ECLI:NL:TGZRAMS:2017:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/098

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:154
Datum uitspraak: 19-12-2017
Datum publicatie: 19-12-2017
Zaaknummer(s): 2017/098
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt in dat verweerster, die destijds werkzaam was als arts-assistent chirurgie, de pijnklachten van klager niet serieus heeft genomen, en dat zij vervolgens een week later niet opnieuw een röntgenfoto van de rechter pols heeft laten maken. De klacht heeft voorts betrekking op de dossiervoering. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 7 maart 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag binnengekomen en naar dit college doorgezonden klacht van:

A ,

k l a g e r,

gemachtigde: mr. L. R. Harteveld, advocaat te Amsterdam;

tegen

B

arts,

destijds werkzaam te C,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. L. Beij

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- het proces-verbaal van het op 18 september 2017 gehouden vooronderzoek;

- de brief van (de gemachtigde van) klager van 22 september 2017 met (getuige)verklaringen;

- de brief van (de gemachtigde) van verweerster van 23 oktober 2017;

- de brief van (de gemachtigde) van klager van 26 oktober 2017;

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mr. L.R. Harteveld, voornoemd,

en verweerster door mr. L Beij, voornoemd. Mr. Harteveld heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.

2. De feiten

2.1 Verweerster was ten tijde van de gebeurtenissen waarover wordt geklaagd als arts-assistent verbonden aan de afdeling chirurgie van D en E, thans F (hierna: G).

2.2 Op 15 maart 2015 is klager, geboren december 1986, door verweerster gezien op de spoedeisende hulp. Hierover staat in het medisch dossier het volgende genoteerd:

“Aanhef Geachte Collega, Bovengenoemde patiënt bracht op 15-03-2015 een bezoek aan de Spoedeisende Hulp.

Reden van Reden van komst:pijnlijke pols Verwezen door:Zelfverwijzer

komst

Voorgeschiedeni 2011 licht OSAS

s

Anamnese Anamnese: Vanacht op pols gevallen. Was ontzettend dronken. Weet

niet wat er precies gebeurd is en hoe hij gevallen is. Kan pols niet

goed meer bewegen.

Lichamelijk Lichamelijk onderzoek algemeen:Drukpijn tab anatomique en

distale radius, geen drukpijn ulna. Drukpijn distale deel dig 1 aan dorsale

zijde, daar ook hematoomvorming. Veel pijn pro-en suppinatie in pols.

Geen drukpijn elleboog en radiuskop. Neurovaculair intact.

Aanvullend Bloedonderzoek:X-pols: geen fractuur

Onderzoek

Behandeling Beleid:i.o.m. dd assistent chirurgieNaar huis met naviculaire gips vanwege forse pijn en drukpijn tab. Anatomique. Over 1 week terug op gipskamer

Medicatie bij SALBUTAMOL AEROSOL 100UG/DO, inhalatie, ZN 1 dosis, Start:

Ontslag 07-03-2014 TIOTROPIUM INHALATIECAPSULE 18UG, inhalatie,

ZN 1 stuk, Start: 07-03-2014 DESLORATADINE TABLET 5MG,

Oraal, ZN 1 stuk, Start: 07-03-2014

Ondertekening Mede ondertekend door: H”

2.3 Op 23 maart 2015 heeft verweerster klager gezien op de gipskamer. In het medisch dossier staat hierover het volgende vermeld:

“Formulier: Decursus Heelkunde

Geregistreerd op: 2015-03-23 13:54:00

Geregistreerd door: B

Naam patiënt: A

Decursus Heelkunde

Decursus: +1 week na naviculare gips ivm drukpijn tabatiere na val

A/ Gaat goed. Geen klachten.

LO/ Geen drukpijn in tabatiere, geen drukpijn op andere plekken. NV Intact.

Goede flexie en extensie vingers en pols

Beleid:-gips

-tubigrip

-einde consult

-alleen bij klachten retour

Medicatie geverifieerd met de patiënt: Nee

Auteur: B,”

2.4 Op 22 mei 2015 is klager door zijn huisarts verwezen naar het G voor beeldvormend onderzoek. In het medische dossier is hierover het volgende aangetekend:

Naviculare serie Pols

Gevallen in maart 2015. Toen pijnklachten tabatière. Meteen na ongeval geen fractuur. Persisterend pijnkachten. Toch fractuur?

Rechterpols:

Opname in twee richtingen, aangevuld met naviculare opname. Ter vergelijk 15/03/2015.

Naviculare fractuur rechts, zonder duidelijke callusvorming. Mogelijke geringe sclerose van de proximale pool.

Conclusie:

Naviculare fractuur rechts, zonder duidelijke callusvorming. Mogelijke geringe sclerose van de proximale pool.

Patiënt werd verwezen naar de poli plastische chirurgie.

De uitslag werd overlegd met de huisarts. E.e.a. is tevens teruggekoppeld aan de betreffende

arts-assistent chirurgie.”

2.5 Op 22 mei 2015 is verweerster naar aanleiding van de uitslag van het beeldvormend onderzoek gebeld door de radioloog. Hierna heeft er direct een gesprek plaats gevonden tussen verweerster en klager. Na afloop van dit gesprek heeft klager verweerster een bos bloemen gestuurd.

2.6 Op 18 september 2016 heeft verweerster via Linkedin, waarop haar e-mailadres zichtbaar was, een bericht van klager ontvangen waaruit zij begreep dat klager het ziekenhuis en verweerster aansprakelijk stelt voor de gevolgen van (het missen van) de polsfractuur.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

- de klachten van klager niet serieus heeft genomen tijdens het consult van 23 maart 2015;

- op 23 maart 2015 geen foto heeft gemaakt van de hand van klager.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Het eerste klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat verweerster zijn pijnklachten tijdens het consult van 23 maart 2015 niet serieus heeft genomen. Klager stelt dat hij tijdens het gewraakte consult heeft aangegeven dat hij veel pijn aan zijn hand had. Hij heeft om die reden toen ook om een röntgenfoto gevraagd. Ter zitting heeft verweerster verklaard dat zij geen specifieke herinneringen heeft aan dit consult en dat zij moet afgaan op hetgeen zij in het dossier heeft vermeld. Daarin heeft zij vermeld dat klager geen pijn aangaf, dat er bij lichamelijk onderzoek geen bijzonderheden waren en dat geen sprake was van drukpijn. Zij heeft geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat zij dit in strijd met de waarheid heeft vermeld. Indien klager (druk)pijn zou hebben aangegeven dan zou zij dit zonder meer hebben vermeld.

5.3 Klager en verweerster verschillen van mening over het verloop van het consult op 23 maart 2015. Het college kan echter niet uitmaken wie van beiden daarin gelijk heeft, omdat aan het woord van de een niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het is vaste tuchtrechtspraak in gevallen als deze, waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest, dat het verwijt van de klager op het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

5.4 Ook het tweede klachtonderdeel, over het niet maken van een röntgenfoto tijdens het consult op 23 maart 2015, treft geen doel. Uitgaande van de aantekeningen in het medisch dossier is het college van oordeel dat verweerster heeft gehandeld conform de Richtlijn voor behandeling van Letsels van het steun- en bewegingsapparaat van het Kennisnetwerk voor zorg na ongevallen/ Trauma regio west die gold in het G in de periode waarover wordt geklaagd. Volgens deze richtlijn is aanvullend onderzoek geïndiceerd bij persisterende klachten. Daarvan was naar in het medisch dossier is vermeld geen sprake. Daarbij is het college van oordeel dat verweerster er ook op mocht vertrouwen dat klager zelf (weer) contact met haar zou opnemen bij aanhoudende en/of toenemende pijnklachten. Verweerster had dan alsnog maatregelen kunnen nemen. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht in al haar onderdelen af.

Aldus beslist op 3 november 2017 door:

mr. J. Brand, voorzitter,

dr. B. van Ramhorst, J.C. van der Molen en dr. A.M.J.S. Vervest, leden-arts,

mr. dr. R.E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 19 december 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter