ECLI:NL:TGZRAMS:2017:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2017/241

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2017:116
Datum uitspraak: 19-10-2017
Datum publicatie: 19-10-2017
Zaaknummer(s): 2017/241
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Geen informed consent. Klager verwijt verweerder dat hij dat hem voorafgaand aan een stamceltransplantatie niet heeft geïnformeerd over het feit dat de donor een G6PD deficiëntie heeft. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 26 juni 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde: C,

tegen

D,

arts,

E,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. A. van der Veen, als jurist verbonden aan het F te E.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- de verklaring van de behandelend psycholoog van klager d.d. 31 juli 2017 (binnengekomen op 15 september 2017).

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is op de openbare zitting van 22 september 2017 gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met de klacht in de zaak 2017/240 op de voet van artikel 57 lid 1 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG).

Klager was afwezig met bericht van verhindering en heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn echtgenote mevrouw C, voornoemd. Ook aanwezig was mevrouw G, de dochter van klager, die waar nodig, voor klagers echtgenote heeft vertaald. Verweerder was aanwezig en werd bijgestaan door mr. Van der Veen voornoemd.

2. De feiten

2.1. Op 6 juli 2012 werd bij klager (geboortedatum juli 1960) de diagnose acute myeloïde leukemie (AML) gesteld. In de periode van juli tot en met september 2012 is klager in het F behandeld met chemotherapie. Na de eerste chemokuur – die overigens werd bemoeilijkt door diverse complicaties – was er sprake van een complete remissie. Van 16 augustus – 21 september 2012 onderging klager een tweede chemokuur – die eveneens gepaard ging met diverse complicaties – waarna de complete remissie werd geconsolideerd.

2.2. Verweerder is sinds april 2012 als arts-assistent in opleiding tot internist (AIOS) werkzaam bij het F. Van 23 juli 2012 tot en met 21 september 2012 is verweerder werkzaam geweest op de afdeling Hematologie en is in die periode als zaalarts betrokken geweest bij de chemotherapeutische behandeling van klager.

2.3. In verband met het feit dat bij klager sprake was van ‘poor risk’ AML en het risico op een recidief derhalve hoog was, is na overleg tussen klager en zijn behandelend hematoloog (dit betreft verweerder in de klacht met zaaknummer 17-240) besloten op zoek te gaan naar een donor voor een allogene stamceltransplantatie. Bij gebrek aan een meer geschikte (verwante) donor is uiteindelijk een onverwante donor gevonden met een andere weefseltypering dan klager (een zogenaamde ‘mismatched donor’). Vanwege het voornoemde hoge risico op recidief is met toestemming van klager toch besloten tot een stamceltransplantatie met deze mismatched donor. Verweerder is niet betrokken geweest bij deze zoektocht naar een geschikte donor.

2.4. Op 4 oktober 2012 is binnen het stamcel coördinatieteam van het F bekend geworden dat de donor van klager een G6PD deficiëntie had. Verweerder was op dat moment niet meer werkzaam op de afdeling Hematologie.

2.5. Op 23 oktober 2012 is klager ter voorbereiding op de stamceltransplantatie opgenomen op de afdeling Hematologie van het F. Op 31 oktober 2012 heeft de stamceltransplantatie plaatsgevonden. Klager is niet voorafgaand aan die transplantatie, maar eerst daarna op de hoogte gesteld van het feit dat de donor voornoemde G6PD deficiëntie had.

2.6. In juli 2014 is klager verhuisd naar B. De behandeling van klager is door de behandelend hematoloog overgedragen aan de hematoloog aldaar. Ten tijde van de onderhavige tuchtprocedure was klager bijna 5 jaar in remissie.

2.7. Klager heeft zich in april 2016 tot de klachtencommissie van het F gewend omdat hij niet voorafgaand aan de stamceltransplantatie was geïnformeerd over de bij de donor bestaande G6PD deficiëntie. Gedurende het verloop van deze klachtenprocedure heeft klager evenwel van verdere behandeling afgezien en een vordering tot schadevergoeding ingediend bij de afdeling Juridische Zaken van het F. De behandelend hematoloog en het F hebben in reactie daarop erkend dat klager voorafgaand aan de stamceltransplantatie op de hoogte gesteld had moeten worden van de G6PD deficiëntie van de donor en geïnformeerd had moeten worden over de consequenties daarvan. Daarvoor hebben zowel de behandelend hematoloog als het F excuses aangeboden. Aansprakelijkheid is door het F echter niet erkend omdat er volgens het F geen oorzakelijk verband bestaat tussen het tekortschieten in deze informatieplicht en de door klager gevorderde schade.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door hem niet voorafgaand aan de stamceltransplantatie op de hoogte te brengen van de G6PD deficiëntie bij de donor en de mogelijke consequenties daarvan, als gevolg waarvan klager niet de mogelijkheid heeft gehad de transplantatie te weigeren.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Zoals uit bovenstaande feiten blijkt, is verweerder alleen in de periode van 23 juli 2012 tot en met 21 september 2012 als zaalarts betrokken geweest bij de chemotherapeutische behandeling van klager. Toen op 4 oktober 2012 binnen (het stamcel coördinatieteam van) het F bekend werd dat de donor van klager een G6PD deficiëntie had, was verweerder niet meer werkzaam op de afdeling Hematologie en was hij ook niet meer betrokken bij de behandeling van klager. Ook daarna is hij niet meer bij de behandeling van klager betrokken geweest. Verweerder kan daarom geen enkel tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat klager voorafgaand aan de stamceltransplantatie niet op de hoogte is gesteld van de G6PD deficiëntie.

5.2. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door:

mr. A. van Maanen, voorzitter,

dr. C.M.F. Kruijtzer, jhr. dr. W.F. van Tets, drs. M.A. de Meij, leden-artsen,

mr. dr. A. Wilken, lid-jurist,

bijgestaan door mr. C. Neve, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2017 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. secretaris w.g. voorzitter