ECLI:NL:TGZCTG:2017:232 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.078

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:232
Datum uitspraak: 25-07-2017
Datum publicatie: 26-07-2017
Zaaknummer(s): c2017.078
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen psychiater die volgens klager zonder aanleiding en zonder overleg met klager een rechterlijke machtiging heeft aangevraagd. Psychiater heeft de procedure om een rechterlijke machtiging aan te vragen na overleg met collega’s en de geneesheer-directeur echter niet in gang gezet, nadat hem uit telefonisch contact met klager bleek dat hij niet bereid was mee te werken aan een onderzoek (ten behoeve van de aanvraag van de rechterlijke machtiging) van een onafhankelijk psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Volgens het Regionaal Tuchtcollege kan niet worden gesteld dat de psychiater onzorgvuldig of met andere intenties dan zijn zorgen over klager heeft gehandeld. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.078 van:

A., thans zonder vaste woonplaats, appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

F., psychiater, werkzaam te C., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. F. Westenberg, advocaat te Hoorn.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 27 mei 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen F. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 december 2016, onder nummer 2016-162, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2017.056 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 juni 2017, waar zijn verschenen klager en de gemachtigde van de psychiater, namens de psychiater. De psychiater is zelf niet ter terechtzitting verschenen. Klager en de gemachtigde van de psychiater hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2.     De feiten

2.1       Klager is op 13 maart 2012 op basis van een inbewaringstelling opgenomen bij de GGZ te C.. De rechtbank heeft op 20 maart 2012 besloten geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling af te geven. Klager verklaarde zich tijdens het verhoor bereid tot verblijf en behandeling op vrijwillige basis. Hij ging echter op 1 april 2012 – tegen het advies van zijn behandelaren – met ontslag.

2.2       Na het ontslag van klager werd verweerder belast met de ambulante behandeling van klager. Op 25 mei 2012 heeft verweerder bij een niet-behandelend psychiater om een beoordeling van klager in het kader van een eventuele voorlopige machtiging gevraagd. Verweerder heeft hierover in het dossier van klager onder meer geschreven: …“Diagnostisch een psychotische man, met paranoïde persoonlijkheidstoornis. Sprake van oordeels- en kritiekstoornissen in die zin dat hij door z’n gedrag en de keuzes die hij maakt meer en meer maatschappelijk ten onder gaat. Hij is z’n huis nu kwijt, kan niet meer bij de vriendin verblijven waar hij na opname gelogeerd heeft en zit nu in een B&B. Voor hoe lang?”… … “Mogelijkheid van opname zou mogelijk zijn, indien hij zich ook zou laten behandelen, anders is opname niet meer dan een logeeradres. Dit kan aan patiënt worden voorgesteld. Indien hij daar niet mee akkoord gaat, RM aanvragen, gezien de psychiatrie en de maatschappelijke teloorgang die daarvan het gevolg is.”

2.3       Verweerder heeft klager op 25 mei 2012 telefonisch verteld dat hij een rechterlijke machtiging ging aanvragen, waarop klager boos is geworden. Verweerder heeft klager voor 4 juni 2012 uitgenodigd voor een gesprek met een onafhankelijk psychiater. Klager heeft geantwoord niet op de afspraak te zullen verschijnen. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder, in overleg met onder meer de geneesheer-directeur, besloten om ervan af te zien een rechterlijke machtiging voor klager aan te vragen.

3.     De klacht

Klager verwijt verweerder:

-                 dat hij zonder aanleiding en zonder overleg met klager een rechterlijke machtiging heeft aangevraagd, na afloop van diens inbewaringstelling.

             4.       Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       Verweerder heeft als voorbereiding op de procedure voor het aanvragen van een rechterlijke machtiging aan een onafhankelijk psychiater verzocht om een beoordeling van klager. Anders dan klager stelt, was hij hiervan wel op de hoogte want in het telefoongesprek dat verweerder daarover met hem had gehad, heeft klager geantwoord dat hij aan een dergelijk onderzoek niet wilde meewerken. Verweerder heeft de procedure – na overleg met collega’s en de geneesheer-directeur – niet verder in gang gezet. Er is dan ook geen sprake van dat de Officier van Justitie, laat staan verweerder, een rechterlijke machtiging voor klager heeft aangevraagd. Niet kan worden gesteld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. Het College is niet gebleken dat verweerder heeft gehandeld met andere intenties dan zijn zorgen over de situatie van klager. Dat verweerder mogelijk eerder heeft gemeend dat een rechterlijke machtiging van klager moest worden overwogen, stond verweerder vrij. 

De klacht is kennelijk ongegrond.

5.2       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2       De psychiater voert hiertegen verweer en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       Voor zover klager thans stelt dat hij nog geïnformeerd had moeten worden nadat de psychiater had besloten geen rechterlijke machtiging aan te vragen, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat deze stelling geen onderdeel uitmaakte van de klacht in eerste aanleg en dat nieuwe klachten buiten de behandeling in beroep vallen.

4.4       De behandeling van de zaak in beroep heeft overigens geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en

drs. A.C.L. Allertz en drs. E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en mr. I. Diephuis-Timmer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2017.

            Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.