ECLI:NL:TGZCTG:2017:8 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.026

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:8
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 10-01-2017
Zaaknummer(s): c2016.026
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een chirurg. Klagers verwijten de chirurg (samengevat) dat hij als behandelaar van klaagster staat vermeld op het formulier van de Spoedeisende hulp, terwijl klaagster daar is gezien door een andere arts. De tekst op het formulier is dus niet correct. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.026 van:

1. A., wonende te B., 2. C., wonende te B., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

D., chirurg, werkzaam te E., verweerder in beide instanties.

1.               Verloop van de procedure

Bij pro forma klaagschrift van 7 september 2015, aangevuld bij klaagschrift van

26 september 2015 (met latere correcties) hebben A. en C. - hierna klaagster en klager, tezamen te noemen: klagers - bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen D. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 december 2015, onder nummer G2015/108, heeft dat College de klacht als van onvoldoende gewicht afgewezen. Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

            De chirurg heeft bij brief van 20 juli 2016 op het beroep van klagers gereageerd.

Bij brief van 1 december 2016, bij het Centraal Tuchtcollege ingekomen op

2 december 2016, hebben klagers een verzoek gedaan tot wraking van (onder meer) mr. T.L. de Vries (plaatsvervangend voorzitter Centraal Tuchtcollege) en

dr. R.T. Ottow (chirurg).

Bij beslissing van 5 december 2016 heeft de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege (voor zover hier relevant) het verzoek tot wraking afgewezen en tevens bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de leden van het Centraal Tuchtcollege niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoekers bekend zijn geworden.

Op 5 december 2016 (aangevuld op 6 december 2016) hebben klagers opnieuw een verzoek gedaan tot wraking van alle bij deze zaak betrokken leden van het Centraal Tuchtcollege. In dit verzoek zijn geen feiten of omstandigheden vermeld die pas na het eerdere verzoek tot wraking aan klagers bekend zijn geworden. Dit verzoek tot wraking is daarom niet in behandeling genomen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2016.025, C2016.027, C2016.028, C2016.029, C2016.030, C2016.031, C2016.032, C2016.033 en C2016.038 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 december 2016. Partijen zijn niet verschenen.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. Beoordeling

2.1 Het College stelt vast dat de klacht nog juist binnen de verjaringstermijn is ingekomen. Klagers zijn dus in zoverre op het nippertje ontvankelijk in hun klacht.

2.2  De klacht houdt het volgende in:

‘Deze arts staat als behandelaar op het formulier van de Spoed Eisende Hulp.

A. is echter gezien door behandelaar mw. F. op 8 september 2005 met de diagnose SL dissociatie en kneuzing schouder en enkel. De tekst op het formulier is niet correct.’

2.3  Indien het al zo is dat het verweerder is die op het desbetreffende formulier wordt bedoeld – de naam ‘D’ komt overigens voor op een formulier van een behandelcontact op 21 september 2005 – geldt het volgende.

2.4 Het is niet duidelijk welk belang klagers met hun klacht hebben. Voorts hebben zij geen gegevens verstrekt waaruit zou volgen dat verweerder voor deze – in hun ogen onjuiste – vermelding tuchtrechtelijk verantwoordelijk gehouden zou moeten worden.

2.5 Doorslaggevend is echter dat deze klacht van volstrekt onvoldoende gewicht is.

2.6 Bij deze stand van zaken bestaat er geen aanleiding klagers (andermaal) nog om een toelichting te vragen dan wel verweerder uit te nodigen – vele jaren na datum – nog op de klacht te reageren. Er moet aanstonds worden beslist als volgt.”

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

3.1       Op 8 september 2005 heeft klaagster letsel opgelopen aan arm, schouder en been.

            3.2.      Klaagster is op 21 september 2005 op de Spoedeisende Hulp van het G. behandeld in verband met het door haar opgelopen letsel.

4.               Beoordeling van het beroep

4.1            In beroep hebben klagers hun klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.

4.2            De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. W. de Ruijter en dr. R.T Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2017.              Voorzitter   w.g.         Secretaris   w.g.