ECLI:NL:TGZRAMS:2017:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/307T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2017:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-12-2017 |
Datum publicatie: | 19-12-2017 |
Zaaknummer(s): | 2017/307T |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Beslissing naar aanleiding van de op 28 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te Den Haag binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
tegen
C ,
tandarts,
werkzaam te D,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde: mr. drs. S. Slabbers.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen en de aanvulling daarop alsmede het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 31 augustus 2017 van het RTG Den Haag;
- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
- een e-mail van klager met bijlage van 11 september 2017 (repliek);
- een reactie op de e-mail van de gemachtigde van verweerder met bijlagen van 4 oktober 2017 (dupliek).
De klacht is op een openbare terechtzitting van 14 november 2017 behandeld. Klager en verweerder met zijn gemachtigde waren aanwezig.
2. De feiten
2.1 Klager is de vader van E, geboren op juli 2014. Klager en de moeder van E doorlopen een problematische echtscheidingsprocedure.
2.2 Op 14 april 2017 heeft E een voortandje inclusief wortel verloren (een volledige avulsie van de 72). Dit is gebeurd tijdens de viering van het paasweekend in een vakantiepark in F. De moeder van E was daarbij niet aanwezig. Klager heeft gebeld met de huisartsenpost Noord-F en is vervolgens doorverbonden met de tandartsenpost G. Dit laatste gesprek duurde 3.02 minuten en leidde niet tot een bezoek aan deze post. Klager heeft voorts gebeld met zijn zus en (de vrouw van) een neef, beiden tandarts.
2.3 De moeder van E heeft zich op 19 april 2017 met E voor een incidenteel consult bij verweerder gemeld ter controle van het letsel. Moeder en E zijn patiënt bij de praktijk waar verweerder werkt. Vader is dat niet. Vader is wel eerder bij de praktijk geweest voor een consult van zijn oudere zoon.
2.4 In het medisch dossier van E is over dit consult opgenomen:
“…Moeder kwam voor consult met zoontje na trauma. Is bij vader gevallen. Ondervoortand er in zijn geheel uit. Verhaal is wazig, oorzaak is onbekend. Schijnt met ballon gespeeld te hebben en voor de ogen van vader gestruikeld te zijn. E wil zelf helemaal niks kwijt over wat er is gebeurd, zegt alleen maar ‘niks’ of zwijgt. Moeder vertelt dat vader contact heeft gehad met huisarts(en) die zeiden dat er niet naar gekeken hoeft te worden. Zus van vader is tandarts, zou gezegd hebben dat tand toch al loszat en spoedig zou gaan wisselen. Geen evidente actie genomen door vader om naar letsel te laten kijken. Moeder wou letsel laten bekijken vandaag, nu kinderen weer bij haar zijn. IO/Avulsie 72, wondgenezing goed, geen verdere tekenen van inflammatie of letsel aan weke delen. Lezing zus van vader is feitelijk onjuist, element nog lang niet toe aan wisselen. Aanvullend/ Moeder heeft foto’s van tandje en zoontje direct na trauma. NB/overleg maatschap ivm letsel, aanleiding en omstandigheden. Mogelijk melding AMK/veilig thuis. Dergelijk letsel niet veel voorkomend in de praktijk, ook maatschapsleden vinden letsel en verhaal merkwaardig.”
2.5 Tijdens het consult van 19 april 2017 is de mogelijkheid van een melding bij Veilig Thuis met moeder besproken. Op 24 april 2017 heeft verweerder de moeder telefonisch gesproken over een mogelijke melding.
2.6 Na twee eerdere pogingen heeft verweerder op 3 mei 2017 telefonisch contact gehad met het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Veilig Thuis (verder: Veilig Thuis). Verweerder is bij dit gesprek geadviseerd een schriftelijke melding van het vermoeden van kindermishandeling te doen. Voorts heeft verweerder contact opgenomen met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) om advies te vragen over hoe hij zijn persoonlijke werknotities in het dossier moest administreren.
2.7 De moeder heeft geweigerd aan verweerder de contactgegevens van klager te geven. Op 31 mei 2017 heeft verweerder een schriftelijke melding bij Veilig Thuis gedaan. Hierop is door Veilig Thuis onderzoek gedaan. Het afsluitende rapport vermeldt over deze zaak : “…Zowel de tandavulsie bij E (…) hebben hoogstwaarschijnlijk een accidentele oorzaak. Het tandletsel, de avulsie, kan wel degelijk ontstaan zijn doordat E op de bedrand is gevallen. Dit is bevestigd door de geconsulteerde expert, mevr. de G…., kindertandarts…”.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt. Verweerder heeft onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld door de melding bij Veilig Thuis te doen op basis van onjuiste en suggestieve informatie die louter afkomstig is van de moeder van E, die niet bij het ongeluk aanwezig was. Verweerder heeft zich door de moeder laten manipuleren. Verweerder had ook zonder medewerking van de moeder eenvoudig contact kunnen opnemen met klager. Niet alleen waren de gegevens van klager bekend bij de praktijk van verweerder in verband met een eerder bezoek van klager aan de praktijk, klager is tevens eenvoudig te vinden op verschillende sociale media als Facebook en Linked-In. Verweerder heeft hiermee niet voldaan aan de vijf stappen van de Meldcode en hij heeft hierbij zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Als gevolg van het handelen van verweerder mag klager zijn kinderen niet meer zien en staat hij vijf jaar onnodig geregistreerd bij Veilig Thuis.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hierna ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 De klacht dient te worden beoordeeld tegen de volgende achtergrond. Sinds de invoering van de Wet Verplichte meldcode bij huiselijk geweld en kindermishandeling per 1 juli 2013 zijn professionals in de gezondheidszorg – onder wie ook tandartsen – verplicht een dergelijke meldcode te hanteren bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld. De beroepsorganisatie van verweerder, de KNMT, heeft in december 2015 een geactualiseerde Meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld opgesteld (verder: de Meldcode). Volgens de Meldcode dient een tandarts die overweegt een melding te doen, de volgende stappen te doorlopen:
1. signalen in kaart brengen
2. advies vragen aan een collega en/of aan Veilig Thuis
3. praten met de patiënt en/of zijn naasten
4. aard, ernst en risico wegen
5. zelf hulp organiseren of melding doen.
5.2 Met een melding bij Veilig Thuis wordt de geheimhoudingsplicht doorbroken. De Meldcode vermeldt hierover in hoofdstuk 4 (Juridisch Kader: beroepsgeheim en informatie delen) het navolgende:
“4.1 TOESTEMMING VRAGEN Wanneer u gegevens van een patiënt aan een ander wilt verstrekken, dan moet u zich tot het uiterste inspannen om hiervoor toestemming te krijgen van de patiënt. Dat is ook het geval wanneer u een melding van huiselijk geweld wilt doen bij Veilig Thuis. (…) Per leeftijdscategorie zijn er afwijkende toestemmingsvereisten: * Kinderen tot en met 11 jaar: ouder/wettelijke vertegenwoordiger geeft toestemming. (…)”
5.3 Naar aanleiding van een uitspraak van het RTG Den Haag van 9 mei 2017
(ECLI:NL:TGZRSGR:2017:73, zaaknummer 2016-263) heeft het KNMT een ongedateerd standpunt ingenomen over toestemming in relatie tot haar eigen Meldcode. Dit standpunt luidt, voor zover hier van belang:
“Te enge interpretatie niet gewenst
De KNMT is van mening dat het College [hiermee is bedoeld het RTG Den Haag, toev. college] tot een te enge interpretatie van de Meldcode is gekomen door te stellen dat een tandarts toestemming moet hebben van de patiënt en/of zijn naasten alvorens zijn gegevens te verstrekken aan Veilig Thuis. Immers, een dergelijk enge interpretatie druist in tegen het doel van de Meldcode: signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld opvangen en er adequaat naar handelen om verdere schade voor slachtoffers te voorkomen. Zeker in geval van vermoedens van kindermishandeling, of zoals in dit geval tandheelkundige verwaarlozing, mag een tandarts zijn beroepsgeheim opzij zetten als dat nodig is in het belang van het kind. De tandarts mag dus in voorkomend geval ook zonder toestemming van de patiënt en/of diens naasten gegevens verstrekken aan Veilig Thuis. Dit in lijn met het in de Wmo opgenomen meldrecht.”
Relatie Meldcode en onderhavig standpunt
Dit standpunt beoogt een nadere toelichting te geven op paragraaf 4.1 van de Meldcode en de daarin weergegeven tekst over het vragen van toestemming. In de loop van 2018 zal de KNMT de Meldcode tekstueel aanpassen, ook met het oog op het per 1 januari 2019 vereiste een afwegingskader in de Meldcode op te nemen. Tot die tijd adviseert de KNMT de Meldcode in samenhang met het onderhavige standpunt te lezen.”
5.4 Het college begrijpt het standpunt van het KNMT aldus dat de in paragraaf 4.1 neergelegde eis om zich tot het uiterste in te spannen om toestemming te krijgen van de (ouders van de) patiënt voor het doen van een melding (enigszins) moet worden gerelativeerd. Een andere interpretatie lijkt niet mogelijk, omdat van een toestemmingsvereiste (zoals het standpunt lijkt te suggereren) geen sprake is; niet in de Meldcode en evenmin in de voornoemde uitspraak van het RTG Den Haag van 9 mei 2017. Deze relativering dient te worden betrokken bij hetgeen ten tijde van de melding in de beroepsgroep van tandartsen ter zake als norm was aanvaard.
5.5 Verweerder heeft de melding gedaan op basis van een ‘niet-pluis’ gevoel. Hij heeft dit onderbouwd door te stellen dat het letsel bij E niet veel voorkomend is. Het door moeder beschreven relaas paste niet bij het letsel, zowel wat betreft de aard van de val, het niet direct bezoeken van een tandartsenpost, als ook voor de verklaring die de zus van klager voor de avulsie zou hebben gegeven. Moeder heeft verweerder op haar telefoon een foto getoond van E kort na het incident. Moeder gaf voorts aan dat er eerder onderzoeken door Veilig Thuis zijn gedaan. Telefonisch meldde zij verweerder op 24 april 2017 dat de oudste zoon thuis een andere lezing van het voorval heeft gegeven (“papa was boos”). E zelf weigerde over het ongeluk te spreken en leek erg ongemakkelijk met het onderwerp. Verweerder heeft ervaren collega’s geconsulteerd die hem in zijn gevoel bevestigden. Hij heeft voorts voorafgaand aan de melding Veilig Thuis telefonisch om advies gevraagd.
5.6 Het college stelt voorop dat het wenselijk was geweest als verweerder voorafgaand aan de melding met klager over het voorval had gesproken. Niet alleen omdat klager dan eventueel om toestemming tot het doen van de melding had kunnen worden gevraagd, maar vooral en voorafgaand hieraan omdat klager dan zijn versie van het voorval had kunnen geven. De melding stoelt nu voor een belangrijk deel op informatie die alleen van moeder is gekregen (hoor en wederhoor). Daar komt bij dat de moeder van E niet bij het voorval aanwezig was. Verweerder heeft deze wenselijkheid (neergelegd in stap 3 van de Meldcode) ook onderkend want hij heeft op 24 april 2017 telefonisch aan de moeder van E klagers contactgegevens gevraagd. Moeder heeft dit geweigerd. Zij zou in dit gesprek gezegd hebben dat de politie het haar had ontraden mee te werken aan een melding. De vraag is nu of verweerder hiermee binnen het hiervoor gegeven toetsingskader voldoende inspanningen heeft betracht of dat van hem nadere stappen hadden mogen worden verwacht om contact met klager te leggen.
5.7 Klager stelt dat hij bij een eerder bezoek aan de praktijk waar verweerder werkt zijn gegevens heeft achtergelaten. Verweerder stelt daartegenover dat de gegevens van klager niet in de systemen van de praktijk zijn geregistreerd en heeft hiertoe een kopie van de praktijkkaart van E overgelegd. Onder deze omstandigheden kan, ook als aan het woord van beiden evenveel geloof wordt gehecht, niet worden vastgesteld dat de gegevens van klager bij verweerder bekend waren.
5.8 Het stond verweerder niet vrij om de gegevens van klager te achterhalen bij de huisarts van E. Blijkens 4.5.1 van de Meldcode kan overleg met de huisarts slechts op basis van geanonimiseerde gegevens plaatsvinden. Resteert de mogelijkheid om via sociale media of andere digitale bronnen de contactgegevens van klager te achterhalen. Dit gaat naar het oordeel van het college de inspanningsverplichting van verweerder te boven. Het moet klager worden toegegeven dat een digitale zoekactie de meest gerede handeling zou zijn geweest, maar bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van verweerder gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of verweerder binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Naar het oordeel van het college is verweerder binnen deze norm gebleven en heeft hij voldaan aan de in de meldcode onder stap drie neergelegde inspanningsverplichting.
5.9 Klager is voorts van mening dat ook de andere stappen van de meldcode niet goed zijn gevolgd, doch het college volgt hem hierin niet. Met name is hierbij van belang dat verweerder zijn ‘niet pluis’ gevoel heeft proberen te objectiveren door de casus voor te leggen aan meerdere ervaren collega’s binnen de praktijk.
5.10 Met het op juiste en zorgvuldige wijze volgen van de meldcode wordt invulling gegeven aan de grote belangen die spelen bij het doen van een melding. De gevolgen van de melding zijn ingrijpend voor klager en zijn kinderen. Zij hebben geen omgang meer met elkaar. Of dit louter een gevolg is geweest van de melding door verweerder kan in het midden blijven, omdat verweerder niet verweten kan worden dat klager geen contact meer heeft met zijn kinderen. Er was immers al sprake van een moeizame echtscheiding en rechterlijke bemoeienis. Dit betekent echter niet dat verweerder hierom de melding van het vermoeden van kindermishandeling niet had mogen doen.
5.11 Concluderend oordeelt het college dat de klacht in al haar onderdelen faalt. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.
5.12 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, in het bijzonder omwille van de bevordering van de bekendheid van de Meldcode onder tandartsen, zal het college bepalen dat de uitspraak geanonimiseerd ter publicatie zal worden aangeboden aan de na te noemen tijdschriften.
6. De beslissing
Het College:
- wijst de klacht af;
- bepaalt dat deze beslissing nadat deze onherroepelijk is geworden in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Nederlands Tandartsenblad, Dentz (A.N.T.).
Aldus beslist door:
mr. R.A. Dozy, voorzitter,
drs. E.C.L. Fritschij, drs. F.S. Kroon, drs. E.M.J. Muller M.M.Sc., leden-beroepsgenoten,
mr. J. Recourt, lid-jurist,
bijgestaan door mr. J.W. Rouwendal, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.
w.g. voorzitter w.g. secretaris