: 18-04-2017
Zaaknummer(s): 2017/117
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klaagster dient een klacht in tegen een huisarts. Zij verwijt verweerster onzorgvuldig handelen door het aangaan van een relatie met haar echtgenoot.   Niet-ontvankelijk

                          REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

                                                                 AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 28 maart 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B

k l a a g s t e r,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te D,

aangeklaagde

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift met de bijlagen.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat aangeklaagde met haar onzorgvuldig handelen het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig in diskrediet heeft gebracht.  In haar klaagschrift omschrijft klaagster het handelen van aangeklaagde als volgt:

“Ik verwijt de aangeklaagde, kort samengevat, dat zij onzorgvuldig in haar privé-omgeving handelt tegen en met mijn man, zij is niet zijn huisarts maar zet hem psychisch onder druk”.

Onder het kopje ‘hier geeft u aan wat u de aangeklaagde precies verwijt’ omschrijft klaagster haar klacht, voor zover hierbij van belang, als volgt:

“Augustus 2016 tot heden vreemdgaan met mijn man die in behandeling is/was bij een psychiater en psycholoog

(…)”.

3.         De beoordeling

Beoordeeld moet worden of het handelen en/of nalaten van aangeklaagde is onderworpen aan de tuchtnormen zoals neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b van de Wet BIG.

Naar het oordeel van het college ziet het door klaagster aan aangeklaagde verweten handelen niet op handelen en/of nalaten in de strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten jegens degene met betrekking tot wiens gezondheidstoestand bijstand wordt verleend en/of

ingeroepen (de eerste tuchtnorm). Evenmin is sprake van gedragingen die niet door de eerste tuchtnorm worden bestreken, maar niettemin in strijd kunnen zijn met het algemeen belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Volgens vaste jurisprudentie moet in dat geval het handelen van aangeklaagde voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg en dient het handelen van aangeklaagde niet los te kunnen worden gezien van haar hoedanigheid van huisarts.

Naar het oordeel van het college is het handelen van aangeklaagde niet verweven met haar hoedanigheid van huisarts en is sprake van privé-gedrag. Hoe de aangeklaagde zich privé gedraagt is, behoudens bijzondere omstandigheden, geen zaak voor de tuchtrechter. Dat is slechts anders indien dit privé-gedrag van invloed is op de beroepsuitoefening. Daarvan is in dit geval geen sprake. De conclusie moet zijn dat het handelen van aangeklaagde niet ter toetsing aan het college kan worden voorgelegd.

4. De beslissing

Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 18 april 2017 door:

mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter en dr. B. van Ramshorst, leden-arts,

bijgestaan door mr. C.G.J. Pluijgers, secretaris.

wg                                                     wg

secretaris                                     voorzitter