ECLI:NL:TGZCTG:2017:179 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2016.501
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2017:179 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-06-2017 |
Datum publicatie: | 22-06-2017 |
Zaaknummer(s): | C2016.501 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts (hierna: “de arts”). Klaagster was tot 16 december 2015 patiënt bij de huisartsenpraktijk van de arts. Klaagster is eerst alleen en daarna samen met een vriendin op consult geweest bij de arts. De arts heeft klaagster naar aanleiding van het tweede consult doorverwezen naar de crisisdienst voor een beoordeling, waar klaagster diezelfde dag is langsgegaan. Klaagster verwijt de arts dat zij: 1) klaagster ten onrechte heeft doorverwezen naar de crisisdienst; 2) in het medisch dossier van klaagster ernstige onwaarheden vermeldt; 3) gegevens aan derden verstrekt zonder dat klaagster dit weet en zonder toestemming van klaagster. RTG Den Haag heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.501 van:
A., wonende te B., appellante,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B., verweerster in hoger beroep,
gemachtigde: mr. F. van Woerden-Poppe, werkzaam te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna te noemen klaagster - heeft op 19 juli 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 oktober 2016, onder nummer 2016-207 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal College van 11 mei 2017, waar zijn verschenen klaagster, en de arts, bijgestaan door mr. Van Woerden-Poppe. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, klaagster aan de hand van haar schriftelijke aantekeningen. Klaagster legde voorts over het “Bericht Melding crisiscontact (…)” D. (Sociaal psychiatrisch verpleegkundige) en E. (Psychiater) aan de arts van 4 maart 2015.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“ 2. De feiten
1.1 Verweerster is werkzaam als huisarts en heeft samen met twee andere huisartsen een huisartsenpraktijk te B. Klaagster was tot 16 december 2015 patiënt bij de huisartsenpraktijk van verweerster.
1.2 Op 2 maart 2015 is klaagster voor het eerst bij verweerster op consult geweest. Het medisch dossier beschrijft het consult als volgt:
“S enorm druk, emotioneel, warrig verhaal; hak op de
S tak. (…)
S (…) wil niet dood, doet ook anderen niets aan. nooit bij psycholoog geweest
O goed verzorgd, druk
E chaotisch of toch manisch?
P uitelg aan mw dat ik het erg moeilijk vindt om nu
P een oplossing te vinden, ik twijfel erg of ik mw
P moet laten beoordelen door een pscyhiater ivm
P manie? of is mw altijd zo? Morgen retour met
P vriendin, zn eerder”
1.3 Op 3 maart 2015 is verweerster samen met een vriendin op het spreekuur van
verweerster gekomen. In het medisch dossier is het consult d.d. 3 maart 2015 als volgt beschreven:
“S idem, emotioneel, warrig, (…)
(…)
P beoordeling crisisdienst; ik word terug gebeld”
1.4 Verweerster heeft klaagster naar aanleiding van dit tweede consult doorverwezen naar de crisisdienst voor een beoordeling, waar klaagster diezelfde dag is langsgegaan. Het medisch dossier vermeldt op 3 maart 2015:
“S mw is op de hoogte van eigen risico
P Via F. verwezen naar Psychiatrie
P G. (…)
S 12 uur H. 45 voor beoordeling”
1.5 Klaagster heeft aan de huisartsenpraktijk van verweerster op 14 december en 15 december 2016 een bericht gestuurd met een klacht over de doorverwijzing van klaagster naar GGZ G., en de daaruit voortvloeiende kosten die ten laste kwamen van het eigen risico van klaagster.
1.6 Op 15 december 2015 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met
klaagster. Het medisch dossier vermeldt hierover het volgende:
“S mw gebeld nav klachten formulier; mw is boos dat
S de GGz zo duur is en dat ze nu pas de rekening
S krijgt.”
1.7 Op 16 december 2015 heeft klaagster zich aangemeld bij een andere huisarts. Het medisch dossier vermeldt:
“S Is akkoord met dossieroverdracht.
P Dossier in Medicom overgezet, geen papieren
P archief aanwezig.”
1. De klacht
Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij:
1. klaagster ten onrechte heeft doorverwezen naar de crisisdienst van de GGZ;
2. in het medisch dossier van klaagster ernstige onwaarheden vermeldt;
3. gegevens aan derden verstrekt zonder dat klaagster dit weet en zonder
toestemming van klaagster.
Klaagster ondervindt hiervan tot op heden nadelige gevolgen. Klaagster verzoekt om een herstel van haar medisch dossier en geen verdere bemoeienis en besmetting door klaagster.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Met betrekking tot de klachtonderdelen 1 en 2 overweegt het College als volgt. Uit het medisch journaal blijkt dat verweerster de beoordeling van klaagster tijdens het consult d.d. 2 maart 2015 niet goed heeft kunnen duiden, zodat zij een vriendin van klaagster heeft betrokken bij het consult d.d. 3 maart 2015. Het College acht een dergelijke beoordeling en afweging, namelijk om klaagster uiteindelijk door te verwijzen naar de afdeling Psychiatrie van GGZ G., juist.
5.2 De doorverwijzing van klaagster op basis van de consulten d.d. 2 en 3 maart 2015 getuigt van een goed hulpverlenerschap en een juiste handelwijze, nu gespecialiseerde GGZ en acute psychiatrie zich niet lenen voor een beoordeling door een POH-GGZ.
5.3 Uit het klaagschrift, alsmede het medisch dossier volgt dat klaagster op de hoogte was van het eigen risico. Het College acht het niet aannemelijk dat het medisch dossier van klaagster onwaarheden bevat.
5.4 Met betrekking tot klachtonderdeel 3 overweegt het College als volgt. Het verstrekken van medische gegevens in het kader van een verwijzing gebeurt op grond van veronderstelde toestemming. Klaagster is akkoord gegaan met de verwijzing naar GGZ G. door daar op of vlak na 3 maart 2015 naartoe te gaan. Omdat klaagster heeft ingestemd met de verwijzing, mag worden verondersteld dat klaagster ook heeft ingestemd met de informatie-uitwisseling. Verweerster mocht bij de verwijzing van klaagster naar GGZ G. derhalve relevante gegevens verstrekken.
5.5 Met betrekking tot het verzoek van klaagster tot aanpassing van haar medisch dossier, is het College van oordeel dat verweerster, na de overstap van klaagster d.d. 16 december 2015 naar een andere huisartsenpraktijk, geen beschikking (meer) heeft over het medisch dossier van klaagster en derhalve logischerwijze niet kan voldoen aan dit verzoek. Alleen om die reden kan aan deze wens van klaagster niet worden tegemoet gekomen worden.
Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
4.4 De ter zitting door klaagster overgelegde terugkoppelingsbrief van de GGZ-instelling is zo breed geformuleerd dat niet kan worden geconcludeerd dat het handelen van de arts nadien in strijd met dat advies is geweest.
4.5 Ten slotte hecht het Centraal Tuchtcollege eraan op te merken dat de door klaagster ondertekende EPD-uitsluiting niet op de onderhavige situatie ziet. Het ging hier om een gerichte verwijzing. Het uitgangspunt is daarbij dat relevante medische gegevens worden meegestuurd. Het ware wellicht beter geweest als de arts op dat punt iets kritischer was geweest (het systeem laat het weglaten van minder relevante gegevens toe), maar dit is niet zodanig onzorgvuldig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks
en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en
drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. C.F. van Spanje-van Klaveren, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2017.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.