ECLI:NL:TGZCTG:2017:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2017.002

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:174
Datum uitspraak: 20-06-2017
Datum publicatie: 20-06-2017
Zaaknummer(s): C2017.002
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2017.002 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. J.J. Brosius, advocaat te Goes,

tegen

C., arts voor arbeid en gezondheid-verzekeringsgeneeskunde,

werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 24 maart 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de verzekeringsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 27 september 2016, onder nummer 2016-065, heeft dat College klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot toekenning van een vergoeding van de kosten voor rechtshulp en de klacht voor het overige afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De verzekeringsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 april 2017, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door

mr. Brosius voornoemd, en de verzekeringsarts. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

2.1 In het kader van een bezwaarschriftprocedure van klaagster tegen een Ziektewetbeslissing van het UWV heeft de toenmalige gemachtigde van klaagster (eveneens mr. J.J. Brosius) tijdens de hoorzitting van 25 maart 2015 een stuk met medische gegevens betreffende klaagster aan verweerder overgelegd met verwijzing naar het medisch beroepsgeheim.

2.2 Het bezwaar van klaagster is ongegrond verklaard, waarop klaagster in beroep is gegaan hij de rechtbank. Vervolgens trof mr. Brosius het stuk met de medische gegevens aan bij de processtukken in die beroepsprocedure.

2.3 Verweerder maakte in zijn hoedanigheid van verzekeringsarts Bezwaar en Beroep deel uit van de bezwarencommissie UVW in de bezwaarzaak van klaagster.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden, door een stuk met medische gegevens van klaagster, dat aan verweerder onder verwijzing naar het medisch beroepsgeheim ter hand was gesteld, zonder enig overleg met klaagster (of haar gemachtigde) als gedingstuk in een beroepsprocedure in te brengen. Verweerder had gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om de medische gegevens van klaagster in een gesloten enveloppe bij het werkdossier te voegen.

Klaagster verzoekt verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten van rechtshulp.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 De medische informatie die mr. Brosius aan verweerder ter hand heeft gesteld tijdens de hoorzitting in de bezwaarprocedure betrof op de zaak betrekking hebbende medische informatie over klaagster, bedoeld ter onderbouwing van één van de bezwaargronden.

Het gevolg van overlegging van stukken in een procedure is dat deze stukken, waaronder ook stukken die medische informatie bevatten, deel uitmaken van het procesdossier (artikel 5 van de Regeling Beheer en verkeer medische gegevens bij bezwaar en beroep). Na instellen van beroep wordt het procesdossier voortgezet als beroepsdossier (eveneens geregeld in artikel 5 van de Regeling Beheer en verkeer medische gegevens bij bezwaar en beroep) en worden - op grond van artikel 8:42

lid 1 Awb - binnen vier weken de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de bestuursrechter gezonden. Op grond van het vorenstaande is de conclusie dat verweerder de gebruikelijke - en gereguleerde - procedure heeft gevolgd en niet heeft gehandeld in strijd met zijn beroepsgeheim. Niet is gebleken dat de medische stukken “ongecontroleerd in de burelen van het UWV” zijn verdwenen. De mogelijkheid om in bezwaar en beroep medische stukken buiten het dossier te houden bestaat alleen voor medische informatie die geen betrekking heeft op de zaak. Daarvan was hier geen sprake. Bij het vorenstaande komt dat klaagster pas na kennisneming van het beroepsdossier haar bezwaar heeft geuit tegen het feit dat bedoelde medische informatie deel is gaan uitmaken van het beroepsdossier. Dit terwijl bij ontvangst van de beslissing op het bezwaar van 23 mei 2015 duidelijk was dat deze medische informatie was opgenomen in de medische rapportage in de bezwaarschriftprocedure onder punt 7 (bijlage 3 bij dupliek), welke medische rapportage was gevoegd bij de beslissing. Als klaagster bij het indienen van haar beroepschrift nog iets had willen wijzigen aan het beroepsdossier van de afdeling Bezwaar en Beroep, dan had het op haar weg of op die van haar gemachtigde in die procedure gelegen om daarover in contact te treden met de afdeling Bezwaar en Beroep. Van een dergelijk contact is het College uit de stukken niet gebleken. Het kan verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten dat bedoelde informatie is meegezonden met de stukken naar de beroepsrechter. De klacht dient zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.2 In een medische tuchtprocedure is het niet mogelijk een vergoeding van de kosten voor rechtshulp toe te kennen. Klaagster is in haar klacht op dit punt niet ontvankelijk”.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klaagster is in beroep gekomen tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep strekt ertoe dat klaagsters klacht dat de verzekeringsarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een stuk met medische gegevens van klaagster, dat aan de verzekeringsarts onder verwijzing naar het medisch beroepsgeheim ter hand was gesteld, zonder enig overleg met klaagster (of haar gemachtigde) als gedingstuk in een beroepsprocedure in te brengen, alsnog gegrond wordt verklaard.

4.2 De verzekeringsarts heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijke en mondeling debat ter terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de verzekeringsarts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling’ heeft overwogen hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de verzekeringsarts de gebruikelijke – en gereguleerde – procedure heeft gevolgd en niet heeft gehandeld in strijd met zijn beroepsgeheim.

4.4 In aanvulling hierop overweegt het Centraal Tuchtcollege dat mr. Brosius bovengenoemd stuk met medische gegevens ongeclausuleerd en zonder enig voorbehoud in klaagsters bezwaarschriftprocedure tegen een Ziektewetbeslissing van het UWV heeft ingebracht door het stuk tijdens de hoorzitting van 25 maart 2015 in zijn geheel aan de verzekeringsarts ter hand te stellen ter onderbouwing van de door hem namens klaagster ingediende bezwaargronden. Ter terechtzitting in beroep bij het Centraal Tuchtcollege heeft mr. Brosius aangegeven dat hij het stuk toen niet heeft geclausuleerd vanwege tijdgebrek zijnerzijds.

4.5 Voorts merkt het Centraal Tuchtcollege op dat de verzekeringsarts niet kan worden tegengeworpen dat hij niet aanwezig was bij het mondeling vooronderzoek. Het staat partijen vrij al dan niet gebruik te maken van de gelegenheid om in een mondeling vooronderzoek te worden gehoord.

4.6 Dit betekent dat de klacht van klaagster faalt en dat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en drs. H.S. Boersma en

mr. drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2017.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.