ECLI:NL:TGZRAMS:2017:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/229

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:136
Datum uitspraak: 28-11-2017
Datum publicatie: 28-11-2017
Zaaknummer(s): 2017/229
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager, ex heroïne-verslaafde, klaagt erover dat verweerster, arts bij een stichting die (ex) verslaafden medisch begeleid, hem geen herhaalrecepten verstrekt voor methadon en temazepam. Tevens beklaagt hij zich erover dat hij blijkt te zijn uitgeschreven als patiënt bij de stichting. Verweerster voert verweer. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 15 juni 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde mr. H.J. Hangelbroek.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerster werd bijgestaan door mr. H.J. Hangelbroek, advocaat te Den Haag

2. De feiten

2.1 Klager is sinds 13 juli 2006 onder behandeling geweest van D te B vanwege afhankelijkheid van opioïden. Klager was daar ingesteld op methadon vanwege heroïnegebruik in het verleden.

2.2 Verweerster is als verslavingsarts in opleiding werkzaam bij D. Zij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de richtlijn methadonverstrekking. Zij was niet de regiebehandelaar van klager. Indien een patiënt zich niet houdt aan de op grond van de richtlijn methadonverstrekking gemaakte afspraken, wordt hij overgedragen aan de regiebehandelaar. Op dat moment vervalt de verantwoordelijkheid van de verslavingsarts in opleiding.

2.3 Op 24 februari 2016 heeft verweerster voor het laatst een herhaalrecept methadon voor klager uitgeschreven.

2.4 Klager heeft op 20 juni 2016 een klacht ingediend tegen klaagster die -kort gezegd- inhield dat verweerster ten onrechte geweigerd heeft een herhaalrecept voor methadon uit te schrijven.

2.5 De beslissing d.d. 30 december 2016 op de klacht houdt in, voor zover hier van belang:

“ (..) Volgens verweerster loopt het contact met klager moeizaam en komt hij regelmatig niet op afspraken. Hij wil zich niet houden aan de regels rondom de individuele opiaatbehandeling zoals vastgelegd in de RIOB (Richtlijn Opiaatonderhoudsbehandeling). Het was volgens verweerster de bedoeling dit met klager te bespreken op 24 februari 2016 (…). Volgens verweerster is tij- dens dit consult geprobeerd een aantal afspraken met klager te maken. Daarvan was de be- langrijkste eis – als voorwaarde voor behandeling – dat D hem enkel een recept voor methadon voor 3 maanden kon verstrekken, indien klager aan het eind van deze periode zelf en afspraak zou maken bij verweerster en de verslavingsarts. Dit is de minimale contactfrequentie om een middel als methadon te kunnen voorschrijven, aldus verweerster. Toen klager op 23 mei 2016 om een herhaalrecept methadon vroeg, kon verweerster hier niet aanvoldoen, omdat zijn vorige recept liep tot 25 mei 2016 en klager eerst een (contact)afspraak bij beide artsen moest inplannen. (…) Hierna heeft verweerster geen contact meer gehad met klaagster. (…) ”

2.6 Op 8 september 2016 heeft klager een gesprek gehad bij D met de regiebehandelaar en de manager bedrijfsvoering. In dat gesprek is tegen klager gezegd dat naar het idee van D van beide kanten vertrouwen ontbreekt, hetgeen de basis is voor een behandelrelatie, zodat klager zal worden uitgeschreven bij D.

2.7 Voorafgaand aan en na afloop van het gesprek op 8 september 2016 heeft verweerster contact opgenomen met de huisarts van klager. De huisarts heeft de behandeling overgenomen.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster klager per augustus 2016 heeft uitgeschreven bij D zonder dat de behandeling is overgedragen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij heeft aangevoerd dat zij in mei 2016 voor het laatst contact met klager heeft gehad. Klager verzocht op dat moment om een herhaalrecept methadon. Zij heeft dit niet uitgeschreven, omdat klager zich niet hield aan de op 24 februari 2016 met hem gemaakte afspraak inhoudende dat hij aan het eind van iedere drie maanden een afspraak diende te maken bij verweerster. Zij heeft de verantwoordelijkheid voor klager op dat moment overgedragen aan de regiebehandelaar. Nadat verweerster had geweigerd een herhaalrecept uit te schrijven heeft klager een klacht ingediend. Deze klacht is ongegrond verklaard. Na het indienen van de klacht heeft op 8 september 2016 een gesprek plaatsgevonden tussen klager, de regiebehandelaar en de manager bedrijfsvoering van D, waarin aan klager is medegedeeld dat het vertrouwen aan beide kanten ontbrak, zodat er geen basis was voor een behandelrelatie en is hem voorts medegedeeld dat hij om die reden zal worden uitgeschreven. Bij dit gesprek is verweerster niet betrokken geweest. Wel heeft zij ervoor zorggedragen dat de behandeling is overgedragen aan de huisarts van klager.

5. De beoordeling

5.1. Ter toetsing staat of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.

5.2. Bij het antwoord op de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld staat het persoonlijk handelen van verweerster centraal. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij in mei 2016 voor het laatst contact heeft gehad met klager. Bij het gesprek op 8 september 2016 waarin aan klager is medegedeeld dat hij zou worden uitgeschreven bij D was verweerster niet betrokken. Immers, op dat moment had zij de verantwoordelijkheid voor klager al overgedragen aan de regiebehandelaar. Van persoonlijke verwijtbaarheid met betrekking tot de uitschrijving bij D is dan ook geen sprake. Verweerster heeft juist conform de professionele standaard gehandeld door ervoor zorg te dragen dat de behandeling is overgedragen aan de huisarts.

5.3. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Indien en voor zover klager met zijn klacht tevens het oog heeft gehad op verwijtbaar handelen van andere bij de behandeling van klager betrokkenen, kan hij in zijn klacht niet worden ontvangen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

M.A. de Meij, J.H.J. Klaver en dr. F.E. Ros, leden-arts,

mr. S. Colsen, lid-jurist,

bijgestaan door mr. M.G. Verkerk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter