ECLI:NL:TGZCTG:2017:219 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.386

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:219
Datum uitspraak: 25-07-2017
Datum publicatie: 26-07-2017
Zaaknummer(s): c2016.386
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   In een periode van een half jaar heeft verweerster, tandarts, bij klager verschillende behandelingen uitgevoerd ter verbetering van de toestand van het gebit van klager. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door: 1. hem voorafgaand aan de behandeling onvoldoende te informeren, 2. tot tweemaal toe een ondeugdelijke brug aan te bieden, als gevolg waarvan klager langdurige klachten heeft ondervonden en 3. onvoldoende nazorg te bieden. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het RTG en voegt daaraan toe klager met zijn in beroep overgelegde 'second opinion' niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de derde brug ondeugdelijk is geplaatst, of dat de tandarts anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.386 van:

A.,wonende te B., appellant,

klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. B.J. Lokollo, advocaat te Utrecht,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. D.M. Pot, advocaat te Utrecht.

 1.        Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 17 juli 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 juni 2016, onder nummer 15/212T, heeft dat College de klacht afgewezen.  

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift ingediend.

De klacht is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 mei 2017, waar is verschenen klager, bijgestaan door mr. Lokollo, en de tandarts, bijgestaan door mr. Pot.

Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2.       De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klager is in april 2014 [het Centraal Tuchtcollege begrijpt: 2013] voor het eerst bij verweerster gekomen ter controle van zijn gebit. Verweerster heeft bij klager verschillende behandelingen uitgevoerd ter verbetering van de toestand van het gebit van klager.

2.2. Op 15 april 2014 heeft verweerster de elementen 23/25 en 27 geprepareerd ter voorbereiding op een vijfdelige brug.

2.3. Op 23 april 2014 heeft verweerster de verstandskiezen van klager getrokken.

2.4. Op 30 april 2014 is klager bij verweerster gekomen in verband met het plaatsen van de brug in het tweede kwadrant. Bij het passen van de brug bleek zich een breuklijn te bevinden bij de 25 buccaal. Er is toen na overleg met de tandtechnicus besloten om een nieuwe brug te laten maken en om de brug met de breuklijn als tijdelijke brug te plaatsen.

2.5. Op 14 mei 2014 kwam klager bij verweerster voor het plaatsen van de nieuwe brug. Toen bleek de brug ter plaatse van element 23 palatinaal niet goed aan te sluiten. De tandtechnicus is erbij gekomen en er is besloten om nieuwe afdrukken en een nieuwe brug te maken.

2.6. Op 9 december 2014 heeft verweerster nieuwe afdrukken genomen en op

23 december 2014 is een nieuwe brug geplaatst.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld door (i) hem voorafgaand aan de behandeling onvoldoende te informeren, (ii) tot tweemaal toe een ondeugdelijke brug aan te bieden, als gevolg waarvan klager langdurige klachten heeft ondervonden en (iii) onvoldoende nazorg te bieden.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1. Het college wijst er bij de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Het gaat daarbij om persoonlijke verwijtbaarheid van de beroepsbeoefenaar.

5.2. Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt het college dat verweerster gemotiveerd heeft weersproken dat zij klager onvoldoende heeft geïnformeerd voorafgaand aan de behandeling. Verweerster heeft klager van tevoren verschillende modellen laten zien, hetgeen ook door klager is erkend. Het college kan dan ook niet vaststellen dat verweerster ten aanzien van de informatieverstrekking jegens klager in gebreke is gebleven.

5.3. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, overweegt het college als volgt. Ofschoon het ongelukkig is geweest dat klager tweemaal een brug aangeboden heeft gekregen waar iets aan schortte, hetgeen verweerster ook onderkent, maakt dit nog niet dat verweerster te dien aanzien een persoonlijk verwijt valt te maken. De eerste keer zat er een breuklijn in de brug. Verweerster heeft dit gebrek geconstateerd, benoemd en vervolgens maatregelen genomen die eruit bestonden dat ze ervoor heeft gezorgd dat een nieuwe brug zou worden gemaakt. In de gegeven omstandigheden heeft verweerster daarmee juist en niet verwijtbaar gehandeld. Toen de nieuwe brug vervolgens niet goed aan bleek te sluiten heeft verweerster dit wederom geconstateerd, benoemd en ook hier adequaat gehandeld door de tandtechnicus er meteen bij te halen om afdrukken voor een nieuwe brug te laten maken. Voor zover klager stelt dat ook de derde brug niet juist geplaatst is, heeft hij deze stelling niet onderbouwd. De enkele opmerking dat hij een second opinion heeft laten uitvoeren door een andere tandarts die zou hebben gezegd dat de brug nog steeds niet goed is geplaatst, is onvoldoende. Het had op de weg van klager gelegen om zijn stelling te onderbouwen, bijvoorbeeld door die second opinion op schrift over te leggen.

5.4. Tot slot stelt klager in het derde klachtonderdeel dat verweerster onvoldoende nazorg heeft betracht jegens klager. Verweerster heeft daartegenover aangevoerd dat klager op een geplande controleafspraak na het plaatsen van de brug, niet is verschenen. Later hebben klager en verweerster nog een gesprek gevoerd waarin verweerster de gang van zaken heeft uitgelegd. Dat verweerster de kosten voor de uiteindelijk geplaatste derde brug niet heeft kwijtgescholden, zoals klager had gevraagd, valt verweerster niet aan te rekenen, nu niet is gebleken dat deze brug ondeugdelijk is (geplaatst). De kosten voor de eerdere bruggen waar wel een gebrek aan zat, zijn vanzelfsprekend door verweerster niet bij klager in rekening gebracht. Het komt voor dat zich bij een dergelijke behandeling klachten en ongemakken voordoen. Dat hiervan bij klager in dit geval langdurig sprake is geweest, valt te betreuren, maar kan verweerster niet worden aangerekend.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten weergegeven in overweging 2. "De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klager zijn hiervoor onder 2. "De klacht en het standpunt van klager" vermelde klacht herhaald en nader toegelicht. De tandarts heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2       Klager is in beroep gekomen van de ongegrondverklaring van zijn klacht dat de tandarts hem voorafgaand aan de behandeling onvoldoende heeft geïnformeerd (klachtonderdeel 1).

4.3       Evenals het Regionaal Tuchtcollege overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de tandarts gemotiveerd heeft weersproken dat zij klager onvoldoende heeft geïnformeerd voorafgaand aan de behandeling. Voorts heeft de tandarts aangevoerd dat zij klager van te voren verschillende modellen heeft laten zien, hetgeen door klager is erkend. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft dan ook het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat niet vastgesteld kan worden dat de tandarts ten aanzien van de informatieverstrekking jegens klager in gebreke is gebleven. Het Centraal Tuchtcollege voegt daaraan toe dat de tandarts ter zitting in beroep onweersproken heeft verklaard dat zij in verband met de angstklachten van klager een extra consult heeft ingepland en uitgebreid de tijd voor klager heeft genomen. Het eerste klachtonderdeel is derhalve terecht ongegrond verklaard.

4.4       Ten aanzien van klachtonderdeel 2, inhoudende dat de tandarts tot tweemaal toe een ondeugdelijke brug heeft aangeboden, als gevolg waarvan klager langdurige klachten heeft ondervonden, komt het Centraal Tuchtcollege tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt over hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder 5.3 heeft overwogen. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het feit dat klager tot tweemaal een brug aangeboden heeft gekregen waar iets aan schortte, in het onderhavige geval niet maakt dat de tandarts te dien aanzien een persoonlijk verwijt valt te maken.

4.5       Ten aanzien van de stelling van klager dat de derde brug niet goed geplaatst is, overweegt het Centraal Tuchtcollege het volgende. Klager heeft in beroep een second opinion van dr. E., uitgevoerd op 25 augustus 2015, ingebracht. Deze 'second opinion' betreft echter niet meer dan een electronische aantekening waarbij E. een opinie heeft gegeven over de geplaatste brug. Daarbij is door E. weliswaar overgevoeligheid van elementen geconstateerd, maar in de aantekening wordt niet gesproken over pijnklachten zoals die thans door klager worden gepresenteerd. Voorts is niet duidelijk geworden of het onderzoek van E. uitsluitend is gebaseerd op een visuele inspectie; foto's van het gebit zijn in ieder geval niet overgelegd. Het Centraal Tuchtcollege concludeert dan ook dat de aantekening van E. geen deskundigenbericht in de gebruikelijke zin van het woord is die als contra-expertise heeft te gelden, hetgeen ter zitting door klager is bevestigd. Met deze aantekening heeft klager naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet aannemelijk gemaakt dat de derde brug ondeugdelijk is geplaatst, dan wel dat de tandarts anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld.

4.6       Voor zover klager tot slot in beroep is gekomen tegen de ongegrondverklaring van zijn klacht dat de tandarts onvoldoende nazorg heeft geboden (klachtonderdeel 3), onderschrijft het Centraal Tuchtcollege eveneens het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt dat oordeel, weergegeven in overweging 5.4 van de uitspraak waarvan beroep, over. Het derde klachtonderdeel is derhalve terecht ongegrond verklaard.  

4.7       Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. A.R.O. Mooy

en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink,

leden- beroepsgenoten en mr. A.R. Sijses, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 25 juli 2017.  Voorzitter  w.g.    Secretaris   w.g.