ECLI:NL:TGDKG:2017:94 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 644.2016
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:94 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2017 |
Datum publicatie: | 06-07-2017 |
Zaaknummer(s): | 644.2016 |
Onderwerp: | Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 9 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 7 juni 2016 met zaaknummer
C/13/603298 DW RK 16/135 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/610445 / DW RK 16/644 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ]
tegen:
1. [ ]
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ]
2. [ ]
gerechtsdeurwaarder te [ ]
beklaagden,
gemachtigde: [ ]
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 februari 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 maart 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 7 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 7 juni 2016. Bij brief, ingekomen op 21 juni 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 mei 2017.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders heeft een aantal dossiers ten laste van klager in behandeling (gehad).
- Klager heeft voor een viertal dossiers een betalingsregeling getroffen ter hoogte van € 500,00 per maand, welke betalingsregeling bij brief van
25 februari 2015 is bevestigd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders, dan wel het kantoor van de gerechtsdeurwaarders:
a: geen antwoord geeft op recente correspondentie;
b: telefonisch contact verbreekt;
c: betalingen foutief verwerkt;
d: misbruik maakt van haar bevoegdheden.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de Kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt als zij zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde aanmerkt terwijl klager zijn klacht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder heeft gericht (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Klager heeft zijn klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarders genoemd in de aanhef van deze beschikking. In het verweerschrift heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder verzocht om de klacht enkel op naam van gerechtsdeurwaarder sub 2 te zetten. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam worden de door klager met naam genoemde gerechtsdeurwaarders beiden als beklaagden aangemerkt en zal het verweerschrift worden beschouwd als zijnde afkomstig van de in de aanhef genoemde gerechtsdeurwaarders.
4.2. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat klager niet heeft onderbouwd op welke correspondentie hij geen antwoord heeft gekregen. De gerechtsdeurwaarder heeft laatstelijk bij brief van 12 februari 2016 op klager gereageerd. Deze enkele niet nader door klager onderbouwde stelling is onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vast te stellen.
4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het geen beleid is om telefoongesprekken voortijdig te beëindigen. Nu dit klachtonderdeel eveneens onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd is door klager, kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders vastgesteld worden.
4.4. Met betrekking tot klachtonderdelen c en d, welke zich lenen voor een gezamenlijke behandeling, overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat klager zich inderdaad heeft gehouden aan de overeengekomen betalingsregeling en alle betalingen tijdig heeft verricht, waardoor de vier dossiers waarvoor deze betalingsregeling werd getroffen, volledig zijn voldaan. Door een omissie van de gerechtsdeurwaarders was de rente in een bepaald dossier niet meegenomen, waardoor de schijn ontstond dat bedragen niet volledig waren betaald. Dit is ook te zien op de door klager overgelegde overzichten. Door deze fout is klager niet benadeeld, aangezien de fout door de gerechtsdeurwaarder is hersteld door de rente (zonder klager daarvoor iets in rekening te hebben gebracht) tegen te boeken. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager zijn verontschuldigingen aangeboden voor de gemaakte fout. De fout is ook niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kan worden. Van misbruik van bevoegdheden is gelet op de overgelegde producties niet gebleken, nu het beslag op de auto van klager na constatering en herstel van de omissie direct werd opgeheven. Deze klacht dient derhalve als van onvoldoende gewicht te worden afgewezen.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op zijn brieven van 29 januari 2016, 5 februari 2016 en 9 juni 2016. Op
9 juni 2016 heeft de gemachtigde van klager getracht telefonisch overleg te plegen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarders, maar heeft hij, nadat hij drie keer tevergeefs in de wacht is gezet, de hoop opgegeven. Verder is door een slordigheid van de gerechtsdeurwaarders een schuld bij de bank ontstaan. De gerechtsdeurwaarders maken misbruik van hun bevoegdheid door klager bij brief van 14 juni 2016 te informeren dat ze opdracht hebben gekregen hem te dagvaarden.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. De gerechtsdeur-waarders hebben bij brief van 12 februari 2016 op de brieven van klager van
29 januari 2016 en 5 februari 2016 gereageerd. Het verzet stuit hierop af. De brief van klager van 9 juni 2016 dateert van na de ingediende klacht van 14 februari 2016 net als de niet geslaagde poging om telefonisch contact te leggen en de schuld die bij de bank zou zijn ontstaan. Nieuwe klachten kunnen in verzet echter niet in behandeling worden genomen.
7.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.3 De Kamer merkt nog op dat de gemachtigde van klager in zijn e-mailbericht van
9 juni 2016 zeer dreigende taal richting de gerechtsdeurwaarders heeft geuit: “… dat de volgende deurwaarder van jullie kantoor die toegang tot mijn woning wil verschaffen ik zijn nek zal breken!!!!”. Na hierop door de voorzitter van de Kamer te zijn aangesproken heeft de gemachtigde van klager dit dreigement niet teruggenomen, in tegendeel, hij uitte opnieuw een dreigement richting de gerechtsdeurwaarders ter zitting. De Kamer wil klager meegeven dat de gerechtsdeurwaarders slechts hun ambt uitoefenen en dat elke vorm van dreigement richting de gerechtsdeurwaarders, hoe groot de frustratie van (de gemachtigde van) klager ook is, niet gerechtvaardigd is.
7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en
mr. W.M. de Vries en M.W.de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.