ECLI:NL:TGZCTG:2017:226 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.070

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:226
Datum uitspraak: 25-07-2017
Datum publicatie: 26-07-2017
Zaaknummer(s): c2017.070
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de aangeklaagde tandarts onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij de brug op element 47 heeft beschadigd tijdens de behandeling op een specifieke datum. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het RTG en voegt daaraan toe dat de wijze waarop de tandarts de kies van klaagster heeft verwijderd, de lezing van de tandarts dat de beschadiging van de brug op element 47 niet het gevolg is van de behandeling aannemelijk maakt.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.070 van:

A., wonende te B., appellante,

klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan de VvAA te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 9 mei 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 29 november 2016, onder nummer 2016/155T, heeft dat College de klacht afgewezen.  

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 mei 2017, waar is verschenen klaagster, bijgestaan door haar zoon de heer B.J. Noomen, en de tandarts, bijgestaan door mr. Peet.

Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Op 9 maart 2016 heeft verweerder het gebit van klaagster gecontroleerd. Verweerder constateerde cariës profunda in element 16 distaal (een kies rechtsboven in het gebit) onder een oude kroon en een furcatie-probleem bij element 16 met tevens veel tandsteen. De problematiek was zodanig dat het element geëxtraheerd moest worden.

2.2       Op 14 april 2016 heeft verweerder element 16 in lokale anesthesie verwijderd. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van vergroting door gebruik van een loepbril. Eerst werd de oude kroon verwijderd. Daarna werden de wortels gesplitst. Vervolgens zijn de drie wortels verwijderd.

2.3       Tijdens de behandeling is veel kracht uitgeoefend door verweerder. De behandeling nam een half uur in beslag. Op de factuur voor de behandeling staat vermeld 'moeizaam trekken tand of kies' en 'moeizaam verwijderen van oud kroon- en brugwerk'.

2.4       Tijdens de behandeling lag klaagster achterover, met haar tong over (onder meer) element 47. Element 47 bevindt zich aan de rechter onderzijde van het gebit. Ten opzichte van element 16 ligt element 47 iets meer naar achteren. De tong en de plek rondom element 47 waren tijdens de behandeling van element 16 niet verdoofd.

2.5       Een week na het verwijderen van element 16 merkte klaagster dat de brug op element 47 beschadigd was. Er was een stuk porselein vanaf. Klaagster ondervond daarvan pijnklachten aan haar tong.

2.6       Voorafgaand aan de behandeling op 14 april 2016 was de brug op element 47 onbeschadigd.

2.7       Klaagster heeft op 22 april 2016 contact opgenomen met verweerder om de beschadiging van de brug te melden.

2.8       Op 26 april 2016 heeft verweerder element 47 onderzocht. Hij nam waar dat er disto-linguaal een klein chipje porselein van de brug op element 47 af was. Hij heeft element 47 iets gepolijst en aangegeven dat reparatie niet mogelijk was omdat er op de distale randlijst teveel kauwkrachten plaatsvinden.

2.9       Tijdens de behandeling op 14 april 2016 heeft noch verweerder, noch de assistente van verweerder, noch klaagster geconstateerd dat de brug op element 47 werd beschadigd of dat verweerder zou zijn uitgeschoten.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij de brug op element 47 heeft beschadigd tijdens de behandeling op 14 april 2016.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Tussen klaagster en verweerder is in geschil of verweerder tijdens de behandeling op 14 april 2016 de brug op element 47 heeft beschadigd. Indien dat komt vast te staan staat ter toetsing of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2       Volgens klaagster was de brug voor de behandeling niet beschadigd en is tijdens de behandeling veel kracht gebruikt, zodat het niet anders kan dan dat verweerder de brug tijdens de behandeling heeft beschadigd. Verweerder heeft ontkend dat hij de brug heeft beschadigd. Hij heeft aangevoerd dat tijdens de behandeling de tong van klaagster over de brug lag en hij met grote kracht uitgeschoten zou moeten zijn om de beschadiging te kunnen hebben veroorzaakt. Dat zou klaagster (of verweerder, dan wel zijn assistente) zeker hebben gemerkt, temeer omdat de tong en de plek rondom de brug niet verdoofd waren. Een veel aannemelijkere verklaring voor het ontstaan van de beschadiging is volgens verweerder dat de beschadiging is ontstaan als gevolg van het veranderde krachtenevenwicht in het gebit na de behandeling op 14 april 2016.

5.3       Het college kan niet vaststellen hoe de beschadiging is ontstaan. Desalniettemin acht zij de verklaring van verweerder over de oorzaak van het ontstaan van de beschadiging aannemelijker dan die van klaagster. Hierbij is van belang dat klaagster, noch verweerder of zijn assistente, tijdens de behandeling op 14 april 2016 hebben gemerkt dat verweerder met grote kracht is uitgeschoten en de tong en de brug heeft geraakt, hetgeen wel voor de hand had gelegen aangezien de tong die over de brug lag tijdens de behandeling en de plek rondom de brug, niet verdoofd waren.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.5       Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klaagster haar hiervoor onder 2. "De klacht en het standpunt van klager" vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De tandarts heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2       Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat ter terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de tandarts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt over hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder "5. De beoordeling" heeft overwogen. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de tandarts met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet BIG kan worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege voegt hieraan toe dat de wijze waarop de tandarts de kies van klaagster heeft verwijderd, namelijk eerst de kroon en daarna de drie wortels ieder afzonderlijk, waarbij alleen een bajonetvormige worteltang is gebruikt voor de verwijdering van de palatinale wortel, de lezing van de tandarts dat de beschadiging van de brug op element 47 niet het gevolg is van de behandeling op 14 april 2016, aannemelijk maakt.

4.3       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht van klaagster terecht ongegrond is bevonden en dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy

en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink,

leden- beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 25 juli 2017.   Voorzitter  w.g.    Secretaris  w.g.