ECLI:NL:TGZCTG:2017:2 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.028

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:2
Datum uitspraak: 10-01-2017
Datum publicatie: 10-01-2017
Zaaknummer(s): c2016.028
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen een huisarts. Klagers verwijten de huisarts (samengevat) dat het formulier van de SEH niet correct is ingevuld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht voor zover deze onvoldoende is omschreven en de klacht overigens als van onvoldoende gewicht afgewezen. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.028 van:

1. A., wonende te B., 2. C., wonende te B., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

F., huisarts, (destijds) werkzaam te I., verweerster in beide instanties.

1.               Verloop van de procedure

            Bij pro forma klaagschrift van 7 september 2015, aangevuld bij klaagschrift van

26 september 2015 (met latere correcties) hebben A. en C. - hierna klaagster en klager, tezamen te noemen: klagers - bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen F. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 december 2015, onder nummer G2015/110, heeft dat College klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht voor zover deze onvoldoende is omschreven en de klacht overigens als van onvoldoende gewicht afgewezen. Klagers zijn van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

Bij brief van 1 december 2016, bij het Centraal Tuchtcollege ingekomen op

2 december 2016, hebben klagers een verzoek gedaan tot wraking van (onder meer) mr. T.L. de Vries (plaatsvervangend voorzitter Centraal Tuchtcollege) en

dr. R.T. Ottow (chirurg).

Bij beslissing van 5 december 2016 heeft de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege (voor zover hier relevant) het verzoek tot wraking afgewezen en tevens bepaald dat een volgend verzoek om wraking van de leden van het Centraal Tuchtcollege niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoekers bekend zijn geworden.

Op 5 december 2016 (aangevuld op 6 december 2016) hebben klagers opnieuw een verzoek gedaan tot wraking van alle bij deze zaak betrokken leden van het Centraal Tuchtcollege. In dit verzoek zijn geen feiten of omstandigheden vermeld die pas na het eerdere verzoek tot wraking aan klagers bekend zijn geworden. Dit verzoek tot wraking is daarom niet in behandeling genomen.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken met nummers C2016.025, C2016.026, C2016.027, C2016.029, C2016.030, C2016.031, C2016.032, C2016.033 en C2016.038 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 6 december 2016, waar is verschenen de huisarts. Klagers zijn niet verschenen.

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het College, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.               Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. Beoordeling

2.1 Het College stelt vast dat de klacht, die betrekking heeft op een (vermeend) handelen op 8 september 2005 nog juist binnen de verjaringstermijn is ingekomen. Klagers zijn dus in zoverre op het nippertje ontvankelijk in hun klacht.

2.2  De klacht houdt het volgende in:

‘Deze dame was werkzaam op de eerste hulp en heeft de diagnose SL dissociatie gesteld en meteen de pols ingegipst. De kneuzing van de schouder staat niet correct genoteerd op het formulier van de SEH en de kneuzing van de enkel is ook niet vermeld op dit formulier. Op het handgeschreven formulier staan twee verschillende soorten handschrift. De handtekening is van F. hebben wij begrepen.

Mogelijk omdat in de correspondentie van M. traumachirurg staat dat het letsel op 21 september 2005 staat is dit formulier zo opgesteld? Wellicht later? Wie heeft het ingevuld?

Graag stuiten wij de termijnen voor een eventuele betrokkenheid. Onze indruk is dat zij het in eerste instantie correct heeft opgepakt. Overigens is gips niet altijd wenselijk, maar kan een spalk of scopie wenselijk zijn. Mogelijk dat zij meer informatie kan verstrekken over de gang van zaken. Zij is vanzelfsprekend verantwoordelijk voor een correcte correspondentie.

2.3 Deze omschrijving biedt volstrekt onvoldoende aanknopingspunten voor de tuchtrechtelijke beoordeling van verweersters gedragingen. In elk geval is in hoofdzaak niet duidelijk wat verweerster concreet wordt verweten en wat de relevantie daarvan is voor de gezondheidsklachten die klaagster A. stelt te hebben. De klacht blijft steken in vragen en opmerkingen die in een direct contact met verweerster hadden kunnen worden besproken. Er blijkt niet dat er een dergelijk contact is geweest en dat het tot een onbevredigd resultaat heeft geleid.

2.4 Voor zover geklaagd wordt over niet geheel correcte notities, zijn die bezwaren van een te gering gewicht, nog daargelaten dat niet duidelijk welk belang klagers zoveel jaren na dato daarbij nog zouden hebben.

2.5 Er bestaat bij deze stand van zaken uit een oogpunt van behoorlijke procesorde geen aanleiding klagers andermaal in de gelegenheid te stellen hun klacht aan te vullen en te verduidelijken, laat staan om verweerster in het geding te betrekken door haar te vragen een verweerschrift in te dienen.  Er zal aanstonds moeten worden beslist als volgt.”

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

         3.1       Op 8 september 2005 heeft klaagster letsel opgelopen aan arm, schouder en been.

3.2.      Klaagster is op 21 september 2005 op de Spoedeisende Hulp van het G. behandeld in verband met het door haar opgelopen letsel.

4.               Beoordeling van het beroep

4.1            In beroep hebben klagers hun klacht (schriftelijk) herhaald en nader toegelicht.

4.2            De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. W. de Ruijter en dr. R.T Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 december 2016.            Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.