ECLI:NL:TGZCTG:2017:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.342
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2017:130 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-04-2017 |
Datum publicatie: | 20-04-2017 |
Zaaknummer(s): | c2016.342 |
Onderwerp: | Onvoldoende informatie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen psychiater. Klaagster is in behandeling gekomen bij een psychiatrische instelling nadat zij door de politie was aangemeld in verband met veelvuldige en voortdurende aangiftes van door klaagster ondervonden burenoverlast. De psychiater is betrokken geweest bij de zorgverlening aan klaagster en heeft klaagster thuis bezocht in het kader van de aanvraag voor een Rechterlijke Machtiging (RM). Klaagster verwijt de psychiater dat zij klaagster onjuist heeft geïnformeerd over het doel van haar bezoek bij klaagster thuis in het kader van de RM-beoordeling en dat zij het onderzoek in het kader van de RM heeft aangegrepen om informatie te vergaren in het kader van een veel breder onderzoek betreffende de door klaagster ondervonden geluids- en/of burenoverlast, waarbij de psychiater uitdrukkelijk en bewust in strijd met de belangen van klaagster heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2016.342 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen:
C., psychiater, destijds werkzaam te D.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw, werkzaam te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 25 februari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 18 mei 2016 onder nummer 2015-063c heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Op 28 september 2016 is bij het Centraal Tuchtcollege nog binnengekomen een brief van 23 september 2016 van klaagster. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Vervolgens zijn bij het Centraal Tuchtcollege brieven van klaagster binnengekomen, gedateerd respectievelijk 16, 20 en 21 februari 2017. Bij brieven van 24 januari 2017 en
27 februari 2017 heeft het Centraal Tuchtcollege eerstgenoemde brieven van
16 januari 2017 en 20 februari 2017 van klaagster aan haar retour gezonden onder verwijzing naar artikel 5 van het Reglement van het Centraal Tuchtcollege, aangezien beide brieven zijn binnengekomen na indiening van het beroepschrift en verweerschrift en deze betrekking hebben op de inhoud van het geschil. Klaagsters brief van
21 februari 2017 met bijlagen is aan het procesdossier toegevoegd.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2016.340, C2016.341, C2016.343, C2016.344 en C2016.345 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 maart 2017, waar zijn verschenen klaagster en de psychiater, bijgestaan door mr. De Zeeuw.
Klaagster heeft haar standpunten nader toegelicht aan de hand van aantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd. Mr. De Zeeuw heeft de standpunten van de psychiater toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“(…) 2. De feiten
2.1 Klaagster, geboren in 1950, ervaart sinds de aankoop in 2003 van haar nieuwbouwappartement veel geluidsoverlast (voetstappen, piepende leidingen etc.) van haar boven- en onderburen. Zij denkt dat de buren dit expres doen en verdenkt de buren er ook van dat zij opnameapparatuur met allerlei geluiden in het afzuigsysteem van haar appartement hebben geplaatst.
2.2 In eerste instantie heeft klaagster samen met haar echtgenoot met de buren gepraat over de overlast. Sinds haar echtgenoot in januari 2005 is overleden staat zij er alleen voor. Zij heeft inmiddels tientallen brieven geschreven naar diverse instanties en heeft een advocaat ingeschakeld.
2.3 In de periode 2007-2010 is klaagster vervolgens in behandeling gekomen van E. (hierna: E.), nadat zij in 2007 was aangemeld door de politie in verband met veelvuldige en voortdurende aangiftes van de door klaagster ondervonden burenoverlast.
2.4 Verweerster was van november 2008 tot april 2012 werkzaam als psychiater in E.. Haar werkzaamheden besloegen (i) het behandelbeleid in afstemming met de beleidspsychiater, (ii) sturing van klinische behandelingen en (iii) supervisie van behandelaren tijdens klaagsters klinische opname op het F. te B.
In februari 2009 heeft verweerster klaagster thuis bezocht samen de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV-er) in het kader van de aanvraag van een rechterlijke machtiging (hierna RM).
2.5 In de periode 2007-2010 is tweemaal een RM aangevraagd voor klaagster, die eenmaal is toegewezen.
2.6 Na toewijzing van de RM, afgegeven op 30 maart 2009, is klaagster opgenomen in E. (gesloten acute opnameafdeling) en na twee weken overgeplaatst naar het F. (F.) te B. (open afdeling). De RM is uiteindelijk niet verlengd, waarna klaagster uit de zorg van E. is verdwenen. Klaagster heeft toen niet gekozen voor medicamenteuze behandeling.
2.7 Na 2010 heeft klaagster haar onvrede over E. en de verschillende behandelaren veelvuldig kenbaar gemaakt.
3. De klacht
In het klaagschrift, de door klaagster toegezonden stukken en de repliek richten de klachtonderdelen zich op:
a. de dienstverlening vanuit E. in het algemeen, waarbij zaken worden genoemd zoals bijvoorbeeld de beoordeling van het TNO-rapport, geschillen met de voorzitter van de VvE en de bewoners van het appartementencomplex waar klaagster woont etc.;
b. de door verweerster individueel aan klaagster verleende zorg.
Meer specifiek ten aanzien van punt b verwijt klaagster verweerster, dat zij:
1. klaagster onjuist heeft geïnformeerd over het doel van haar bezoek bij klaagster thuis in het kader van een RM-beoordeling in februari 2009;
2. het onderzoek in het kader van de RM heeft aangegrepen om informatie te vergaren in het kader van een veel breder onderzoek betreffende de door klaagster ondervonden geluid- c.q. burenoverlast, waarbij verweerster uitdrukkelijk en bewust in strijd met de belangen van klaagster heeft gehandeld.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Het College overweegt allereerst dat klaagster meer in algemene zin verwijten heeft geformuleerd, die buiten het kader van de medisch inhoudelijke zorg vallen. Die verwijten vallen buiten het bereik van het tuchtrecht en kunnen dus niet beoordeeld worden. Die verwijten zullen daarom verder buiten behandeling blijven.
5.2 Verweerster heeft klaagster onjuist geïnformeerd over het doel van haar bezoek in februari 2009 bij klaagster thuis in het kader van een RM-beoordeling.
Omtrent het eerste klachtonderdeel heeft verweerster het volgende tot haar verweer aangevoerd: Verweerster ontkent dat zij klaagster in februari 2009 onjuist heeft geïnformeerd over het doel van haar onderzoek. Zij heeft zich naar behoren voorgesteld aan klaagster en het doel van haar onderzoek toegelicht. Omdat enige specifieke onderbouwing van dit klachtonderdeel ontbreekt, kan verweerster daar niet meer aan toevoegen dan algemeen ontkennen dat het is gelopen zoals klaagster stelt in haar klachtbrief.
Het College oordeelt als volgt: Klaagster heeft haar klacht op dit punt niet nader onderbouwd en uit het medisch dossier en uit de stukken valt geen aanwijzing te putten dat het anders is gelopen dan verweerster heeft gesteld. Nu het College geen aanmerkingen heeft op de werkwijze van verweerster op dit punt, ziet het College niet in welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken en zal het klachtonderdeel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afwijzen.
5.3 Verweerster heeft het onder 5.2 genoemde huisbezoek aangegrepen om informatie te vergaren voor een breder onderzoek om daarmee klaagster in haar belangen te schaden.
Omtrent het tweede klachtonderdeel heeft verweerster het volgende tot haar verweer aangevoerd: Verweerster ontkent dat zij het onderzoek in het kader van de RM beoordeling heeft gebruikt om meer informatie te vergaren dan nodig was voor het bewuste onderzoek. Hoewel tijdens het bewuste bezoek is gesproken over de geluid- c.q. burenoverlast, omdat dit een centrale rol speelde in klaagsters problematiek, is deze informatie niet voor andere doeleinden aangewend c.q. gebruikt dan louter voor de RM-beoordeling.
Voor de politie was de geluid- c.q. burenoverlast destijds zelfs reden om klaagster aan te melden bij E..
Het College oordeelt als volgt: Klaagster heeft in de stukken niet concreet aangegeven welk breder onderzoek zij bedoelt en in welke belangen zij is geschaad. Nu het College in de stukken ook geen aanwijzingen heeft aangetroffen die het standpunt van klaagster ondersteunen, valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster zou treffen op dit punt en zal ook dit klachtonderdeel zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen. (…)”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje “2. De feiten”, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. A. Smeeïng-Van Hees, leden juristen en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt en
dr. W. de Ruijter, leden beroepsgenoten en mr. J.S. Heidstra, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2017. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.