ECLI:NL:TGZCTG:2017:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.446

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:166
Datum uitspraak: 13-06-2017
Datum publicatie: 14-06-2017
Zaaknummer(s): c2016.446
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een (oud-)huisarts. De kern van het verwijt (ook in beroep) is dat de huisarts een verwijsbrief heeft geschreven waarin klager wordt genoemd als veroorzaker van de psychische klachten van een (vroegere) patiënt van de huisarts, zonder klager daarover gehoord te hebben. Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat tijdens de terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de huisarts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling van de klacht’ heeft overwogen over de handelwijze van de huisarts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de huisarts niet onzorgvuldig ten opzichte van klager heeft gehandeld. Dit betekent de klacht van klager faalt. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.446 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, (destijds) werkzaam te D.,verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft bij klaagschrift van 13 juni 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 oktober 2016, onder nummer G2016/78, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummer C2016.447 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 april 2017, waar zijn verschenen klager en de huisarts, bijgestaan door mr. Peet.

Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Klager aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1.

Verweerder heeft op verzoek van een van zijn patiënten een verwijsbrief geschreven omdat deze patiënt hem vanaf 2013 regelmatig consulteerde in verband met stress gerelateerde klachten ten gevolge van een ex-klant van hem. Hij heeft de naam van klager in deze brief genoemd als de ex-klant.

3. De klachten

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft een verwijsbrief geschreven waarin klager werd genoemd zonder klager daarover gehoord te hebben.

4. Het verweer

Verweerder stelt dat hij op verzoek van zijn patiënt schriftelijk heeft verklaard dat hij deze patiënt vanaf 2013 psychologisch heeft begeleid en dat die hulp nodig was omdat die patiënt hem vertelde dat zijn stress gerelateerde klachten het gevolg waren van de bejegening door klager. Die verwijsbrief had de patiënt nodig om gespecialiseerde hulp in te schakelen.

De verklaring is geen geneeskundige verklaring van de eigen huisarts in die zin dat verweerder een oordeel geeft over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen.

Verweerder meent dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. De beoordeling van de klacht

Het college is van oordeel dat verweerder bij het opstellen van zijn verwijsbrief in objectieve zin heeft aangegeven waarom zijn patiënt hem bezocht. Daarbij heeft verweerder geen enkel subjectief waardeoordeel gegeven over de persoon van klager. De verwijsbrief is opgesteld met als doel om de patiënt door te kunnen verwijzen naar gespecialiseerde hulp en zegt niets over de (medische) toestand van klager.

Het college is op grond van de stukken van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig ten opzichte van klager heeft gehandeld.

6. Slotsom

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. De kern van zijn verwijt (ook in beroep) is dat de huisarts een verwijsbrief heeft geschreven waarin klager wordt genoemd als veroorzaker van de psychische klachten van een (vroegere) patiënt van de huisarts, zonder klager daarover gehoord te hebben.

4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege kan voorleggen die in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd (en dan alleen voor zover hij in die klachten niet-ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen). Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Voor zover in beroep nieuwe klachten naar voren zijn gebracht, blijven deze daarom buiten bespreking.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van het schriftelijk en mondeling debat tijdens de terechtzitting in beroep omtrent het handelen van de huisarts tot dezelfde bevindingen als het Regionaal Tuchtcollege en neemt hetgeen het Regionaal Tuchtcollege onder ‘5. De beoordeling van de klacht’ heeft overwogen over de handelwijze van de huisarts hier over. Daarmee onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de huisarts niet onzorgvuldig ten opzichte van klager heeft gehandeld. Dit betekent de klacht van klager faalt en het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en drs. M. van Bergeijk en dr. M.K. Drees, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 13 juni 2017. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.