ECLI:NL:TGZCTG:2017:122 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.290

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:122
Datum uitspraak: 11-04-2017
Datum publicatie: 12-04-2017
Zaaknummer(s): c2016.290
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen huisarts. Verweerster is als huisarts werkzaam bij een gezondheidscentrum. Verweerster en haar collega hebben een eigen praktijk met eigen patiënten. Klager heeft enige tijd als patiënt ingeschreven gestaan bij de college van verweerster. Op 3 juli 2012 heeft klager zich ingeschreven als patiënt in de praktijk van verweerster. Op 7 december 2013 ontving verweerster een verzoek tot uitschrijving en overschrijving van klager naar een huisarts die niet werkzaam was in hetzelfde gezondheidscentrum. Aan dat verzoek heeft verweerster voldaan. Klager verwijt verweerster dat zij hem weigert in te schrijven als patiënt in de praktijk en dat in de praktijk stagiaires zelfstandig, zonder toezicht, consulten en onderzoeken uitvoeren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager deels (voor zover de klacht ziet op handelen van verweerster vóór 7 oktober 2005) niet-ontvankelijk verklaard in de klacht wegens verjaring. Voor het overige is de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.290 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

F., huisarts, werkzaam te B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga.

1.               Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 7 oktober 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen F. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 20 april 2016, onder nummer 2015-241b, heeft dat college klager deels (voor zover de klacht ziet op handelen van verweerder vóór 7 oktober 2005) niet-ontvankelijk verklaard in de klacht wegens verjaring. Voor het overige is de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Namens de arts is een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2016.289 en C2016.287 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 23 maart 2017, waar zijn verschenen klager, en de arts, bijgestaan door mr. S.J. Berkhoff-Muntinga. De zaak is over en weer bepleit.

2.               Beslissing in eerste aanleg

2.1  In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

“2. De feiten

Verweerster is werkzaam als huisarts bij een gezondheidscentrum. Verweerster en

haar collega huisarts hebben beiden een eigen praktijk met eigen patiënten. Klager heeft enige tijd als patiënt ingeschreven gestaan bij de collega van verweerster.

Op 3 juli 2012 heeft klager zich ingeschreven als patiënt in de praktijk van

verweerster. Op 7 december 2013 ontving verweerster een verzoek tot uitschrijving en overschrijving van klager naar huisarts G.. Aan dat verzoek heeft verweerster voldaan.”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

“3. De klacht

Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij hem weigert in te schrijven als patiënt in de praktijk en dat zij stagiaires zelfstandig, zonder zijn toezicht, consulten en onderzoeken laat uitvoeren.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft primair aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de klacht niet duidelijk is en niet wordt onderbouwd. Subsidiair heeft verweerster de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“5. De beoordeling

5.1       Klager is ontvankelijk in zijn klacht. Uit het klaagschrift en de repliek kan voldoende worden afgeleid waarover hij zich beklaagt en waarom hij de arts daarvan een verwijt maakt. Daarom zal de klacht inhoudelijk worden beoordeeld.

5.2       Ingevolge artikel 65, vijfde lid, Wet BIG vervalt de bevoegdheid tot het indienen van een klaagschrift door verjaring in tien jaren. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het desbetreffende handelen of nalaten is geschied. De wetgever heeft hier een fatale termijn in het leven geroepen, die niet kan worden opgeschort, ook niet wanneer een patiënt pas later schade of hinder ondervindt van bedoeld handelen of nalaten. Voor zover de klacht ziet op het handelen van de verweerster vóór 7 oktober 2005 is deze derhalve verjaard. Klager is in zoverre niet-ontvankelijk voor zover hij refereert aan hetgeen voor deze datum heeft plaatsgevonden.

5.3       Op 7 december 2013 heeft klager een verzoek tot uitschrijving uit de praktijk van verweerster en overschrijving naar een andere huisarts gedaan. Dit verzoek heeft verweerster gehonoreerd en ten uitvoer gebracht. In het dossier zijn geen aanwijzingen te vinden dat klager op enig moment tegen zijn wens was uitgeschreven uit de praktijk van verweerster of hem de inschrijving in de praktijk van verweerster is geweigerd. Dit klachtonderdeel faalt dan ook.

5.4       Het volgende klachtonderdeel betreft de opleiding van huisartsen in de praktijk van verweerster. In de periode dat klager bij verweerster was ingeschreven als patiënt heeft klager zich niet tot haar praktijk gewend voor huisartsenzorg. Aldus is klager ook niet gezien door een huisarts in opleiding. Het tweede klachtonderdeel faalt.

5.5       Aan de andere opmerkingen van klager gaat het College voorbij, ofwel omdat de relevantie daarvan voor de klacht ontbreekt ofwel omdat verweerster deze heeft bestreden en enig verwijt niet valt vast te stellen.

5.6       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.               Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten” zijn weergegeven.

4.               Beoordeling van het beroep

Procedure

4.1            In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2            Door en namens de arts is gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.               Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter,

mr. R.A. van der Pol en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en

drs. M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. N. van der Velden, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2017.

                        Voorzitter  w.g.                                              Secretaris  w.g.