ECLI:NL:TGZCTG:2017:114 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2016.355

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2017:114
Datum uitspraak: 04-04-2017
Datum publicatie: 05-04-2017
Zaaknummer(s): c2016.355
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft zich voor een werkhervattingsgesprek met haar nieuwe leidinggevende ziekgemeld, waarna de bedrijfsarts klaagster thuis heeft bezocht. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij onzorgvuldig is geweest in zijn zorg ten opzichte van haar. De bedrijfsarts heeft zich gericht op het arbeidsconflict, de medische kant ter zijde geschoven, geen medische gegevens opgevraagd, geen anamnese afgekomen en niet de juiste richtlijn gehanteerd, aldus klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard en afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het door de bedrijfsarts verrichte onderzoek zorgvuldig geweest en dat de bedrijfsarts in redelijkheid tot een gesprek met de werkgever heeft kunnen adviseren. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.355 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., bedrijfsarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.S. Brun, advocaat te Rotterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 8 april 2016 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 16 augustus 2016, onder nummer G2016/51 heeft dat College de klacht ongegrond verklaard en afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 maart 2017, waar zijn verschenen klaagster en de bedrijfsarts, laatstgenoemde bijgestaan door mr. Brun voornoemd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd:

(…)2. Vaststaande feiten

            Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

            2.1

Klaagster is sinds 2004 werkzaam bij de gemeente E. Vanaf 2011 zijn tussen klaagster en haar werkgever gerechtelijke procedures gevoerd, waarbij in 2013 haar werkgever is opgedragen klaagster te re-integreren. Uit een door haar werkgever uitgevoerd haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden van terugkeer van klaagster is gekomen dat zij op de afdeling Sociale Zaken bij haar werkgever zou kunnen werken.

            2.2                                            

Het afdelingshoofd Sociale Zaken heeft klaagster uitgenodigd om op 19 januari 2016 werkafspraken te maken. Klaagster heeft zich voor die afspraak ziek gemeld. Op haar verzoek is een afspraak ingepland met de bedrijfsarts bij haar thuis. Op 19 januari 2016 heeft verweerder, bedrijfsarts, klaagster thuis bezocht en gedurende een ruim uur met haar gesproken. Haar huisarts had rust geadviseerd. Over een andere behandeling wilde zij geen mededeling doen en verweerder mocht daar ook geen navraag naar doen.

2.3

Per e-mail van 20 januari 2016 heeft verweerder het concept van een advies ten behoeve van klaagster en haar werkgever aan klaagster gestuurd.

            In dit advies is opgenomen:

”Gelet op mijn bevindingen is er vanuit ziekte geen reden om niet te starten met dit werk. Ik adviseer hiertoe om eerst met elkaar (medewerker en leidinggevende) in gesprek te gaan over de mogelijkheden en randvoorwaarden waaronder de werkzaamheden weer opgepakt kunnen worden. Er is geen reden vanuit ziekte om dit gesprek niet aan te gaan.”

Bij e-mailbericht van 21 januari 2016 heeft klaagster verweerder laten weten dat zij het gedeeltelijk oneens is met het advies. Zij heeft aangegeven dat zij niet in staat is om werkzaamheden te verrichten of aan een gesprek deel te nemen. Voorts heeft zij medegedeeld onder behandeling te zijn bij F. te G., mevrouw H., en huisarts I. te J..

            2.4                                            

Verweerder heeft bij e-mailbericht van 22 januari 2016 geantwoord dat naar zijn mening er geen redenen van medische aard zijn om niet met elkaar in gesprek te gaan en dat hij daarom zijn advies handhaaft en dit naar de werkgever en klaagster zal toesturen.

Klaagster heeft op 25 januari 2016 het afdelingshoofd Sociale Zaken bericht dat zij vanwege ziekte niet is staat is een gesprek aan te gaan en dat zij zich niet in het oordeel van verweerder kan vinden. Zij heeft diezelfde dag verweerder verzocht zijn advies te heroverwegen en aangekondigd anders een deskundigenoordeel van het UWV aan te vragen. Verweerder heeft daarop laten weten dat hij zijn advies niet zal heroverwegen en dat het klaagster vrijstaat een UWV- deskundigenoordeel aan te vragen.

            2.5

Klaagster heeft een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. De verzekeringsarts van het UWV heeft geconcludeerd dat klaagster per 19 januari 2016 niet langer ongeschikt is voor haar eigen werk. De door verweerder geadviseerde aanpak om eerst in overleg te gaan over de invulling van de werkzaamheden is volgens de verzekeringsarts een juist advies.

            3. De klacht                                                               

            De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder is als arts onzorgvuldig geweest in zijn zorg ten opzichte van klaagster als zieke werknemer. Hij heeft zich opgesteld als verlengstuk van zijn opdrachtgever en de juridische kant van de zaak overbelicht. Het hele gesprek op 19 januari 2016 is gegaan over het arbeidsconflict. De medische kant is door hem ter zijde geschoven. Hij heeft geen medische gegevens opgevraagd en geen anamnese afgenomen. Ook heeft hij niet de juiste richtlijn gehanteerd.

            4. Het verweer

            Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Voor het huisbezoek heeft verweerder de patiëntenkaart van klaagster bestudeerd, waardoor hij bekend was met de omstandigheid dat zij in het verleden uitgevallen was met longklachten en dat er sprake was van een arbeidsconflict, waardoor zij jaren niet aan het werk was geweest. Klaagster gaf aan zich ziek te hebben gemeld vanwege spanningsproblematiek. De ziekmelding hield geen verband met de longklachten. Deze kwamen wel aan de orde, maar uit het verhaal van klaagster, de anamnese en observatie leidde verweerder af dat de longproblematiek stabiel was.

De psychische klachten stonden centraal bij het huisbezoek. Klaagster vertelde sinds kort onder behandeling te zijn bij een psycholoog. Zij weigerde de naam te noemen en gaf verweerder uitdrukkelijk te kennen dat hij geen informatie mocht inwinen bij de psycholoog en ook niet met hem of haar mocht overleggen. De klachten van klaagster (moe, uitgeput en gespannen zijn, malen en piekeren en geen grip op zichzelf hebben) leken verband te houden met het arbeidsconflict en waren geen reden om het gesprek met het afdelingshoofd niet aan te gaan.

Nadat klaagster in haar e-mailbericht de naam van haar huisarts en psycholoog had vermeld, heeft verweerder zich afgevraagd of klaagster daarmee toestemming gaf informatie op te vragen. Naast dat klaagster twee dagen eerder expliciet te kennen had gegeven dat hij geen informatie op mocht vragen, kwam verweerder tot de conclusie dat hij niet verwachtte dat nadere infomatie zijn advies zou doen veranderen. Verweerder was van oordeel dat hij over voldoende informatie beschikte om tot handhaving van zijn advies te komen.

Verweerder heeft in januari 2016 de juiste richtlijn toegepast. Er is discussie geweest binnen de beroepsgroep over de STECR-Werkwijzer Arbeidsconflicten, maar in november 2015 is het advies om deze niet toe te passen herroepen.

            5. Beoordeling van de klacht

            5.1                                            

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet gaat om de vraag of het handelen beter had gekund, maar om het geven van antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het vermeende klachtwaardige handelen en met hetgeen toen binnen de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

            5.2                                            

Klaagster heeft zich ziekgemeld voor een gesprek met haar nieuwe leidinggevende over werkhervatting na langdurig niet gewerkt te hebben. Verweerder heeft als bedrijfsarts van de werkgever de vraag voorgelegd gekregen of hij in kaart kon brengen of er een gesprek tussen klaagster en een nieuwe leidinggevende kon plaatsvinden. Er heeft daartoe een gesprek van meer dan een uur bij klaagster thuis plaatsgevonden. Het college kan niet vaststellen hoe dit gesprek precies is verlopen, nu de lezingen van partijen uiteenlopen. Verweerder heeft uiteengezet dat hij op basis van het gesprek tot de conclusie is gekomen dat de psychische klachten centraal stonden bij de ziekmelding. Hij heeft onderzoek gedaan en klaagster uitgevraagd. Voor hem bestond de beperking dat klaagster hem expliciet te kennen had gegeven dat hij geen contact mocht opnemen met haar behandelaars.

            5.3                                            

De vraag die aan het college voorligt, is of verweerder in redelijkheid tot zijn advies heeft kunnen komen en of hij daartoe voldoende onderzoek heeft verricht. Het college neemt bij de beantwoording van deze vragen in ogenschouw dat verweerder geen informatie mocht opvragen bij de behandelaars. Dat klaagster twee dagen na het gesprek met verweerder in een e-mailbericht de namen van de behandelaars vermeldt, geeft verweerder naar het oordeel van het college niet het recht om, zonder specifieke machtiging daarvoor, informatie in te winnen bij hen, nu klaagster expliciet was geweest in haar weigering.

Het onderzoek dat verweerder heeft verricht is naar het oordeel van het college onder de gegeven omstandigheden voldoende geweest. Hij heeft de patiëntenkaart van klaagster bestudeerd en er heeft een gesprek van geruime duur plaatsgevonden, waar verweerder de klachten van klaagster in kaart heeft gebracht. Het concept-advies heeft hij aan klaagster gestuurd en haar de mogelijkheid gegeven te reageren. Hij heeft haar reactie meegewogen bij het handhaven van zijn advies.

5.4                                            

Op basis van dit onderzoek heeft verweerder in redelijkheid tot zijn advies kunnen komen en het eveneens kunnen handhaven na de reactie van klaagster. Dat verweerder daarbij de STECR-Werkwijzer Arbeidsconflicten heeft gehanteerd is naar het oordeel van het college niet onjuist, nu deze richtlijn in januari 2016 van toepassing was.

Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt ten aanzien van zijn handelwijze. Daarom zal de klacht ongegrond worden verklaard.

            (…)

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            3.1            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege grotendeels uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. “ 2. Vaststaande feiten ” zijn weergegeven. Slechts de onder 2.2 vermelde zinsnede “en verweerder mocht daar ook geen navraag over doen.” neemt het Centraal Tuchtcollege niet als vaststaand over, omdat klaagster heeft betwist dat de bedrijfsarts van haar geen navraag bij haar behandelaars mocht doen. 

3.2            In aanvulling op de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en omstandigheden stelt het Centraal Tuchtcollege, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, dan wel op grond van de - in zoverre niet bestreden - inhoud van de overgelegde producties en hetgeen ter terechtzitting is besproken, de volgende feiten vast.

3.3            Op de ARBO-werknemerinformatiekaart van klaagster (hierna: de informatiekaart) heeft de bedrijfsarts op 18 januari 2016 het volgende vermeld:

Notitie – Overleg – SMT – Info derden door: C. (BA)

Tekst van de notitie etc.:

Tel K. en DLG:

- mw zou morgen komen tbv bespreken inwerk programma

- terugkeer eigen afdeling niet mogelijk, vandaar naar SOZA

- nu heeft ze aangegeven niet te kunnen komen, ze is ziek en onder behandeling

- of de bedrijfsarts haar wil bezoeken want ze kan niet naar het gemeente huis komen.

de vragen zijn:

- wat is er aan de hand

- is er ziekte of is er wat anders aan de hand

- welke beperkingen zijn er

Dossier bekeken:

- er is sprake van een longprobleem

-er is sprak van een samenwerkingsprobleem

3.4            Klaagster heeft met toestemming van de bedrijfsarts een deel van het op

19 januari 2016 tussen hen gevoerde gesprek opgenomen. In het transcriptie van die opname is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld, waarbij “man” staat voor de bedrijfsarts en “vrouw” voor klaagster:

(…)

16:19 - 16:20 Man                Want wat voor klachten heeft u nu op het ogenblik?

16:21 - 16:27 Vrouw             Ik heb echt heel veel astma-aanvallen. Puur van de stress.

(…)

17:34 - 17:42 Man                Heb je een astma-aanval? Wat gebeurt er dan bij u? Kunt u dat omschrijven?

17:43 - 17:57 Vrouw                          Ja, m’n luchtpijp knijpt dicht en ik moet echt vechten om lucht. Ik heb, eh, pufjes. Salbutamol.

17:58 - 17:59 Man                Sabutamol die helpt wel?

18:00 - 18:02 Vrouw             Ja. Ik probeer ’t.

18:03 - 18:05 Man                En u vertelde ook zojuist van u slaapt niet?

18:07 - 18:20 Vrouw             Nee, almaar door m’n kop, eh, hoe moet ’t nou allemaal verder, ik weet het echt allemaal niet meer. Waar moet ik beginnen? Wat moet ik doen? Wat moet ik niet doen?

(…)

18:25 - 18:27 Man                Waar piekert u nog meer over?

(…)

19:30 - 19:43 Man                Bent u ook gespannen? Hartkloppingen, heeft u die ook? U bent ook snel emotioneel, hè?

(…)

19:50 - 19:52 Man                Bent u ook bang? Waar bent u bang voor?

(…)

20:34 - 20:35 Man                Bent u ook depressief?

20:36              Vrouw                         Ja

20:37 - 20:38 Man                Waar merk je dat aan?

(…)

21:03 - 21:29 Man                Maar heeft u ook doodsgedachten? Wilt u daar niet op

                                                 antwoorden? Hoort u ook wel eens stemmen? Als u dingen…ja, eigenlijk zijn ze er niet. Bent u het ogenblik. Ook onder behandeling van en arts of van een therapeut?

21:30              Vrouw             Ja.

21:30 - 21:32 Man                Van wie?

21:33 - 21:34 Vrouw                         Doe ik geen mededeling over.

21:35 - 21:39 Man                (NIET VERSTAANBAAR) behandeling. 

21:39 - 21:41 Vrouw             Als eerste bij de huisarts.

21:42 - 21:48 Man                Heeft de huisarts u geadviseerd? Wat voor advies heeft de huisarts u gegeven?

21:48 - 22:03 Vrouw                         Ben alleen maar moe. Uitgeput. Leeft mee met me. Je moet rust         nemen. Echt geen idee.

22:03 - 22:11 Man                Want dat heeft hij geadviseerd? Rust nemen? Heeft u ook bijvoorbeeld nog begeleiding van bijvoorbeeld een psycholoog?

22:11 - 22:13 Vrouw             Doe ik geen mededelingen over.

22:13 - 22:20 Man                Waarom wilt u daar geen mededelingen over doen? Waarom u dat niet doet?

22:20 - 23:02 Vrouw                         Mijn werkgever krijgt geen, eh, wat we nu bespreken, Over bepaalde zaken wil ik nog juridisch advies inwinnen.

(…)

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. Klaagster heeft aangevoerd dat de bedrijfsarts op 19 januari 2016 het gesprek vooringenomen is aangegaan vanuit de veronderstelling dat sprake was van een arbeidsconflict. Volgens klaagster was de bedrijfsarts gevraagd haar ziekmelding te beoordelen en had hij voor die beoordeling nadere informatie bij haar behandelaars moeten opvragen. De bedrijfsarts heeft geen zorgvuldig onderzoek naar haar medische klachten gedaan. In de terugkoppeling van 22 januari 2016 heeft de bedrijfsarts ten onrechte medische informatie met de werkgever gedeeld, aldus klaagster.

4.2       De bedrijfsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Anders dan de bedrijfsarts heeft gesteld, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat  hetgeen klaagster in beroep heeft aangevoerd, een (nadere) toelichting betreft op de klachten die zij in eerste aanleg ter beoordeling heeft voorgelegd. Van nieuwe klachten in beroep is geen sprake.

4.4       Ter zitting in beroep is gebleken dat klaagster uit het feit dat de bedrijfsarts in het gesprek op 19 januari 2016 de rapporten van L. en M. heeft genoemd ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat hij voorafgaand aan dit gesprek met de werkgever inhoudelijk over haar klachten heeft gesproken. De bedrijfsarts heeft ter zitting verklaard dat hij van de rapporten op de hoogte was op basis van de in het medische dossier opgenomen brief van 8 maart 2011 van klaagster aan haar vorige bedrijfsarts, waarin van de rapporten melding wordt gemaakt. Vervolgens is ter terechtzitting de inhoud van deze brief aan klaagster voorgelezen. Klaagster heeft verklaard dat daarmee haar vraag naar de bekendheid van de bedrijfsarts met de rapporten was beantwoord.

4.5       Ook anderszins is niet gebleken dat de bedrijfsarts vooringenomen is geweest. Anders dan klaagster heeft betoogd, kan uit de op de informatiekaart op 18 januari 2016 vermelde aantekeningen “Tel K.” en “Dossier bekeken” niet worden afgeleid dat de bedrijfsarts met de werkgever over de klachten van klaagster heeft gesproken en ook niet dat hij haar personeelsdossier heeft ingezien. De bedrijfsarts heeft aangevoerd dat de eerste aantekening betrekking heeft op de navraag die hij bij de werkgever heeft gedaan over de aanleiding van het gesprek dat hij met klaagster zou hebben en de tweede op het feit dat hij voorafgaand aan het gesprek met klaagster haar medisch dossier heeft doorgenomen. De inhoud van de informatiekaart biedt steun aan deze stelling, nu, zoals hiervoor onder 3.3 is weergegeven, hetgeen achter de aandachtstreepjes onder de aantekeningen is vermeld, gaat over de aanleiding van de opdracht en het medisch dossier.

4.6       Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het door de bedrijfsarts op

19 januari 2016 verrichte onderzoek zorgvuldig is geweest. Uit de informatiekaart en de transcriptie volgt dat de bedrijfsarts de lichamelijke en de psychische klachten van klaagster heeft uitgevraagd en dat hij met klaagster heeft gesproken over haar problemen en klachten uit het verleden en die van dat moment. Dat de focus van de bedrijfsarts slechts bij het arbeidsconflict heeft gelegen, zoals door klaagster is betoogd, kan gelet hierop niet worden vastgesteld.

4.7       Uit de transcriptie volgt dat klaagster niet heeft willen ingaan op vragen van de bedrijfsarts over haar behandelaars, omdat zij eerst juridisch advies wenste in te winnen. De bedrijfsarts heeft daarom zijn conceptconclusie en -advies gebaseerd op het medische dossier en hetgeen klaagster hem tijdens het uitgebreide consult had verteld. In reactie op de conclusie en het advies heeft klaagster bij emailbericht van

21 januari 2016 alsnog de namen van haar behandelaars genoemd. Klaagster heeft in dit emailbericht geen ondubbelzinnige toestemming voor het inwinnen van informatie gegeven en de bedrijfsarts niet gevraagd informatie op te vragen. Gelet hierop en tegen de achtergrond van de terughoudende opstelling van klaagster in het gesprek behoefde de bedrijfsarts uit het emailbericht niet te begrijpen dat klaagster hem alsnog toestemming gaf de behandelaars te benaderen.

4.8       Ook indien de bedrijfsarts had moeten begrijpen dat klaagster hem toestemming gaf voor het inwinnen van informatie, dan had de bedrijfsarts op basis van de klachten van klaagster - zonder de behandelaars te raadplegen - redelijkerwijs tot zijn advies kunnen komen. Nu de aanleiding voor het gesprek met de bedrijfsarts was gelegen in de ziekmelding voor het werkhervattingsgesprek, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de bedrijfsarts de aan hem voorgelegde vragen heeft opgevat als een opdracht te beoordelen of aan de zijde van klaagster beperkingen waren om haar werk te hervatten en/of daarover met de werkgever een gesprek te voeren. Aan deze opdracht heeft de bedrijfsarts voldaan met zijn conclusie dat een gesprek met de werkgever gezien de klachten van klaagster, ongeacht de ziekte die daaraan ten grondslag lag, geïndiceerd was . De arts heeft bij zijn beoordeling de destijds geldende Werkwijzer Arbeidsconflicten van STECR gevolgd. Aangezien er in ieder geval (ook) sprake was van een arbeidsconflict tussen klaagster en de werkgever is hij daarmee niet tekort geschoten in de zorg die hij jegens klaagster had behoren te betrachten.

4.9       De klacht van klaagster dat de bedrijfsarts in de terugkoppeling op 22  januari 2016 onder zijn beroepsgeheim vallende medische informatie met de werkgever heeft gedeeld, passeert het Centraal Tuchtcollege, omdat de terugkoppeling geen medische informatie bevat. Aldus volgt het Centraal Tuchtcollege de overwegingen en de beslissing van het Regionaal College.

4.10     De slotsom is dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. J.P. Fokker en mr. T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen en mr. drs. W.A. Faas en mr. drs. J.A.W. Dekker,

leden-beroepsgenoten en mr. A. Mul, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 4 april 2017.   Voorzitter  w.g.               Secretaris  w.g.