ECLI:NL:TGZCTG:2017:180 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.457
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2017:180 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-06-2017 |
Datum publicatie: | 22-06-2017 |
Zaaknummer(s): | C2016.457 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen neuroloog. Klager is in 2009 en 2010 bij verkeersongevallen betrokken geweest. Klager stelt als gevolg daarvan lichamelijke en psychische klachten te hebben opgelopen. In het kader van een wettelijke aansprakelijkheidsprocedure heeft de rechtbank (onder meer) verweerder (neuroloog) tot deskundige benoemd. Verweerder heeft een neurologisch rapport opgesteld en dit op 23 september 2015 met zijn declaratie aan de rechtbank toegezonden. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de verzekeraar gekomen. Klager verwijt verweerder dat deze in zijn rapportage van 23 september 2015 ten onrechte tot de conclusie komt dat hij geen blijvende neurologische verschijnselen als gevolg van het ongeval kan vaststellen. Voorts trekt klager de onafhankelijkheid van verweerder in twijfel, gelet op de hoogte van de factuur die hij heeft verzonden voor het opstellen van de rapportage. RTG Eindhoven wijst de klacht af als kennelijk ongegrond. Het CTG verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.457 van:
A., wonende te B., appellant,
tegen
C., neuroloog, werkzaam te D., verweerder in beroep,
gemachtigde: mr. F. van Woerden-Poppe.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna te noemen klager - heeft op 29 december 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 oktober 2016, onder nummer 15207, heeft dat College de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Klager heeft daarna nog stukken in het geding gebracht bij
e-mails van 14 en 25 april 2017.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal College van donderdag 11 mei 2017, waar zijn verschenen klager en de arts, bijgestaan door mr. F. van Woerden-Poppe.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager is in 2009 en 2010 bij verkeersongevallen betrokken geweest. Klager stelt als gevolg daarvan lichamelijke en psychische klachten te hebben opgelopen. De regelend verzekeraar heeft op 5 september 2014 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Den Haag tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Bij beschikking van 10 maart 2015 heeft de rechtbank (onder meer) verweerder benoemd tot deskundige en bepaald dat de verzekeraar het voorschot op de kosten van de deskundige dient te voldoen. Verweerder heeft de rechtbank tijdens zijn werkzaamheden om verhoging van het voorschot verzocht. Verweerder heeft op
23 september 2015 zijn rapport alsmede zijn declaratie aan de rechtbank toegezonden. De kosten van het onderzoek zijn voor rekening van de verzekeraar gekomen.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerder dat deze in zijn rapportage van 23 september 2015 ten onrechte tot de conclusie komt dat hij geen blijvende neurologische verschijnselen als gevolg van het ongeval kan vaststellen. Voorts trekt klager de onafhankelijkheid van verweerder in twijfel, gelet op de hoogte van de factuur die hij heeft verzonden voor het opstellen van de rapportage.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder meent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. De door hem opgestelde rapportage voldoet aan de eisen die daaraan volgens vaste jurisprudentie gesteld kunnen worden.
Ter toelichting heeft verweerder onder meer het volgende aangevoerd.
Verweerder is bevoegd en bekwaam tot het opstellen van neurologische rapportages. Verweerder heeft de medische stukken verzameld die betrekking hebben op het dossier en deze in de rapportage genoemd. Verweerder heeft bij klager een anamnese afgenomen, een algemeen lichamelijk onderzoek en een neurologisch onderzoek. Daarnaast heeft verweerder klager naar een neuropsychologe verwezen voor een neuropsychologisch onderzoek. Verweerder heeft zijn bevindingen uitgebreid en gedetailleerd onderbouwd en heeft adequaat en volledig gereageerd op de vragen en correcties van (de advocaat van) klager. Uit het medisch dossier blijkt niet dat recentelijk door de behandelaars van klager de diagnose whiplash dan wel traumatisch hersenletsel is gesteld. De neuropsycholoog kan de klachtpresentatie van klager niet verklaren vanuit de medische dossierinformatie en haar bevindingen.
Verweerder heeft tijdig een aanvullend voorschot gevraagd toen bleek dat hij de geoffreerde uren ging overschrijden. Verweerder heeft een gespecificeerde factuur opgesteld. Het is juist dat de factuur ongebruikelijk hoog is. Dat is te wijten aan de vele mails en correspondentie die verweerder tijdens het opstellen van de rapportage van klager en zijn gemachtigde ontving en waarop hij telkens diende te reageren. Dat de factuur betaald wordt door de verzekeraar betekent niet dat verweerder niet onafhankelijk zou zijn. Om die onafhankelijkheid te waarborgen worden juist kwaliteitseisen aan de deskundige gesteld, waaraan hij voldoet. Ook worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de rapportage, die ook de onafhankelijkheid van de deskundige waarborgen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Een rapportage zoals door verweerder is uitgebracht, wordt volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege aan de hierna volgende criteria getoetst:
1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
5.2 Het college is van oordeel dat de – zeer uitgebreide en gedetailleerde – rapportage van verweerder voldoet aan de hiervoor onder 5.1 vermelde criteria en heeft geen aanwijzingen dat verweerder in redelijkheid niet tot zijn conclusies heeft kunnen komen. Daarbij komt nog dat de bezwaren van klager zich overwegend richten op de (totstandkoming van de) rapportage van de neuropsychologe, waarvoor verweerder geen verantwoordelijkheid draagt.
5.3 Verweerder heeft de rapportage opgesteld in opdracht van de rechtbank en niet in opdracht van de verzekeraar. Het feit dat de kosten van de rapportage voor rekening zijn gekomen van de verzekeraar is geen aanwijzing voor partijdigheid, nu die kosten nu eenmaal dienen te worden voldaan en als gebruikelijk in dit geval voor rekening van de verzoekende partij zijn gekomen. Dat die kosten in dit geval hoger zijn geworden dan oorspronkelijk begroot, houdt zonder meer verband met de zeer kritische en actieve opstelling van klager en zijn advocaat, waarvan onder meer blijkt uit hoofdstuk 9 van de rapportage van verweerder (reactie op opmerkingen en verzoeken) en is alleen al daarom geen aanwijzing voor afwezigheid van onpartijdigheid.
5.4 De klacht dient dan ook te worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande wordt de klacht afgewezen als kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.
4.4 In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege nog dat het ter zitting geuite verwijt van klager dat de arts in zijn rapport niet had vermeld dat klager van de zijkant is aangereden, niet juist is. In de uitgebreide anamnese staat de toedracht van het ongeval omschreven. Daarbij is deze omstandigheid expliciet vermeld .
4.5 Het Centraal Tuchtcollege overweegt voorts dat de neurologische rapportage van E. uit 2012, die ten grondslag ligt aan het rapport van de arts, vermeldt dat op een MRI van 2012 geen afwijkingen zijn geconstateerd. Dat is nog eens bevestigd door een MRI in 2014 in het F.. Het Centraal Tuchtcollege heeft weliswaar niet kunnen vaststellen of de arts de betreffende MRI’s zelf heeft bestudeerd, maar zelfs als dat niet het geval zou zijn, dan is dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Er is immers niet gebleken van feiten of omstandigheden die de arts hadden moeten doen twijfelen aan de juistheid van die conclusies.
4.6 Het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks
en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en dr. R.P. Kleyweg en
drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. C.F. van Spanje-van Klaveren, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2017.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.