ECLI:NL:TGZCTG:2017:338 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.235

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:338
Datum uitspraak: 14-12-2017
Datum publicatie: 14-12-2017
Zaaknummer(s): c2017.235
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Een vader dient een klacht in tegen een (cosmetisch) arts, omdat (1) de arts bij zijn vijftienjarige dochter een lipopvulling heeft aangebracht zonder toestemming van de ouders en (2) hij niet naar de legitimatie van zijn dochter had gevraagd. De dochter had bij de arts gelogen over haar leeftijd en had verklaard dat zij negentien jaar oud was. De arts heeft niet getwijfeld aan haar leeftijd, heeft haar identiteitsbewijs niet gecontroleerd en heeft de gevraagde behandeling uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege acht beide klachten gegrond en legt aan de arts een berisping op. Bij de hoogte van de maatregel heeft het Regionaal Tuchtcollege in aanmerking genomen dat de arts had verklaard dat patiënte kwetsbaar was en dat hij zijn optreden plaatst in een persoonlijke strategie om jonge kwetsbare vrouwen te beschermen, die volgens het Regionaal Tuchtcollege in strijd is met de door de beroepsgroep zichzelf opgelegde norm dat alleen jongeren ouder dan achttien jaar in aanmerking komen voor cosmetische ingrepen. De arts komt in beroep tegen de gegrondverklaring van de klachtonderdeel 1, omdat het Regionaal Tuchtcollege niet in de beoordeling heeft laten terugkomen dat patiënte heeft gelogen over haar leeftijd. Hij komt ook op tegen de hoogte van de opgelegde maatregel. Het Centraal Tuchtcollege acht klachtonderdeel 1 gegrond. De arts heeft een minderjarige behandeld en had kunnen voorkomen dat hij voorgelogen werd, door om haar identiteitsbewijs te vragen. Het Centraal Tuchtcollege ziet wel aanleiding om de hoogte van de opgelegde maatregel aan te passen, omdat bij de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege kennelijk een misverstand is ontstaan over de indruk die de arts over patiënte had en over de persoonlijke strategie van de arts. Korte geanonimiseerde samenvatting van de zaak, zoals steeds per zaak te vinden is op de site www.tuchtrecht.nl

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.235 van:

A., arts, werkzaam te B., appellant,

advocaat mr. V.C.A.A.V. Daniels,

tegen

C., wonende te D., verweerder in beroep,

klager in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

C. – hierna klager – heeft op 16 januari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen A. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 maart 2017, onder nummer 17/018, heeft dat College de klacht gegrond verklaard en aan de arts de maatregel van berisping opgelegd.

De arts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Klager heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 november 2017, waar zijn verschenen de arts en zijn advocaat. Klager is niet ter zitting verschenen. Mr. Daniels heeft de standpunten van de arts toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd. De arts heeft een schriftelijke verklaring voorgedragen, die eveneens aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

            2.1       Klager is de vader van E., geboren op in 2001 (hierna te noemen: patiënte).

2.2       Verweerder werkt als cosmetisch arts in B.

2.3       Op 5 januari 2017 heeft patiënte zich gemeld bij de kliniek van verweerder met de wens haar lippen te laten opvullen met fillers.

2.4       Patiënte heeft een intakeformulier ingevuld en daarop aangegeven dat zij negentien jaar oud is.

2.5       Ook in een voorgesprek met verweerder heeft patiënte gezegd dat zij negentien jaar oud is. Verweerder heeft de identiteit en leeftijd van patiënte niet gecontroleerd. Evenmin heeft verweerder de met gezag belaste ouder(s) verzocht om toestemming voor de behandeling.

2.6       Verweerder heeft diezelfde dag de lippen van patiënte opgevuld met niet-permanente fillers. 

3.         De klacht en het standpunt van klager

Klager heeft twee klachtonderdelen geformuleerd. Deze komen er zakelijk weergegeven op neer dat verweerder:

I           zonder toestemming van de ouders een lipopvulling bij patiënte heeft  aangebracht en

II         niet naar de legitimatie van patiënte heeft gevraagd.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Het meest verstrekkende verweer betreft de ontvankelijkheid van klager. Volgens verweerder is patiënte meerderjarig en heeft zij niet ingestemd met het indienen van deze klacht. Verweerder stelt voorts dat van onzorgvuldig handelen geen sprake is geweest. Omdat patiënte  ten tijde van de behandeling meerderjarig was, hoefde hij aan klager geen toestemming te vragen voor de behandeling. Verweerder erkent dat hij de identiteit van patiënte had moeten controleren.

5.         De beoordeling

5.1       Het college beoordeelt allereerst of klager ontvankelijk is in de door hem ingediende klacht. Het college stelt daarbij het volgende voorop. In artikel 65 lid 1 sub a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is vastgelegd dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Bij rechtstreeks belanghebbende dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de patiënt van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar. Daarnaast zijn als rechtstreeks belanghebbenden (ondermeer) aan te merken de wettelijke vertegenwoordigers, zoals de ouders of voogd van een minderjarige patiënt. Vast staat dat patiënte vijftien jaar oud is. Hieruit volgt dat klager in zijn hoedanigheid van vader van patiënte kan worden ontvangen in zijn klacht. Hiervoor is geen instemming van patiënte nodig. 

5.2       Ten aanzien van klachtonderdeel 1 oordeelt het college als volgt. Bij een minderjarige patiënt die de leeftijd van twaalf maar nog niet van zestien jaar heeft bereikt, is op grond van artikel 7:450 lid 2 BW tevens toestemming voor de behandeling nodig van de met gezag belaste ouder(s). Patiënte was ten tijde van de behandeling op 5 januari 2017 vijftien jaar oud. Dit betekent dat voor de behandeling toestemming nodig was van de met gezag belaste ouder(s). Verweerder heeft niet om deze toestemming gevraagd. Hieruit volgt dat klachtonderdeel 1 gegrond is.

5.3       Ten aanzien van klachtonderdeel II stelt het college het volgende voorop. Artikel 1 sub b 4e en artikel 5 sub a Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg verplicht de zorgaanbieder (waaronder wordt verstaan de instelling dan wel een solistisch werkende zorgverlener) om de identiteit en het burgerservicenummer van een cliënt vast te stellen wanneer de cliënt zich voor de eerste maal tot de zorgaanbieder wendt ter verkrijging van zorg. Verweerder, die zorgaanbieder is in de zin van deze wet, had op deze grond de identiteit van patiënte moeten controleren toen zij zich op 5 januari 2017 bij hem meldde. Hier komt bij dat de Leidraad plastische chirurgie en esthetische behandelingen in particuliere klinieken van de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) expliciet vermeldt dat alleen jongeren ouder dan achttien jaar in aanmerking komen voor cosmetische ingrepen zonder medische noodzaak. De Nederlandse Vereniging Cosmetische Geneeskunde (NVCG) heeft zich ter bescherming van minderjarigen geconformeerd aan het standpunt van de NVPC. Deze door de beroepsgroep van verweerder zichzelf opgelegde norm impliceert dat de leeftijd van een patiënt zorgvuldig moet worden gecontroleerd. Verweerder mocht daarom niet afgaan op de door patiënte verstrekte informatie, maar had om haar legitimatie moeten vragen. Klachtonderdeel II is gegrond.  

5.4       De conclusie van het voorgaande is aldus dat de klacht (in beide onderdelen) gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.

5.5       De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het college heeft hierbij meegewogen dat verweerder inziet dat hij de identiteit van patiënte had moeten controleren en zijn handelswijze inmiddels heeft aangepast. Het college rekent het verweerder evenwel zwaar aan dat hij een medisch niet noodzakelijke cosmetische ingreep heeft toegepast bij een meisje van vijftien jaar oud terwijl hij wist - zo heeft verweerder ter zitting verklaard - dat patiënte nog op school zat en zij volgens hem kwetsbaar was. Waarin die kwetsbaarheid bestond, wilde verweerder ter zitting desgevraagd niet toelichten.

Deze signalen hadden verweerder ertoe moeten aanzetten om de identiteit en leeftijd van patiënte te controleren en hem ervan moeten weerhouden om de lippen van patiënte op te vullen met fillers. Verweerder heeft daarentegen patiënte meteen behandeld om – zo heeft hij eveneens ter zitting verklaard – te voorkomen dat zij naar een andere kliniek zou gaan waar mogelijk zwaardere fillers zouden worden gebruikt. Verweerder plaatst zijn optreden in een persoonlijke strategie, bedoeld om jonge kwetsbare vrouwen te beschermen. Deze handelswijze is echter evident in strijd met de door de beroepsgroep zichzelf opgelegde norm dat alleen jongeren ouder dan achttien jaar in aanmerking komen voor cosmetisch ingrepen zonder medische noodzaak en die er juist toe strekt minderjarigen te beschermen.  

5.6       Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Het beroep van de arts richt zich tegen de gegrondverklaring door het Regionaal Tuchtcollege van het eerste klachtonderdeel en de hoogte van de opgelegde maatregel. Het beroep van de arts richt zich niet tegen de gegrondverklaring van het tweede klachtonderdeel. Klager voert verweer. Hij concludeert tot verwerping van het beroep.

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel

4.2       Het Centraal Tuchtcollege komt ten aanzien van dit klachtonderdeel op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet tot een ander oordeel dan het Regionaal Tuchtcollege. De arts stelt dat het Regionaal Tuchtcollege in zijn overwegingen ten onrechte niet tot uitdrukking heeft gebracht dat patiënte ten overstaan van hem en zijn praktijkmedewerker valse verklaringen over haar leeftijd heeft afgelegd.

Die klacht snijdt geen hout. Immers, ook als veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat de verklaringen van patiënte over haar leeftijd op grond van haar uiterlijk en voorkomen voor de arts in redelijkheid niet op voorhand ongeloofwaardig voorkwamen, raakt dit niet aan de gegrondheid van dit klachtonderdeel. Zoals het Regionaal Tuchtcollege met juistheid heeft overwogen rustte op de arts als zorgaanbieder de wettelijke plicht om de identiteit van zijn patiënte vast te stellen, toen zij zich op 5 januari 2017 bij hem meldde. Zou de arts vorm en inhoud hebben gegeven aan die verplichting, dan had hij niet alleen haar leeftijd – nog geen 16 jaren –  kunnen vaststellen, maar ook aan de met het gezag belaste ouder(s) om de voor behandeling nodige toestemming kunnen vragen. Zo bezien kan het door de arts gemaakte verwijt als zou hij zijn “voorgelogen en misleid” hem in het geheel niet baten. Het beroep ten aanzien van het eerste klachtonderdeel wordt derhalve verworpen.

Ten aanzien van de maatregel

4.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft bij de bepaling van de aard van de op te leggen maatregel in aanmerking genomen dat de arts wist dat patiënte nog op school zat en volgens hem kwetsbaar was en heeft hem zwaar aangerekend dat hij onder die omstandigheden een medisch niet noodzakelijke cosmetische ingreep bij een vijftien jarig meisje heeft toegepast. Verder heeft het Regionaal Tuchtcollege aangenomen en in aanmerking genomen dat de arts zijn optreden plaatst in een persoonlijke strategie, bedoeld om jonge kwetsbare vrouwen te beschermen. De arts brengt hiertegen in dat het niet anders kan zijn dan dat hij door het Regionaal Tuchtcollege verkeerd is begrepen. Hij betwist dat hij heeft verklaard (of van mening was) dat patiënte kwetsbaar was, noch dat hij heeft verklaard over een persoonlijke strategie die erop is gericht om jonge kwetsbare vrouwen te beschermen.

4.4       Het Centraal Tuchtcollege constateert, met de arts, dat in het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting die verklaring niet is vastgelegd. Het kennelijke misverstand dat hierover bij de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege is ontstaan, heeft de arts in beroep weggenomen. Gelet hierop en nu de arts naar aanleiding van de gebeurtenissen met patiënte de werkwijze in zijn kliniek rondom het vragen van een identiteitsbewijs heeft aangepast en voorts, omdat de arts blijk heeft gegeven van inzicht in zijn tekortschietende handelen, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat met de oplegging van een waarschuwing kan worden volstaan. Gelet hierop zal de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege worden vernietigd en zal aan de arts de maatregel van waarschuwing worden opgelegd.

4.5       Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de publicatie van deze uitspraak.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing, doch uitsluitend voor zover daarbij de maatregel van berisping is opgelegd, en in zoverre opnieuw rechtdoende:

legt aan de arts de maatregel van waarschuwing op;

bekrachtigt de beslissing voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact  en het Nederlands Tijdschrift voor Plastische Chirurgie (NTPC) met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en drs. R.E.F. Huijgen en prof. dr. D.A. Legemate,

leden-beroepsgenoten en mr. I. Diephuis-Timmer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2017.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.