ECLI:NL:TGZCTG:2017:311 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.208

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:311
Datum uitspraak: 31-10-2017
Datum publicatie: 15-11-2017
Zaaknummer(s): c2017.208
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Aan klaagster werd in het kader van bemoeizorg door een FACT-team hulp geboden. Verweerder is daarbij als coördinerend behandelaar opgetreden en heeft in dat verband meerdere huisbezoeken bij klaagster afgelegd. Klaagster verwijt verweerder dat hij zonder legitimatiebewijs en zonder zich voor te stellen haar huis is binnengedrongen, zonder toestemming heeft geprobeerd waardevolle spullen van klaagster mee te nemen, klaagsters huis heeft leeggehaald, ervoor heeft gezorgd dat klaagster geen uitkering meer kreeg en allerlei leugens heeft verteld, alles van klaagster heeft afgepakt en dat klaagster als zij over dat alles wil klagen, van hem geen klacht mag indienen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.208 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., verpleegkundige, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: D..

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 19 september 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 mei 2017, onder nummer 2016-242b heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege

van 31 oktober 2017, waar zijn verschenen verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde D. voornoemd. Klaagster is met kennisgeving niet ter terechtzitting verschenen.

Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op

31 oktober 2017, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

2.1 In mei 2015 is klaagster, samen met haar zus, aangemeld door de politie en E.-GGZ (team bemoeizorg), via de Acute Dienst van F., bij GGZ team G., alwaar verweerder werkzaam is als sociaal psychiatrisch verpleegkundige.

2.2 Naar aanleiding van de aanmelding heeft er, volgens Functie Assertive Community Treatment (FACT)-methodiek, een intake, een screening en een onderzoek door een psychiater plaatsgevonden. Daar klaagster en haar zus zelf geen hulpvraag hadden, werd er door het FACT-team hulp in het kader van ‘bemoeizorg’ toegepast. Verweerder werd coördinerend behandelaar van klaagster en haar zus.

2.3 Na de intakeperiode is er regelmatig contact geweest met klaagster en haar zus tijdens huisbezoeken. Ook verweerder heeft meermalen, tezamen met een collega, een huisbezoek bij klaagster afgelegd in het kader van begeleiding van klaagster en haar zus.

2.4 Klaagster heeft een klacht ingediend tegen GGZ team G. bij de klachten-commissie van F.. In afwachting van dat onderzoek en de uitspraak is er in de periode van 10 juli 2015 tot 9 september 2015 geen huisbezoek afgelegd bij klaagster. De Klachtencommissie heeft de klacht van klaagster niet gegrond verklaard.

2.5 Op 22 september 2016 werd besloten door het GGZ team G. om de bemoeizorg te staken.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij zonder legitimatiebewijs en zonder zich voor te stellen het huis van klaagster is binnengedrongen, dat hij zonder toestemming heeft geprobeerd waardevolle spullen van klaagster mee te nemen, dat hij klaagsters huis heeft leeggehaald, dat hij ervoor gezorgd heeft dat klaagster o.a. geen uitkering meer kreeg en dat hij allerlei leugens heeft verteld.

Klaagster verwijt verweerder kort samengevat dat hij van alles van klaagster heeft afgepakt en dat als klaagster daarover wil klagen, zij geen klacht van verweerder mocht indienen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Na bestudering van de overgelegde stukken is het voor het College duidelijk geworden dat klaagster ongenoegen heeft over meerdere medewerkers van F. dan wel over de gehele organisatie. Dit kan verweerder echter niet persoonlijk (tuchtrechtelijk) worden verweten. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, staat immers het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Verweerder kan geen verwijt worden gemaakt van (medisch) handelen door anderen.

5.2 Het College heeft geconstateerd dat er door de wooncorporatie een uithuiszettingsprocedure was aangezegd, vanwege overlast en brandgevaar. Door de kantonrechter was bepaald dat de hulpverleners een half jaar de tijd kregen om klaagster en haar zus te begeleiden en behandelen, om de ontstane situatie te veranderen. Er moest onder andere gezorgd worden dat de vuurlast in de woning verminderd zou worden, volgens het inspectierapport van de brandweer.

5.3 De klacht omvat een aantal verwijten. In zijn verweer heeft verweerder onder meer het volgende aangevoerd. Tijdens alle huisbezoeken heeft hij steeds gevraagd of hij samen met zijn collega binnen mocht komen. Verweerder is naar eigen zeggen gewoon om zich in het eerste contact te legitimeren met zijn legitimatiebewijs van F.. Verweerder kan zich niet herinneren of klaagster of haar zus het legitimatiebewijs hebben bekeken of dat hij het niet zou hebben getoond. Verweerder heeft steeds een afspraak heeft gemaakt voor een volgend huisbezoek. Naar aanleiding van de op handen zijnde inspectie door de brandweer, heeft verweerder samen met zijn collega, na nadrukkelijk verzoek van klaagster en haar zus, de situatie in het huis bekeken. In overleg met klaagster en haar zus zijn, op last van de brandweer, allerlei spullen opgeruimd dan wel weggegooid. Verweerder betwist spullen te hebben verkocht aan andere bewoners van de flat.

Verweerder heeft voorts ontkend ooit geprobeerd te hebben waardevolle spullen mee te nemen. Ook wordt door verweerder betwist dat hij uit eigen beweging contact heeft opgenomen met de gemeente B. in verband met de uitkering van klaagster dan wel met de Belastingdienst.

Verweerder stelt nooit te hebben gezegd aan klaagster dat zij niet mag klagen; in de contacten met klaagster heeft verweerder alleen gezegd dat door klachten relaties onder druk kunnen komen te staan of worden beëindigd.

5.4 Het College heeft vastgesteld dat verweerder, tezamen met andere hulpverleners, klaagster (en haar zus) heeft bijgestaan in het kader van de zogeheten bemoeizorg en uiteindelijk heeft kunnen voorkomen dat klaagster uit haar huis is gezet. Toen duidelijk werd dat de situatie was verbeterd, hebben verweerder en zijn collega’s zich teruggetrokken en is de hulp in het kader van de bemoeizorg stop gezet.

5.5 Alles overziend beschikt het College niet over een aanwijzing dat verweerder op enig moment in de periode van de begeleiding van klaagster (tuchtrechtelijk) verwijtbaar heeft gehandeld.

Verweerder heeft de klacht op onderdelen gemotiveerd betwist. Voor zover de standpunten van klaagster en verweerder uiteen lopen, kan het College de klacht bij gebrek aan objectieve aanknopingspunten niet op juistheid beoordelen.

Het College heeft niet kunnen vaststellen dat er door verweerder spullen voor zich zelf dan wel voor de verkoop zijn meegenomen.

Het verwijt dat klaagster geen klacht mocht indienen acht het College ook niet terecht gesteld, nu klaagster in de onderhavige procedure een klacht heeft ingediend en zij ook al eerder een klacht heeft neergelegd bij een andere instantie.

Het College komt tot de slotsom dat de klacht moet worden afgewezen.

5.6 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen ”.

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Klaagster beoogt met haar beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

3.2 Verweerder heeft verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

3.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege neemt over hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen. Dit betekent dat het Centraal Tuchtcollege evenals het Regionaal T uchtcollege van oordeel is dat van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster niet is gebleken. Het beroep van klaagster zal dan ook worden verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en

mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en P. Nieuwenhuizen-Berkovits en P. van der Zee, leden- beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2017.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.